ECLI:NL:RBNNE:2019:4978

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 november 2019
Publicatiedatum
2 december 2019
Zaaknummer
18/830162-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot inbraak en diefstal door twee of meer verenigde personen met gebruik van braak

Op 26 november 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot inbraak en diefstal. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 28 juli 2019 in Groningen, waar de verdachte samen met een medeverdachte geprobeerd heeft in te breken in een woning. De verdachte werd op heterdaad aangehouden na een melding van een inbraak. Bij de aanhouding werd een schroevendraaier aangetroffen, die vermoedelijk gebruikt was bij de poging tot inbraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte zich toegang hebben verschaft tot de woning door middel van braak, en dat zij goederen hebben weggenomen die aan anderen toebehoorden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een derde tenlastelegging, maar de poging tot inbraak en diefstal zijn wettig en overtuigend bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, rekening houdend met eerdere veroordelingen en de ernst van de feiten. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die materiële schade heeft geleden door de inbraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830162-19
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 01/096827-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 november 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te P.I. Flevoland, HvB Lelystad.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
12 november 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.J. Flach, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 juli 2019 te Groningen, tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte
en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om, in/uit een woning, gelegen
aan de [straatnaam] aldaar, goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , weg te nemen, met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder
zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of
inklimming, immers is/heeft hij, verdachte en/of (met) diens mededader:
- zich begeven naar voornoemde woning en/of
- ( een) forcerende en/of brekende handeling(en) aan het kozijn van het
keukenraam van voornoemde woning verricht en/of
- op het (plat)dak van voornoemde woning geklommen en/of
- een (boven)raam van voornoemde woning vernield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks de periode van 27 juli 2019 tot en met 28 juli 2019 te
Bedum, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een (gouden) horloge en/of een (gouden) ring en/of een (aantal) single(s)
en/of LP(s) en/of een (tweetal) fiets(en) (Gazelle herenfiets en/of een
Batavus damesfiets) , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan
[slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen
onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking
en/of inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 27 juli 2019 tot en met 28 juli 2019 te
Groningen en/of te Bedum, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, een (aantal) goed(eren), te weten een (tweetal) fiets(en)
(Gazelle herenfiets en/of een Batavus damesfiets) heeft verworven, voorhanden
gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de
verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist(en) dat het
(een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij in of omstreeks de periode van 26 juli 2019 tot en met 29 juli 2019 te
Bedum, in de gemeente Het Hogeland, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, in/uit een woning (gelegen aan [straatnaam] aldaar) een
hoeveelheid geld (te weten ongeveer 100,- euro), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of
die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hetgeen verdachte onder 1, 2 primair en 3 ten laste is gelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen en heeft daartoe verwezen naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. Ten aanzien van (onder andere) het onder 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat dit feit kan worden bewezen op grond van schakelbewijs, nu de bij alle ten laste gelegde woninginbraken gehanteerde modus operandi in essentie dezelfde is en tevens op basis van de historische reisgegevens van de OV-chipkaart van verdachte die aantonen dat verdachte rond het tijdstip van de woninginbraak in de buurt van deze woning was. Daar komt nog bij dat er op het aanrechtblad van de woning aan [straatnaam] een schoenspoor is aangetroffen dat past bij de onder verdachte, bij zijn aanhouding, in beslag genomen schoen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd, nu er zich onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier bevindt om tot enige bewezenverklaring te komen. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft zij daartoe aangevoerd dat het enkele feit dat verdachte enige tijd na de poging tot woninginbraak nabij die woning is aangetroffen, niet maakt dat hij één van de daders is. Getuige [getuige 1] heeft verklaard een persoon door de tuin te hebben zien rennen die een streepjesoverhemd en een jeans droeg. Verdachte wordt niet rennend, maar lopend door de verbalisanten aangetroffen en bovendien draagt hij andere kleding dan omschreven door getuige [getuige 1] . Verdachte zelf heeft herhaaldelijk verklaard dat hij zwaar onder invloed was en zich niets herinnert. Medeverdachte [medeverdachte] heeft in zijn verklaringen voortdurend over zichzelf gesproken en niet over verdachte. Van een nauwe en bewuste samenwerking blijkt dan ook geenszins.
