ECLI:NL:RBNNE:2019:5004

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 november 2019
Publicatiedatum
3 december 2019
Zaaknummer
18/750123-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee mannen voor plofkraak en diefstal met explosieven in Lemmer

Op 26 november 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen twee mannen die verdacht werden van het plegen van een plofkraak op een geldautomaat in Lemmer op 16 mei 2017. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen en diefstal door middel van braak. De plofkraak resulteerde in aanzienlijke schade aan de geldautomaat en de gevel van de supermarkt waarin deze was geplaatst. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen, camerabeelden en tapgesprekken. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachten bij de plofkraak. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachten samen met anderen de explosie hebben veroorzaakt en een geldbedrag van € 129.550,00 hebben weggenomen. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de schadevergoeding aan de benadeelde partijen werd vastgesteld op € 5.000,00 en € 177.939,15, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de strafmotivering gebaseerd op de ernst van de feiten en de impact van de plofkraak op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/750123-17

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

26 november 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 09 april 2019 en 12 november 2019.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. F.N. Dijkers, advocaat te Amsterdam, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.M. van der Spek

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 mei 2017, te Lemmer, gemeente De Fryske Marren, bij een geldautomaat van de [benadeelde partij 1], bevestigd in de buitenmuur van supermarkt [benadeelde partij 2], gevestigd [straatnaam], tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door aldaar een explosieve stof(fen) te plaatsen en te ontsteken, en daarvan gemeen gevaar voor de buitenmuur, de geldautomaat en/of het pand van die supermarkt [benadeelde partij 2],
in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 16 mei 2017 te Lemmer, gemeente De Fryske Marren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een geldautomaat, bevestigd in de buitenmuur van supermarkt [benadeelde partij 2], gevestigd [straatnaam], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 129.550,00 euro, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of dat geldbedrag onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, door aldaar een explosieve stof(fen) te plaatsen en tot ontsteking te brengen, waardoor die geldautomaat explodeerde;
of
hij op of omstreeks 16 mei 2017 te Lemmer, gemeente De Fryske Marren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van 129.550,00 euro, althans een (groot) geldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1. en 2. (eerste alternatief) ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat op basis van de verklaringen van getuige [getuige 5], de WhatsApp- en tapgesprekken, en de zendmastgegevens wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte, samen met zijn mededader(s) de plofkraak en de gekwalificeerde diefstal in Lemmer hebben gepleegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor algehele vrijspraak. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte er na 16 mei 2017 een andere levensstijl op nahield of beschikte over onverklaarbare hoeveelheden geld of luxe goederen. Ook blijkt niet van enig bewijsmiddel dat verdachte zich tijdens en/of na de plofkraak heeft opgehouden in de directe omgeving van de plaats delict. Uit de bewijsmiddelen kan enkel worden opgemaakt dat verdachte in de nacht van 15 op 16 mei 2017 aanwezig is geweest op het adres van medeverdachte [medeverdachte]. Verdachte heeft die nacht in Lemmer overnacht, tezamen met de medeverdachte en de overige 10.224 inwoners van Lemmer. Er is dan ook onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte één van de personen is geweest die op 16 mei 2017 te Lemmer een ontploffing teweeg heeft gebracht in de buitenmuur van supermarkt [benadeelde partij 2] en daarbij geld heeft weggenomen en/of op enig moment dit geld voorhanden heeft gehad, dan wel anderszins een zodanige bijdrage heeft geleverd aan een of meer van de ten laste gelegde feiten dat dit als medeplegen van die feiten kan worden gekwalificeerd. Het tenlastegelegde kan dan ook niet wettig en overtuigend worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen [1] die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, ten aanzien van het ten laste gelegde het volgende vast.
