Beoordeling van het bewijs
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van het onder 5. en 6. ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat
aangeefster met verdachte in een kleine ruimte in gesprek was. Verdachte wordt boos en gooit een beeldscherm op de grond en een stoel in de richting van aangeefster. Het gooien van een stoel in iemands richting acht de officier van justitie bedreigend en had tot letsel kunnen leiden wanneer de stoel tegen het hoofd van aangeefster was gekomen. De officier van justitie acht ook bewezen dat het beeldscherm door het gooien op de grond kapot is gegaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 5. en 6. ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte weliswaar een stoel over de tafel heeft gegooid maar dat hij niet in de richting van aangeefster heeft gegooid. Hoewel de raadsman van mening is dat er sprake was van een bedreigende situatie, blijkt niet van opzet op een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 6. ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat door het gooien schade is ontstaan aan het beeldscherm. Uit een weergave van een Whatsappgesprek in het dossier blijkt dat er geen schade is. Nu de schade aan het beeldscherm niet is aangetoond moet verdachte worden vrijgesproken van vernieling.
Ten aanzien van het onder 7. ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat sprake was van een noodweersituatie. Verdachte heeft verklaard dat aangever hem als eerste heeft geslagen. De raadsman is van mening dat verdachte dan ook dient te worden vrijgesproken van de mishandeling van aangever wegens het ontbreken van de wederrechtelijkheid.
De raadsman heeft voorts aangegeven dat de feiten 1, 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat gelet op de verklaring van verdachte en zijn moeder alleen een tikje tegen de wang bewezen kan worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 5. en 6.
De rechtbank acht het onder 5. en 6. ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Verdachte heeft een stoel over de tafel gegooid in de richting van aangeefster. Hoewel het gooien van een stoel in iemands richting onder omstandigheden bedreigend kan zijn, acht de rechtbank dit in dit geval geen bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling. Uit het dossier blijkt onvoldoende over de stoel en de kracht waarmee en richting waarin verdachte de stoel gegooid heeft, en waar aangeefster zich op dat moment bevond. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 5. ten laste gelegde.
Verdachte heeft een beeldscherm op de grond gegooid. Uit het dossier blijkt echter onvoldoende of daardoor ook daadwerkelijk schade aan het beeldscherm is ontstaan. Eventuele schade wordt bovendien weersproken door het in het dossier op pagina 38 weergegeven Whatsappgesprek, waaruit kan worden opgemaakt dat er juist geen schade aan het beeldscherm zou zijn ontstaan. De rechtbank acht beschadiging of vernieling dan ook niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 6. ten laste gelegde.
feit 1. en 2. (18/730052-19)
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 12 november 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb mijn moeder op 4 maart 2019 te Heerenveen geduwd. Ik heb op 22 februari 2019 te Heerenveen die man ongeveer vier keer geslagen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 maart 2019, opgenomen op pagina 19 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019055366 d.d. 5 maart 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1]:
Op 4 maart 2019 te Heerenveen gaf mijn zoon mij een klap op mijn onderarm en heeft hij mij geduwd tegen mijn borst.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d.
5 maart 2019, opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4]:
Op 4 maart 2019 te Heerenveen zag ik [verdachte] met kracht met zijn platte hand slaan op de onderarm van mijn moeder. Vervolgens zag ik dat hij zijn twee armen naar achteren trok en met kracht deze in de richting van mijn moeder bracht. Ik zag dat zijn twee platte handen met een behoorlijke snelheid en kracht op de borst van mijn moeder terecht kwamen. Ik zag dat mijn moeder naar achteren werd gedrukt.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 februari 2019, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 2]:
Op 22 februari 2019 te Heerenveen voelde ik de gebalde rechtervuist van de man met kracht tegen mijn gezicht aankomen. Ik voelde direct een tweede harde klap tegen mijn hoofd. Deze klappen deden mij direct pijn. Ik voelde elke seconde hierna een harde klap tegen mijn hoofd of gezicht. Het bleek dat de man mij enkele keren met zijn vuist aan het slaan was. Als gevolg van de klappen heb ik zere tanden en is mijn gouden tand verschoven.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 maart 2019, opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
Op de camerabeelden van 22 februari 2019 zag ik dat om 15.04,31 uur verdachte met zijn rechtervuist een slaande beweging maakt in de richting van het gezicht van [slachtoffer 2]. Ik zag dat hij met zijn rechtervuist de linkerzijde van het gezicht van [slachtoffer 2] raakte. Ik zag om 15.04,32 uur dat verdachte opnieuw zijn arm naar achter haalt en een slaande beweging maakt in de richting van het gezicht van [slachtoffer 2]. Ik zag dat hij opnieuw met zijn rechtervuist de linkerzijde van het gezicht van [slachtoffer 2] raakte. Ik zag om 15.04,34 uur dat de verdachte opnieuw op [slachtoffer 2] afloopt en zijn rechterarm met gebalde vuist naar achteren haalt en vervolgens een slaande beweging maakt in de richting van het gezicht van [slachtoffer 2] en opnieuw met zijn rechtervuist de linkerzijde van het gezicht van [slachtoffer 2] raakte. Ik zag om 15.04,37 uur dat verdachte opnieuw op [slachtoffer 2] afloopt en zijn rechterarm met gebalde vuist naar achteren haalt en vervolgens een slaande beweging maakt in de richting van het gezicht van [slachtoffer 2]. Ik zag dat hij opnieuw met zijn rechtervuist de linkerzijde van het gezicht van [slachtoffer 2] raakte.
