ECLI:NL:RBNNE:2019:5099

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 december 2019
Publicatiedatum
9 december 2019
Zaaknummer
18/830306-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging tot zware mishandeling met gebruik van voorwerpen

Op 9 december 2018 vond in Oude Pekela een gewelddadig voorval plaats waarbij de verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer zwaar mishandelden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, het slachtoffer met gebalde vuisten heeft geslagen en geschopt, en bovendien voorwerpen zoals een koffiezetapparaat en kopjes tegen het slachtoffer heeft gegooid. De verdachte werd aangeklaagd voor poging tot doodslag, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde, namelijk zware mishandeling, wel bewezen. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op, evenals een taakstraf, en bepaalde dat de verdachte zich moet houden aan bepaalde voorwaarden, waaronder meldplicht bij de reclassering en behandeling. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830306-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 december 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
25 november 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.P. Eckert, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M. Scharenborg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 9 december 2018 te Oude Pekela, gemeente Pekela, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet,
-die [slachtoffer] een kopstoot heeft/hebben gegeven en/of
-meermalen althans eenmaal die [slachtoffer] met gebalde vuist in het gezicht en/of tegen de borst en/of de nek heeft/hebben geslagen en/of
-die [slachtoffer] naar de grond heeft/hebben getrapt en/of
-op de borst, althans het lichaam, van die [slachtoffer] is/zijn gaan zitten en/of
-meermalen, althans eenmaal, met kracht met gebalde vuisten op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met kracht met geschoeide voeten tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of elders tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of
-een koffiezetapparaat en/of een koffiekan met (hete) koffie en/of kopjes en/of een glazen fles, althans harde voorwerpen tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gegooid en/of met een een koffiezetapparaat en/of koffiekan gevuld met (hete) koffie en/of kopjes en/of een glazen fles, althans harde voorwerpen tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of
-waarbij die [slachtoffer] het bewustzijn heeft verloren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 9 december 2018 te Oude Pekela, gemeente Pekela, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
-die [slachtoffer] een kopstoot heeft/hebben gegeven en/of
-meermalen althans eenmaal die [slachtoffer] met gebalde vuist in het gezicht en/of tegen de borst en/of de nek heeft/hebben geslagen en/of
-die [slachtoffer] naar de grond heeft/hebben getrapt en/of
-op de borst, althans het lichaam, van die [slachtoffer] is/zijn gaan zitten en/of
-meermalen, althans eenmaal, met kracht met gebalde vuisten op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met kracht met geschoeide voeten tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of elders tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of
-een koffiezetapparaat en/of een koffiekan gevuld met (hete) koffie en/of kopjes en/of een glazen fles, althans harde voorwerpen tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gegooid en/of met een een koffiezetapparaat en/of koffiekan gevuld met (hete) koffie en/of kopjes en/of een glazen fles, althans harde voorwerpen tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of
-waarbij die [slachtoffer] het bewustzijn heeft verloren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 9 december 2018 te Oude Pekela, gemeente Pekela, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door
-die [slachtoffer] een kopstoot te geven en/of
-meermalen althans eenmaal die [slachtoffer] met gebalde vuist in het gezicht en/of tegen de borst en/of de nek te slaan en/of
-die [slachtoffer] naar de grond te trappen en/of
-op de borst, althans het lichaam, van die [slachtoffer] te gaan zitten en/of
-meermalen, althans eenmaal, met kracht met gebalde vuisten op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] te slaan en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met kracht met geschoeide voeten tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of elders tegen het lichaam te schoppen en/of