Op dinsdag 16 mei 2017 vond er een plofkraak plaats op een geldautomaat van de [benadeelde partij 1], welke geldautomaat was bevestigd in de buitenmuur van de supermarkt [benadeelde partij 2], gevestigd aan de [straatnaam] te Lemmer. [2] Als gevolg van de explosie raakte de gevel van het pand zwaar beschadigd. [3] Bij de plofkraak werd een geldbedrag van € 129.550,00 weggenomen. [4]
Naar aanleiding van de plofkraak wordt door de politie een onderzoek ingesteld. Op grond van het door het politieteam verrichte onderzoek stelt de rechtbank de volgende redengevende feiten en omstandigheden vast:
Op dinsdag 16 mei 2017 omstreeks 04.00 uur is verbalisant [verbalisant] op de Steenloper te Lemmer en hoorde hij in zijn nabijheid een scooter/brommer rijden. Kort hierop hoorde verbalisant een harde knal, waarna hij opnieuw in zijn nabijheid een scooter/brommer hoorde rijden. Op 16 mei 2017 omstreeks 04.09 is verbalisant [verbalisant] aangekomen bij de geldautomaat van de [benadeelde partij 1] aan het [straatnaam] te Lemmer. Verbalisant zag dat de gehele zijgevel, waar de geldautomaat in zat, er uit geploft was. [5]
Uit het door de politie ingestelde buurtonderzoek blijkt het volgende. Getuige [getuige 1] zat op 16 mei 2017 in zijn woonkamer aan het [straatnaam] in Lemmer, toen hij een harde knal hoorde. Hij zag een rook- of stofwolk opstijgen bij de [benadeelde partij 2]. Ongeveer vijf minuten daarna hoorde getuige [getuige 1] het geluid van een brommer, komende uit de richting van de [benadeelde partij 2]. Getuige [getuige 1] zag vervolgens een brommer voorbijgaan die in de richting van de Bosruiter reed en geen verlichting voerde. [6]
Getuige [getuige 2] lag op 16 mei 2017 te slapen in zijn woning aan de Bosruiter in Lemmer toen hij wakker werd van een harde knal. Hij hoorde een brommer rijden. Het geluid van de brommer kwam uit de richting van de [benadeelde partij 2] en hij zag vervolgens een donkere brommer met hoge snelheid over de Bosruiter aan komen rijden. Getuige [getuige 2] dacht twee personen op de brommer te hebben gezien. Deze personen waren helemaal donker gekleed. [7]
De politie spreekt in het kader van een ander onderzoek met mevrouw [getuige 3], de buurvrouw van de familie [medeverdachte], wonende aan de [straatnaam] in Lemmer. Mevrouw [getuige 3] verklaarde te hebben gezien dat [medeverdachte] op dinsdagmorgen 16 mei 2017 tegen 08.00 uur, samen met een jongen, thuis werd afgezet door de bestuurder van een personenauto. De jongen die samen met [medeverdachte] werd afgezet had kort donker haar en was licht getint, mogelijk van Marokkaanse afkomst. Mevrouw [getuige 3] verklaarde dat zij deze jongen wel vaker bij [medeverdachte] had gezien. [8]
Uit onderzoek van de door de [benadeelde partij 1] beschikbaar gestelde camerabeelden blijkt dat op
16 mei 2017 twee personen bezig zijn met het bewerken van de geldautomaat van de [benadeelde partij 1], gevestigd aan de [straatnaam] te Lemmer. Gezien houding, postuur en bewegingen zijn deze personen vermoedelijk manspersonen. [9]
Op 4 september 2017 melden vader en zoon [achternaam] zich aan het bureau van de politie in Sneek en zij verklaarden dat hun zoon en broer [getuige 4] wist wie de plofkraak in mei van dit jaar in Lemmer had gepleegd. [10]
Getuige [getuige 4] wordt vervolgens gehoord en verklaarde dat [getuige 5] wetenschap had van de plofkraak die was gepleegd in Lemmer. [11] Getuige [getuige 4] zat op 16 mei 2017 bij [getuige 5] in de auto, toen [getuige 5] een appje van [medeverdachte] kreeg met het verzoek om hem op te halen in Lemmer. Ze zijn vervolgens naar de woning van [medeverdachte] gereden in Lemmer. In Lemmer zijn [medeverdachte] en [verdachte] ingestapt bij [getuige 5] en [getuige 4], waarna zij [getuige 5] en [verdachte] naar Urk hebben gebracht. [12]
Naar aanleiding van de verklaring van [getuige 4] wordt [getuige 5] een aantal keren als getuige gehoord, voor het eerst op 26 september 2017. Getuige [getuige 5] verklaarde een paar jongens te kennen die mogelijk betrokken zijn geweest bij de plofkraak in Lemmer. Dit zijn [medeverdachte] en [verdachte]. [medeverdachte] had twee weken voor de plofkraak aan getuige [getuige 5] verteld dat er over een paar dagen een plofkraak plaats zou vinden in de buurt van een supermarkt in Lemmer.