Ten aanzien van hetgeen verdachte onder 2 primair en onder 3 ten laste is gelegd, heeft de raadsvrouw daartoe aangevoerd dat er volstrekt onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier zit om tot een bewezenverklaring van deze feiten te kunnen komen. Het enkele feit dat verdachte een bij de onder 2 ten laste gelegde woninginbraak weggenomen fiets in zijn bezit had, is daartoe onvoldoende. Deze feiten kunnen ook niet worden bewezen op grond van schakelbewijs, nu de bij alle ten laste gelegde woninginbraken (dan wel pogingen daartoe) gehanteerde modus operandi onvoldoende specifiek is. Het schoenspoor dat is aangetroffen op het aanrechtblad van de woning aan [straatnaam] te Bedum en dat mogelijk bij de schoen van verdachte zou kunnen passen, zegt dusdanig weinig dat hier geen veroordeling op mag worden gestoeld.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht hetgeen verdachte onder 3 ten laste is gelegd niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat enig direct bewijs dat verdachte bij het plegen van dit strafbare feit betrokken is geweest, ontbreekt. Van een zodanig specifieke modus operandi dat daarmee door middel van schakelbewijs tot een bewezenverklaring van dit feit gekomen kan worden is de rechtbank niet gebleken.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde
De rechtbank past ten aanzien van het hierna onder 1 en het onder 2 primair bewezenverklaarde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 29 juli 2019, opgenomen op pagina 150 e.v. van het dossier met nummer 2019200869 Z d.d. 4 september 2019, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Vanmorgen, 29 juli 2019, kreeg ik een telefoontje van mijn achterbuurman [getuige 2] dat er was ingebroken in mijn woning aan de [straatnaam] te Groningen. Ik ben hierop naar huis gegaan en ik zag dat men had geprobeerd binnen te komen via het plat dak. Ze hebben daar een ruit vernield en probeerden zo de woning in te komen. Dit is echter niet gelukt. Ik ben nog rondom mijn woning gelopen en ik zag dat er bij het keukenraam inkepingen in het kozijn zaten. Mijn vermoeden is dat ze eerst daar geprobeerd hebben binnen te komen en dat toen dat niet lukte ze het via het plat dak hebben geprobeerd.
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 29 juli 2019, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Op 28 juli 2019 omstreeks 23.30 uur werden mijn vrouw en ik opgeschikt door gekraak bij de buren. Het klonk alsof er een schroevendraaier ergens tussen werd gedrukt en gewrikt. Het klonk ineens alsof er een koevoet tussen het raam en de lijst werd gezet en daarna glasgerinkel. Het klonk als een grote ruit die kapot ging. Mijn vrouw hoorde twee mensen praten. De bewegingsmelder ging bij ons aan en een man rende door de tuin weg. Even later kwam [naam] , de buurman, naar ons toe. Hij vertelde dat hij een man had aangetroffen en aangesproken had. De politie was inmiddels ook bij ons en mijn vrouw vertelde dat ze een tweede man had gehoord. De tweede man werd door de politiehond gevonden in de heg ongeveer 15 minuten na de melding.
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding van Politie Noord-Nederland d.d. 29 juli 2019, opgenomen op pagina 15 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Op 28 juli 2019 hielden wij op de locatie [straatnaam] te Groningen als verdachte aan: [medeverdachte] , nadat wij kort daarvoor omstreeks 23.30 uur het verzoek hadden gekregen naar voornoemde locatie toe te gaan omdat aldaar zou worden ingebroken bij een woning.
De melder had glasgerinkel gehoord bij de woning achter haar woning. Ter plaatse troffen wij, verbalisanten, een vrijstaande woning aan. Verbalisant [verbalisant 1] zag op enig moment dat er een bovenraam was vernield. Toen wij dit doorgaven via de portofoon hoorden wij dat collega [verbalisant 2] een persoon staande had in de straat achter de [straatnaam] . Via de portofoon hoorden wij dat er door de melder was gezegd dat er twee personen zouden zijn. Hierop is verbalisant [verbalisant 1] het platte dak van de woning opgeklommen om bij het vernielde raam te gaan kijken. Toen verbalisant [verbalisant 1] op het dak stond, liep ik een rondje door de tuin. Ik zag toen ineens in de coniferen heg aan de linkerzijde van de woning een manspersoon staan. Hierop heb ik, verbalisant [verbalisant 3], verdachte aangeroepen en uit de coniferen heg gepraat en vervolgens aangehouden. Ik zag dat op de plek waar de verdachte uit de heg kwam een schroevendraaier op de grond lag.
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakte kennisgeving van inbeslagneming van Politie Noord-Nederland d.d. 29 juli 2019, opgenomen op pagina 188 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Inbeslagneming
Plaats: Groningen
Datum en tijd: 29 juli 2019.
Omstandigheden: Schroevendraaier aangetroffen bij de poging woninginbraak bij de verdachte.