feit 1.
Met betrekking tot de mishandeling van de moeder van verdachte, aangeefster [slachtoffer 1] overweegt de rechtbank als volgt. Aangeefster verklaart dat verdachte haar heeft geslagen op haar onderarm en geduwd tegen haar borst. Verdachte verklaart alleen een duwtje te hebben gegeven en ontkent te hebben geslagen. De rechtbank acht de verklaring van aangeefster betrouwbaar, nu deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van haar dochter
[slachtoffer 4]. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn moeder heeft mishandeld door haar op de onderarm te slaan en haar te duwen tegen de borst, waarbij zij pijn heeft opgelopen.
feit 2.
Met betrekking tot de mishandeling van aangever [slachtoffer 2] overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het klopt dat hij aangever heeft geslagen. De verklaring van aangever dat verdachte hem meermalen heeft geslagen wordt voorts ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden worden beschreven. Mede gelet op de duidelijke beschrijving van de camerabeelden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever [slachtoffer 2] heeft mishandeld, waarbij hij pijn en letsel heeft opgelopen.
feit 3. (18/243088-18)
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d.
20 oktober 2018, opgenomen op pagina 19 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018277202 d.d. 26 oktober 2018, inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik heb op 20 oktober 2019 te Leeuwarden in de nachtopvang die man geslagen. Ik heb hem in zijn gezicht geslagen met mijn vuist. Ik sloeg hem een paar keer. Ik heb hem bij zijn hoofdhaar gepakt. Hij rende weg. Doordat ik zijn haar vast had, trok ik dit eruit.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (met fotobijlage) d.d. 20 oktober 2018, opgenomen op pagina 10 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3]:
Op 20 oktober 2018 te Leeuwarden werd ik aan mijn haren getrokken door [verdachte]. Hierdoor is er een grote pluk haar uit mijn hoofd getrokken. Ik zag dat [verdachte] mij meerdere keren met zijn rechtervuist in mijn gezicht sloeg. Ik voelde enorm veel pijn in mijn gehele gezicht en veel pijn aan mijn lip. Ik zag dat er allemaal bloed uit mijn mond kwam. Later zag ik dat er een scheur in mijn lip zat.
3. Een geneeskundige verklaring, op 22 oktober 2018 opgemaakt en ondertekend door
R. Noordbruis, forensisch arts, opgenomen op pagina 17 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als zijn geneeskundige verklaring: Letselbeschrijving: Bovenlip, midden een gehechte wond bovenlip. Boven het linkeroog een aantal rode plekken en een kleine scheur van de huis. Onder het oog ook een tweetal kleine scheurwonden. Op de linkerzijde van de neus, tussen neusvleugel en wang een kleine wond. Het letsel past bij de beschreven toedracht.
feit 4. (18/243197-18)
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 12 november 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb op 18 oktober 2018 te Heerenveen mijn zusje [slachtoffer 4] twee keer met de vlakke hand een tikje tegen haar wang gegeven.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d.