Verder verklaarde getuige [getuige 5] dat hij samen met [getuige 4] naar Beverwijk was, toen hij van [medeverdachte] een appje kreeg met "nood nood". In het bericht stond: "ik ben samen met [verdachte] in Lemmer, kun je me echt snel ophalen, het is echt nood". Vervolgens was getuige [getuige 5] met [getuige 4] naar de woning van [medeverdachte] in Lemmer gereden om [medeverdachte] op te halen. Dit was de middag na de nacht dat de plofkraak was geweest. Ook moesten ze [verdachte] daar ophalen. Getuige [getuige 5] verklaarde dat hij omstreeks 13.00 uur in Lemmer was. [verdachte] en [medeverdachte] hadden samen in [medeverdachte] zijn huis geslapen. Getuige [getuige 5] zag dat [medeverdachte] een tasje bij zich had. Vervolgens heeft getuige [getuige 5] [medeverdachte] en [verdachte] naar Urk gebracht. Op verzoek van [medeverdachte] en [verdachte] is getuige [getuige 5] binnendoor naar Urk gereden. Op Urk kon getuige [getuige 5] in het tasje van [medeverdachte] kijken. Hij verklaarde dat hij had gezien dat er veel geld in tasje zat. Hij had een stapel geld van ongeveer vijf centimeter dik in het tasje gezien, met twintig en vijftig euro biljetten. [13] [14] . Op 19 april 2018 werd getuige [getuige 5] door de politie geconfronteerd met een WhatsApp gesprek van 19 mei 2017 tussen hem en [medeverdachte] met de tekst: "Broo we moeten binnenkort afspreken. jij en [verdachte] hebben een fout gemaakt". Getuige [getuige 5] verklaarde dat [medeverdachte] en [verdachte] geld hadden gewisseld bij een winkel en de winkelier begon daarover te praten. Omdat iedereen wist dat ze nooit zoveel geld hadden, had getuige [getuige 5] [medeverdachte] gewaarschuwd dat zij beter op moesten passen. [15]
Door de politie is de telefoon met nummer [mobielnummer] in gebruik bij verdachte [medeverdachte] afgeluisterd. Hieruit is het volgende gebleken:
[medeverdachte] belt op 26 september 2017, 18.29 uur uit met zijn zus [naam 1]. [medeverdachte] zegt tegen [naam 1] dat hij drie dagen naar België gaat, want iemand heeft hem verraden.