Beslagene
Achternaam: [medeverdachte]
Voornaam: [medeverdachte] .
Volgnummer 1
Goednummer: PL0100-2019198173-1166366.
Object: Schroevendraaier
Bijzonderheden: Geel/blauwe schroevendraaier van het merk S&R.
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakte kennisgeving van inbeslagneming van Politie Noord-Nederland d.d. 1 augustus 2019, opgenomen op pagina 251 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Inbeslagneming
Plaats: Groningen
Datum en tijd: 1 augustus 2019 te 10:30 uur.
Beslagene
Achternaam: [medeverdachte]
Voornaam: [medeverdachte] .
Volgnummer 1
Goednummer: PL0100-2019198173-1167875.
Object: Reisdocument (OV-chipkaart).
Registratienummer: [nummer] .
Bijzonderheden: Blauw/witte OV-chipkaart Arriva.
Houder: [medeverdachte] .
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding van Politie Noord-Nederland d.d. 29 juli 2019, opgenomen op pagina 17 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Op 28 juli 2019 hielden wij op de locatie Kamplaan te Groningen, als verdachte aan: [verdachte] , nadat er korte tijd eerder omstreeks 23.26 uur via de meldkamer melding werd gedaan dat er op dat moment ingebroken zou worden in een woning aan de [straatnaam] te Haren en dat daarbij ruiten ingeslagen zouden worden. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , ben aangereden via de Kamplaan om zo nabij de achterzijde van de woning te staan. Ik was daar omstreeks 23:32 uur. Ik stond op de Kamplaan tussen de straten Hondsruglaan en de Esserlaan in. Er is daar een doodlopende weg die alleen naar een aantal woningen toegaat. Er is daar ook geen voetpad of fietspad en je kunt dus nergens tussendoor van de Esserlaan naar de Kamplaan komen in dit gedeelte. Enkele minuten nadat ik er stond, zag ik een man uit de doodlopende straat aan komen lopen die linksaf sloeg richting de Hondsruglaan. Ik heb deze persoon direct staande gehouden. Ik scheen met mijn zaklamp op de man en zag dat zijn kleding onder stukjes c.q. deeltjes zat, afkomstig van vermoedelijk coniferen. Vermoedelijk was de man door de bosschages heengegaan. Door mij werd de staande gehouden man aangehouden als verdachte van poging tot inbraak.
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakte kennisgeving van inbeslagneming van Politie Noord-Nederland d.d. 29 juli 2019, opgenomen op pagina 255 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Inbeslagneming
Plaats: Groningen.
Datum en tijd: 29 juli 2019 te 16:44 uur.
Beslagene
Achternaam: [verdachte]
Voornaam: [verdachte] .
Volgnummer 1
Goednummer: PL0100-2019198173-1167204.
Object: Reisdocument (OV-chipkaart).
Registratienummer: [nummer] .
Bijzonderheden: OV-chipkaart NS.
Eigenaar: [verdachte] .
8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 30 juli 2019, opgenomen op pagina 228 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
De verdachten [medeverdachte] en [verdachte] zijn op zondag 28 juli 2019 omstreeks 23:50 uur op heterdaad aangehouden ter zake een poging inbraak in de woning [straatnaam] in Groningen. Bij onderzoek van het plaats delict in Groningen worden een Gazelle en een Batavus fiets aangetroffen, beiden fietsen zijn afgesloten middels het ringslot en hebben op het achterspatbord een sticker van een fietsenwinkel uit Bedum. Verdachte [medeverdachte] had bij zijn aanhouding een fietssleutel op zak
.De sleutel bleek na onderzoek te passen op het ringslot van de Gazelle. Beide fietsen zijn weggenomen bij een woninginbraak
in Bedum, [straatnaam] , gepleegd in de periode van 27 op 28 juli 2019.
9. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 28 juli 2019, opgenomen op pagina 164 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Vanavond omstreeks 17.30 uur kwamen wij terug van onze vakantie.
Uit één van de nachtkastjes bleken een gouden herenhorloge voorzien van een gouden band en een gouden zegelring met donkerblauwe steen te zijn weggenomen.
Vanaf de zolder zijn mogelijk een aantal singeltjes van diverse artiesten en een aantal langspeelplaten, LP’s, weggenomen. In de inpandige garage van onze woning stonden onze fietsen. De twee gewone fietsen, een Gazelle Orange herenfiets en een Batavus damesfiets, beide grijs van kleur, zijn weggenomen. Omdat de sleutel aan de binnenzijde van de garagedeur zat, hebben de daders deze deur geopend. Door deze deur hebben de daders de woning verlaten.