18 oktober 2018, opgenomen op pagina 24 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018275279 d.d. 30 november 2018, inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik heb op 18 oktober 2018 te Heerenveen mijn zusje [slachtoffer 4] bij haar haar beide polsen vastgepakt. Ik heb haar 1 klap gegeven om haar wakker te schudden.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 oktober 2018, opgenomen op pagina 18 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van aangeefster [slachtoffer 4]:
Op 18 oktober 2018 te Heerenveen pakte mijn broer mij bij mijn beide polsen. Hij schudde mij heftig heen en weer. Daarna pakte hij mij bij mijn haren en trok mij aan mij haren naar beneden, waardoor ik op de grond viel. Hij ging boven op mij zitten en begon met zijn beide vlakke handen drie tot vier keer tegen mijn gezicht te slaan. Dan weer links en dan weer rechts sloeg hij mij tegen de zijkant van mijn gezicht. Op de plaats waar hij mij heeft geslagen voelde ik pijn.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 18 oktober 2018, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1]:
Op 18 oktober 2018 zat ik in mijn woning te Heerenveen. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 4] met een vlakke rechterhand op haar wang sloeg. Ik zag dat [slachtoffer 4] op de grond lag. Ik zag dat [verdachte] haar beide polsen vast hield. Ik hoorde [verdachte] zeggen: "ik ga je slaan, ik maak je kapot".
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank neemt de door aangeefster bij de politie afgelegde verklaring van
18 oktober 2018 als uitgangspunt. De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de getuigenverklaring van haar moeder. Hoewel de moeder niet alles van de mishandeling heeft gezien, is haar verklaring vrij gedetailleerd en komt deze verklaring op essentiële punten (het slaan, het vastpakken en het naar de grond trekken) overeen met de verklaring van aangeefster. De rechtbank acht het onder 4. ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
feit 7. (18/258395-17)
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d.
23 december 2017, opgenomen op pagina 31 e.v. van het dossier van Politie
Noord-Nederland met nummer PL0100-2017334861 d.d. 3 januari 2018, inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik heb gisteren [slachtoffer 6] in het gezicht geslagen. Eerst met de vlakke hand. Ik heb hem toen ook met de vuisten op zijn gezicht geslagen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 december 2017, opgenomen op pagina 15 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van aangever [slachtoffer 6]:
Op 22 december 2017 ben ik in mijn woning te Heerenveen meerdere keren geslagen door de mij bekende [verdachte]. Ik zag dat [verdachte] zijn rechtervuist balde en uithaalde naar mij. Ik voelde zijn vuist in mijn gezicht en ik voelde gelijk pijn aan mijn neus. Ik denk dat ik tussen de zes en negen keer geslagen ben. Ik heb mij losgerukt en voelde toen nog een aantal vuistslagen in mijn gezicht.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 22 december 2017, opgenomen op pagina 4 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3]:
Op 22 december 2017 kregen wij het verzoek te gaan naar [straatnaam] te Heerenveen. Ter plaatse werden wij aangesproken door een man die ons meedeelde zojuist mishandeld te zijn. Wij zagen dat er op zijn gelaat en op zijn handen en kleding bloed zat. Tevens zagen wij dat er zwellingen op zijn gelaat zaten. In de woning troffen wij de ons bekende [verdachte] die aangaf zijn kamergenoot te hebben geslagen, omdat hij niet in de woonkamer alcohol mocht drinken.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (met fotobijlage) d.d. 23 december 2017, opgenomen op pagina 17 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 4]:
Op 22 december 2017 hoorde ik het slachtoffer zeggen dat hij was geslagen door een persoon die op dat moment nog in de woning zat. Ik zag dat het slachtoffer bloed in zijn gelaat had. Ik zag bloed in de neus van het slachtoffer zitten. Ik zag dat er veel bloed in de woning lag. Ik heb foto's gemaakt van het slachtoffer en van de plekken in de woning waar bloed zat. Het slachtoffer is voor controle met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht.
noodweer
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte een beroep op noodweer toekomt, nu verdachte heeft verklaard dat aangever zou zijn begonnen met slaan.
De rechtbank overweegt als volgt. Aangever heeft verklaard dat hij verdachte aansprak op zijn gedrag en dat verdachte hem direct daarop meermalen in het gezicht heeft gestompt. Uit het dossier blijkt van letsel en bloed in het gezicht van aangever en er wordt bloed op zijn kleding en in zijn woning aangetroffen. Uit het dossier blijkt voorts dat verdachte slechts letsel heeft aan de knokkels van zijn handen. Het bij verdachte geconstateerde letsel aan zijn handen en het ontbreken van overig letsel past niet bij zijn verklaring dat hij door aangever zou zijn geslagen. Bovendien wordt de aanleiding voor de ruzie – namelijk dat verdachte het huis van aangever waar hij tijdelijk verbleef, moest verlaten en dat aangever de politie zou bellen – door verdachte bevestigd. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van aangever betrouwbaar en verwerpt zij het beroep op noodweer.