-een koffiezetapparaat en/of een koffiekan gevuld met (hete) koffie en/of kopjes en/of een glazen fles tegen het hoofd althans het lichaam van die Huttinge te slaan en/of met een koffiezetapparaat en/of koffiekan gevuld met (hete) koffie en/of kopjes en/of een glazen fles, althans harde voorwerpen tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer] te slaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat kan worden bewezen dat het slachtoffer tegen zijn hoofd en lichaam is geschopt en geslagen, terwijl hij op de grond lag. Onder verwijzing naar diverse jurisprudentie heeft de officier van justitie gesteld dat daarmee sprake is van een poging tot doodslag, terwijl het feit in vereniging is gepleegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. De raadsman heeft gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte tegen het lichaam van aangever heeft geslagen en geschopt. Als medeverdachte [medeverdachte 1] tegen het hoofd van aangever heeft geschopt, valt dat niet onder het gemeenschappelijke opzet. Het lijkt erop dat dit de laatste gewelddadige handeling is geweest en dat het daarna klaar was. In dat geval heeft verdachte geen tijd gehad om zich te distantiëren. Het schoppen tegen het hoofd moet daarom buiten het medeplegen vallen. Mocht de rechtbank dit toch bewezen achten, dan moet meewegen dat niet kan worden vastgesteld met hoeveel kracht er is geschopt. Niet elke schop levert een poging tot doodslag op.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht een poging tot doodslag niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte van het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Uit de bewijsmiddelen volgt dat aangever op 9 december 2018 door verdachte en zijn medeverdachten tegen het hoofd is gestompt en geschopt. De rechtbank is van oordeel dat dit niet zonder meer de aanmerkelijke kans oplevert dat aangever daardoor zou komen te overlijden. Uit de stukken in het dossier kan niet worden opgemaakt met hoeveel kracht is geslagen of geschopt. Bovendien blijkt uit de twee medische verklaringen in het dossier dat de verwondingen eerder lijken te zijn ontstaan door het gooien met het koffiezetapparaat en/of kopjes.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wel bewezen en past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 25 november 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik word ook wel [verdachte] genoemd. Ik ben met aangever in een worsteling geraakt, waarbij er vast wel over en weer is geslagen en geschopt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever
d.d. 10 december 2018, opgenomen op pagina 28 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019006470 d.d. 7 januari 2019 inhoudend als verklaring van [slachtoffer]
:
Ik wil aanvullend verklaren met betrekking tot wat er op 9 december 2018 is gebeurd. [getuige 1] en ik waren in Oude Pekela. [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] kwamen de kamer binnen gelopen. [verdachte] sloeg mij met zijn vuist op mijn hoofd. [medeverdachte 2] sloeg met haar vuist op mijn hoofd. Ik voelde dat ik ook met voorwerpen werd geslagen. Ondertussen werd ik nog hard geschopt. Ik voelde dat in ieder geval meer dan één persoon mij aan het schoppen was. Ik werd geraakt op mijn hoofd en in mijn zij. Door de mishandeling had ik twee sneeën op mijn hoofd. Ik hoorde achteraf dat het harde voorwerp waarmee ik was geslagen, het koffiezetapparaat is geweest.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor
d.d. 9 december 2018, opgenomen op pagina 45 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Ik was afgelopen nacht in mijn woning te Oude Pekela. Ik zag dat [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de woning in kwamen. [verdachte] sloeg meerdere keren met zijn vuist tegen het gezicht van [slachtoffer] . [medeverdachte 2] begon [slachtoffer] ook te slaan. Ze sloeg hem met de rechtervuist en raakte hem op het gezicht en de borstkas. [verdachte] trapte meerdere keren op het bovenlichaam van [slachtoffer] . [medeverdachte 1] trapte meerdere keren tegen het gezicht van [slachtoffer] . Ik zag dat hij hem raakte op zijn voorhoofd en oor. [medeverdachte 2] begon kopjes te gooien naar [slachtoffer] . Ik zag dat een kopje hem raakte op zijn voorhoofd. Hij had hierdoor een verwonding, namelijk een snee. [medeverdachte 2] pakte mijn koffieautomaat. Deze stond nog aan met een halve pot hete koffie. Ik zag dat ze hem naar [slachtoffer] gooide. [medeverdachte 1] en [verdachte] hebben nog een paar trappen gegeven tegen [slachtoffer] . [verdachte] trapte hem drie keer tegen zijn voorhoofd. [medeverdachte 1] trapte één keer tegen de slaap van [slachtoffer] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor
d.d. 11 december 2018, opgenomen op pagina 51 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Ik zag dat [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de woning binnen kwamen. Ik weet dat [medeverdachte 2] met een koffieapparaat in haar handen stond. Ik zag dat ze op [slachtoffer] gooide. Ik zag dat deze [slachtoffer] op zijn hoofd raakte. Ik zag dat ze ook een aantal kopjes naar hem gooide. Ik zag dat een kopje hem op zijn hoofd raakte. Ik zag dat [medeverdachte 1] [slachtoffer] in zijn buik schopte. Vervolgens zag ik dat [verdachte] [slachtoffer] een schop tegen zijn hoofd gaf met zijn rechterbeen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor
d.d. 9 december 2018, opgenomen op pagina 43 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 3]
:
[medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] kwamen de woning binnen. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer] heel veel klappen gaf met de vuist. Hij raakte hem op verschillende plekken op zijn hoofd. [medeverdachte 2] gaf [slachtoffer] meerdere trappen en vuistslagen. Ze sloeg hem in zijn gezicht en trapte in zijn ribben. [medeverdachte 2] gooide ook met koffiekopjes naar [slachtoffer] zijn hoofd. [medeverdachte 2] sloeg hem meerdere keren in zijn gezicht. [medeverdachte 1] trapte twee of drie keer tegen de slaap van [slachtoffer] . Hij trapte [slachtoffer] ook meerdere keren in zijn ribben.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte en zijn twee medeverdachten zijn gezamenlijk naar de woning gegaan waar getuige [getuige 1] aanwezig was, die een relatie zou hebben met het 12-jarige zusje van medeverdachte [medeverdachte 2] . Verdachte [verdachte] , de vriend van medeverdachte [medeverdachte 2] , is in gevecht geraakt met [getuige 1] , waarop aangever tussenbeide is gekomen. Vervolgens zijn verdachte en zijn medeverdachten hun agressie gaan richten op aangever en hebben alle drie de verdachten geweld uitgeoefend op het hoofd en lichaam van aangever. Hoewel verdachte dit gedeeltelijk heeft ontkend, blijkt uit de opgenomen bewijsmiddelen dat ook hij tegen het hoofd en lichaam van aangever heeft geslagen en geschopt. Het is algemeen bekend dat het hoofd een kwetsbaar deel van het menselijk lichaam is. Door hier meermalen tegenaan te schoppen en te slaan heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 9 december 2018 te Oude Pekela, gemeente Pekela, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- meermalen die [slachtoffer] met gebalde vuist in het gezicht en tegen de borst heeft geslagen en
- meermalen met gebalde vuist op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen en die [slachtoffer] meermalen met geschoeide voet tegen het hoofd en elders tegen het lichaam heeft geschopt en
-een koffiezetapparaat en een koffiekan gevuld met hete koffie en kopjes tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een vrijheidsstraf gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest met daarnaast een voorwaardelijk deel en eventueel nog een taakstraf. De raadsman heeft voorts gepleit voor toepassing van het jeugdstrafrecht, gelet op de persoon van verdachte zoals naar voren is gekomen uit het reclasseringsrapport van 3 januari 2019, waarin wordt omschreven dat verdachte sociaal emotioneel minder ontwikkeld overkomt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van Reclassering Nederland en Verslavingszorg Noord Nederland (VNN), het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte en zijn medeverdachten hebben geprobeerd om aangever zwaar te mishandelen door hem tegen het hoofd en lichaam te slaan, te stompen, te schoppen en door hem voorwerpen tegen het hoofd te gooien. Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever, die zonder reden door verdachte en zijn medeverdachten is aangevallen. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk en acht, mede gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS, een gevangenisstraf op zijn plaats.