[medeverdachte] wordt op 26 september 2017, 18.32 uur gebeld door zus [naam 1]. [medeverdachte] zegt dat ze hem willen oppakken, hem en die jongen met wie hij het deed. [medeverdachte] wordt op 26 september 2019 19.36 uur gebeld door [naam 2]. [medeverdachte] zegt dat iemand hem heeft verraden. De politie heeft met een jongen gesproken en deze heeft hem verteld dat er drie zijn die hij goed kent die hem en een vriend van hem hebben verraden. [16]
De telefoon van medeverdachte [medeverdachte] is door het team digitale opsporing van de politie onderzocht. Uit de WhatsAppberichten, afkomstig uit het telefoontoestel Apple Iphone 7 van [medeverdachte] blijkt het volgende:
- 16 mei 2017 08:06:03, uitgaand bericht naar [getuige 5] met de tekst: "Kan je ff snel Lemmer komen nu heb je ff nodig snel snel";
- 16 mei 2017 08:34:24, inkomend bericht van [getuige 5] met de tekst: "Als ik klaar ben met auto kom ik";
- 16 mei 2017 08:34:35 uitgaand bericht naar [getuige 5] met de tekst: "Rond Hoelaat is dat";
- 16 mei 2017 08:35:09 inkomend bericht van [getuige 5] met de tekst: "Als het snel gaat rond 12/1";
- 16 mei 2017 08:35:46 uitgaand bericht naar [naam 3] met de tekst: "Bel me wakker om 12 uur", "Als je wilt", "K ga nu pas slapen", "Ik ga nu pas slapen", "Aub", "Bel we wakker",
"12 uur", "moet moet";
- 19 mei 2017 17:24:04 inkomend bericht van [getuige 5] met de tekst: "Broo we moeten binnenkort afspreken", "jij en [verdachte] hebben een fout gemaakt man", "ff praten";
- 19 mei 2017 17:24:54 uitgaand bericht naar [getuige 5] met de tekst: "over wat".
- 19 mei 2017 17:25:57 inkomend bericht van [getuige 5] met de tekst: "met het geld wisselen". [17]
Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat de telefoon met nummer [mobielnummer], in gebruik bij [medeverdachte], en de telefoon met nummer [mobielnummer], in gebruik bij [verdachte], op 15, 16 en 17 mei 2017 veelal gebruik maakten van masten in dezelfde omgeving. Beide telefoonnummers maken op 15 mei 2017 rond 23.30 uur, de avond voor de plofkraak, nog gebruik van masten in Urk. Na de plofkraak maken beide telefoonnummers als eerste gebruik van masten in Lemmer. [18]

Bewijsoverweging

De rechtbank stelt, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, vast dat er op 16 mei 2017 omstreeks 04.00 uur sprake is geweest van een plofkraak op de geldautomaat van de [benadeelde partij 1], bevestigd in de buitenmuur van supermarkt [benadeelde partij 2], [straatnaam] te Lemmer. Door de explosie raakte de gevel van het pand zwaar beschadigd. Uit de camerabeelden blijkt dat er in ieder geval twee personen bij de plofkraak zijn betrokken. Deze personen zijn vermoedelijk weggereden op een brommer/scooter. Uit de telefoongegevens blijkt dat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] rondom de datum van de plofkraak steeds in elkaars nabijheid zijn geweest. Na de plofkraak hebben de telefoonnummers van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] masten aangestraald in Lemmer. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] tijdens de plofkraak in Lemmer waren. Uit de verklaring van de buurvrouw blijkt dat medeverdachte [medeverdachte], samen met een jongen, op 16 mei 2017 wordt thuis gebracht. Medeverdachte [medeverdachte] wil snel door een vriend worden opgehaald en laat zijn vriendin weten dat hij pas om 08.30 gaat slapen.
Getuige [getuige 5] heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting van 9 april 2019 een verklaring afgelegd. De rechtbank acht de verklaring die de getuige in eerste instantie bij de politie heeft afgelegd betrouwbaar. Deze verklaring komt op verschillende punten overeen met de bevindingen die naar voren zijn gekomen uit de historische gegevens en de gevoerde WhatsAppgesprekken in het dossier. Getuige [getuige 5] legt op 26 september 2017 zijn eerste voor verdachte en medeverdachte [medeverdachte] belastende verklaring af bij de politie. Opvallend is dat medeverdachte [medeverdachte] later op die diezelfde datum met zijn zus belt om te zeggen dat hij is verraden, hij en de jongen met wie hij het deed. Uit het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien leidt de rechtbank af dat verdachte samen met in ieder geval nog iemand betrokken is bij de plofkraak in Lemmer op 16 mei 2017 en dat medeverdachte [medeverdachte] met “de jongen met wie ik het deed” heeft gedoeld op verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel voornoemde bewijsmiddelen op zichzelf gezien geen direct bewijs voor de betrokkenheid van de verdachten bij deze plofkraak vormen, de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien wettig en overtuigend bewijs opleveren dat verdachte zich, samen met in ieder geval één of meer mededaders waaronder medeverdachte [medeverdachte], schuldig heeft