Op 3 december 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van valsheid in geschrift en witwassen. De verdachte, geboren in 1963, was werkzaam in de zorg en had handtekeningen van cliënten gekopieerd en onder urenbriefjes geplaatst om onterecht PGB-gelden te verkrijgen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan valsheid in geschrift, zoals strafbaar gesteld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte in de periode van 1 januari 2015 tot 1 juli 2017 meerdere urenbriefjes valselijk had opgemaakt en ingediend bij de Sociale Verzekeringsbank. De rechtbank oordeelde echter dat er geen bewijs was voor het witwassen van de PGB-gelden, omdat niet was aangetoond dat de verdachte de herkomst van deze gelden had willen verbergen.
De rechtbank legde een taakstraf op van 110 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk, en bepaalde dat de verdachte zich gedurende twee jaar aan geen strafbaar feit mocht schuldig maken. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte in staat van faillissement verkeerde. De rechtbank overwoog dat de verdachte misbruik had gemaakt van het vertrouwen van zijn cliënten en de SVB had misleid, wat de ernst van de zaak onderstreepte. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.