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor mishandeling. De reclassering van het VNN uit in het rapport van 27 mei 2019 haar zorgen over de toekomst van verdachte. Hij woont nog bij zijn moeder, heeft inkomen vanuit een uitkering, geen opleiding voltooid en vrijwel geen werkervaring. Daarbij komt dat hij weinig motivatie tot (gedrags-)verandering toont. Er is volgens de reclassering intensieve begeleiding en behandeling nodig om ervoor te zorgen dat verdachte meer regie over zijn leven krijgt. In de inmiddels gestarte behandeling met de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord (AFPN) toont verdachte weerstand, waardoor de behandeling nog geen positieve invloed op het risico op recidive heeft gehad. De reclassering heeft de rechtbank geadviseerd om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden meldplicht, ambulante behandeling en de voorwaarde dat verdachte zich moet houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering, ook als dat betekent dat hij moet meewerken aan middelencontrole of -verbod. De reclassering heeft erop gewezen dat een taakstraf verdachte zou kunnen helpen in het aangaan van een activeringstraject. Ten aanzien van het al dan niet toepassen van het jeugdstrafrecht heeft de reclassering gesteld dat de reeds gestarte en geadviseerde reclasseringsinterventies kenmerkend en passend zijn bij het volwassenstrafrecht. Volgens de reclassering lijkt verdachte impulsief en beïnvloedbaar in bepaalde situaties maar is hij ook in staat zijn keuzes rationeel te overwegen. Er is geen specifieke pedagogische of opvoedkundige aanpak nodig, anders dan bij zijn kalenderleeftijd verwacht mag worden en de reclassering adviseert dan ook het commune strafrecht toe te passen.
In de persoon van verdachte ten tijde van het delict, de persoon van verdachte zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en uit hetgeen over verdachte naar voren is gekomen in het reclasseringsrapport van 27 mei 2019, ziet de rechtbank geen aanleiding om hem te berechten met toepassing van het jeugdstrafrecht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het reeds door verdachte ondergane voorarrest. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel de reeds bij schorsing van de voorlopige hechtenis opgelegde bijzondere voorwaarden verbinden. Om de ernst van het feit te benadrukken, zal de rechtbank ook nog een taakstraf opleggen van na te noemen duur.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 422,28 ter vergoeding van materiële schade en € 3.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheids-clausule.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de materiële schade onvoldoende is onderbouwd en dat de benadeelde ten aanzien van dit deel van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De hoogte van de immateriële schade moet aanzienlijk worden gematigd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden. Ten aanzien van de gestelde materiële schade kan echter, wegens een gebrek aan onderbouwing, niet worden vastgesteld of deze schade een rechtstreeks gevolg is van het subsidiair bewezen verklaarde. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard ten aanzien van de gestelde materiële schade. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal de hoogte van de gestelde immateriële schade, die niet voldoende is betwist, naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op € 1.000,-. Dit bedrag zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 9 december 2018. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard ten aanzien van het overige deel van de gestelde immateriële schade. Ook dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 45, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 87 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaar, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich blijft melden bij de reclassering van VNN, Canadalaan 1 te Groningen, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. dat de veroordeelde zich laat behandelen door AFPN of een soortgelijke instelling, zolang de reclassering dat nodig vindt, en zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, ook als dit inhoudt het deelnemen aan een gedragsinterventie;
3. dat de veroordeelde zich houdt aan en richt naar de voorschriften en aanwijzingen gegeven door of namens de reclassering, ook als dat betekent meewerken aan middelencontrole om gebruik inzichtelijk te maken en/of een verbod op het gebruik van middelen wanneer dat middelengebruik het risico op grensoverschrijdende gedragingen vergroot.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Veroordeelt verdachte voorts tot:

een taakstraf voor de duur van 60 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.000,-(zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2018, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in de vordering. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer] , te betalen een bedrag van € 1.000,- (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. S. Timmermans en
mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 december 2019.