gemaakt de hem onder 1. en 2. (eerste alternatief) verweten feiten. De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt door het volledig uitblijven van enige aannemelijke verklaring van de kant van verdachte die de rechtbank aanleiding zou kunnen geven, om, tegenover de hiervoor genoemde redengevende feiten en omstandigheden, aan de betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde plofkraak te twijfelen. Aan het door de verdediging ingebrachte videobestand waaruit zou blijken dat verdachte ten tijde van de plofkraak elders was en dus een alibi heeft, kan naar het oordeel van de rechtbank niet de betekenis worden gehecht die de verdediging daaraan toegekend wenst te zien. Uit nader onderzoek door de politie is gebleken dat tijdstip en datum van aanmaak eenvoudig gemanipuleerd kunnen worden. Dat duidelijkheid over tijdstip en datum van aanmaak wel zou kunnen worden verkregen door opnieuw aanvullend onderzoek te laten doen naar het Snapchat videobestand acht de rechtbank onvoldoende gemotiveerd en is ook op geen enkele wijze onderbouwd. Alles afwegende wijst de rechtbank dit verzoek om aanvullend onderzoek af omdat de noodzaak daarvan niet is gebleken.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Bij de beoordeling kan van belang zijn in hoeverre de concrete omstandigheden van het geval door de rechter kunnen worden vastgesteld, in welk verband de procesopstelling van de verdachte een rol kan spelen.
Uit de camerabeelden blijkt dat er voorafgaand aan de ontploffing twee personen bezig waren met handelingen aan de geldautomaat. Verder blijkt uit een WhatsAppgesprek van verdachte dat hij en de jongen met wie hij het deed verraden zijn. Met betrekking tot het onder 1. en 2. (eerste alternatief) tenlastegelegde kan op grond van deze feiten en omstandigheden bezien in samenhang met de overige bewijsmiddelen worden vastgesteld dat het bewezenverklaarde door "verenigde personen" is begaan waaronder in ieder geval verdachte en medeverdachte [verdachte]. Niet kan worden vastgesteld door wie precies welke handelingen zijn verricht. Dit staat echter niet aan een bewezenverklaring van het medeplegen in de weg, nu verdachte geen redelijke verklaring heeft gegeven die de redengevendheid van de belastende feiten en omstandigheden zoals hiervoor in de overwegingen uiteengezet ontzenuwt.
Gemeen gevaar voor goederen
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 1. tenlastegelegde te duchten gevaar voor goederen het volgende.
In artikel 157 Wetboek van Strafrecht is met straf bedreigd onder andere degene die opzettelijk een ontploffing teweegbrengt indien daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is. Verdachte en zijn mededader(s) hebben de geldautomaat van de [benadeelde partij 1] tot ontploffing gebracht. Uit de aangifte van de [benadeelde partij 2] en de bevindingen van verbalisant [verbalisant] blijkt dat daarbij meer dan aanzienlijke schade aan het pand van de [benadeelde partij 2] is ontstaan. De rechtbank acht gemeen gevaar voor goederen dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. en 2. (eerste alternatief) wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 16 mei 2017, te Lemmer, bij een geldautomaat van de [benadeelde partij 1], bevestigd in de buitenmuur van supermarkt [benadeelde partij 2], gevestigd [straatnaam], tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door aldaar een explosieve stof te plaatsen en te ontsteken, en daarvan gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2.
hij op 16 mei 2017 te Lemmer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, uit een geldautomaat, bevestigd in de buitenmuur van supermarkt [benadeelde partij 2], gevestigd
[straatnaam], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 129.550,00 euro, toebehorende aan de [benadeelde partij 1], waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, door aldaar een explosieve stof te plaatsen en tot ontsteking te brengen, waardoor die geldautomaat explodeerde;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daar gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
2. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van onder 1. en 2. (eerste alternatief) wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie de gevangenneming van verdachte gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor algehele vrijspraak. Hij heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van een eventueel op te leggen straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich met zijn mededader(s) schuldig gemaakt aan het plegen van een plofkraak. Deze plofkraak heeft veel schade toegebracht, zowel aan de geldautomaat als aan de gevel waar de geldautomaat was geplaatst. Plofkraken veroorzaken een sterk gevoel van onveiligheid.
Gelet op de meer dan aanzienlijke schade, het grote buitgemaakte geldbedrag en het feit dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor de strafbare feiten is naar het oordeel van de rechtbank een forse gevangenisstraf geboden. De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het tijdsverloop.
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden. De rechtbank zal bepalen dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, hiervan zal worden afgetrokken. De rechtbank ziet geen aanleiding om de gevangenneming te bevelen, zoals gevorderd door de officier van justitie.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [naam 4], namens [benadeelde partij 2], tot een bedrag van € 5.000,00 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [naam 5] (via [naam 6]), namens [benadeelde partij 1], tot een bedrag van € 177.939,15 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;

Standpunt van de officier van justitie

1. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] voldoende is onderbouwd en geheel hoofdelijk kan worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
2. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] voldoende is onderbouwd en gedeeltelijk hoofdelijk moeten worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft voorts aangevoerd dat de gevorderde BTW over de schade dient te worden afgewezen, nu dit bedrag door de benadeelde partij verrekend kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de benadeelde partijen in hun vordering niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de door de verdediging bepleite vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
1. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2] de gestelde schade van € 5.000,00 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1. en 2. (eerste alternatief) bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 mei 2017.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
2. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] de gestelde schade van € 177.939,15 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1. en 2. (eerste alternatief) bewezen verklaarde. Met betrekking tot het standpunt van de officier van justitie dat de gevorderde BTW over de schadevergoeding dient te worden afgewezen, overweegt de rechtbank als volgt. De benadeelde partij [benadeelde partij 1] is een financiële instelling. Financiële instellingen zijn vrijgesteld van BTW en kunnen de BTW dan ook niet verrekenen. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2017.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 57, 157 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1. en 2. (eerste alternatief) ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/750122-17, feit 1 en 2.:
1. Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2017, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2], te betalen een bedrag van € 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 40 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
2. Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 177.939,15 (zegge: honderdzevenenzeventig duizend negenhonderdnegenendertig euro en vijftien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2017, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van € 177.939,15 (zegge:
honderdzevenenzeventig duizend negenhonderdnegenendertig euro en vijftien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 325 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. M.B. de Wit en mr H.G. Punt, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 november 2019.
Mr. Bosker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De genoemde proces-verbaal zijn in wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt en bevinden zich, tenzij anders aangegeven, in het proces-verbaal met nummer 2017125029-PV-07, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 648, gesloten op 11 december 2018.
2.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 16 mei 2017, pagina 60 en 61.
3.Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 22 mei 2017, pagina 65 en 66.
4.Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 14 juni 2017, pagina 63.
5.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 mei 2017, pagina 67.
6.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 16 mei 2017, pagina 433.
7.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] d.d. 17 mei 2017, pagina 443 en 444.
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 mei 2017, pagina 453.
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juni 2017, pagina 78 en 79.
10.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 september 2017, pagina 454.
11.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 15 september 2017, pagina 458.
12.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 1 november 2017, pagina 464 en 465.
13.Het proces-verbaal verhoor getuige I. [getuige 5] d.d. 26 september 2017, pagina 472 e.v.
14.Het proces-verbaal verhoor getuige I. [getuige 5] d.d. 25 oktober 2017, pagina 484 e.v.
15.Het proces-verbaal verhoor getuige I. [getuige 5] d.d. 19 april 2018, pagina 490 e.v.
16.Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek Tapgesprekken uit taponderzoek m.b.t. [verdachte] d.d. 9 augustus 2018, pagina 106 en 107.
17.Het proces-verbaal van bevindingen WhatsApp berichten (met bijlage) d.d. 12 februari 2018,
18.Het proces-verbaal van bevindingen historische gegevens (met bijlage) d.d. 15 juni 2018, pagina 352 e.v.