Korte opmerking verbalisant: Gezien de verstoring in de beplanting achter de woning is het aannemelijk dat de dader(s) via het parkje aan de achterzijde van de woning het erf hebben betreden en deze ook hebben verlaten via dezelfde route. Het raamkozijn aan de achterzijde van de woning, waardoor de toegang werd verschaft tot de woning, bleek behoorlijk te zijn beschadigd (braaksporen) en het slot bleek te zijn geforceerd.
10. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 3 september 2019, opgenomen op pagina 81 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Bijzonderheden met betrekking tot OV-chipkaart [verdachte] ( [nummer] ):
Op 27 juli 2019 blijkt er gereisd te zijn naar Bedum. De eindtijd van deze reis was 22.46 uur. De plaats van aankomst was de Molenweg in Bedum. De volgende activiteit op de OV-chipkaart was in Groningen, op 28 juli 2019 om 12.43 uur. De kaart is toen voor 5 euro opgewaardeerd. Op de OV-chipkaart is geen reis te zien vanaf Bedum naar Groningen.
De inbraak in Bedum aan de [straatnaam] is gepleegd tussen 27 juli 2019 om 20.00 uur en 28 juli 2019 om 17.57 uur. Bij deze inbraak zijn 2 fietsen weggenomen. Deze fietsen zijn op 28 juli 2019 om 23.37 uur bij de poging inbraak aan de [straatnaam] aangetroffen. De inbraken passen qua tijd in de reisbeweging van beide verdachten. Ook de bij
beide inbraken aangetroffen werktuigsporen passen bij de schroevendraaier die verdachte [medeverdachte] naast zich had liggen toen hij werd aangehouden.
OV-chipkaart fouillering verdachte [medeverdachte] : dit betreft een OV-jaarkaart van het bedrijf Arriva voorzien van het registratienummer [nummer] . Alle vervoersbewegingen, gemaakt met deze kaart zijn opgevraagd. Op 27 juli 2019 blijkt er gereisd te zijn naar Bedum. De eindtijd van deze reis was 22.46 uur. De plaats van aankomst was de Molenweg in Bedum. De OV-chipkaart is op 28 juli 2019 om 12.43 uur opgewaardeerd met 5 euro. Op de OV-chipkaart is geen reis te zien vanaf Bedum naar Groningen. De inbraak in Bedum aan de [straatnaam] is gepleegd tussen 27 juli 2019, 20.00 uur en 28 juli 2019, 17.57 uur. Bij deze inbraak zijn 2 fietsen weggenomen die op 28 juli 2019 om 23.37 uur bij de poging inbraak aan de [straatnaam] werden aangetroffen. Beide inbraken passen qua tijd in de reisbeweging van beide verdachten. Ook de bij beide inbraken aangetroffen werktuigsporen passen bij de schroevendraaier die verdachte [medeverdachte] naast zich had liggen toen hij werd aangehouden.
11. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 29 juli 2019, opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :
Ik heb het bovenraam op het platte dak van de woning aan de [straatnaam] vernield op 28 juli 2019 middels de onder mij in beslag genomen schroevendraaier.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde het volgende af.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn op 28 juli 2019 samen op de fiets naar de woning aan de [straatnaam] te Groningen gegaan en hebben daar gepoogd in te breken, waarbij [medeverdachte] heeft getracht zich de toegang tot deze woning te verschaffen door onder andere op het platte dak te klimmen en daar vervolgens middels een schroevendraaier het zich aldaar bevindende bovenraam te vernielen. Toen de dienstdoende verbalisanten ter plaatse kwamen nadat zij meerdere meldingen over een mogelijke woninginbraak hadden ontvangen, heeft [medeverdachte] zich verstopt in de coniferen behorende bij de tuin van voornoemde woning, alwaar hij vervolgens is aangehouden en waarbij voornoemde schroevendraaier onder hem in beslag is genomen. Verdachte is er in eerste instantie rennend vandoor gegaan, door de bosschages, maar is korte tijd later aangehouden op de aan de [straatnaam] grenzende en doodlopende Kamplaan.
De fietsen die ter plaatse zijn aangetroffen op het fietspad aan de [straatnaam] en die bij verdachten in bezit waren, hebben zij die avond/nacht daarvoor weggenomen bij de door hen gepleegde inbraak in de woning aan de [straatnaam] te Bedum. Kort voor het plegen van deze inbraak zijn verdachten per bus naar Bedum gereisd, alwaar zij om 22:46 uur uit zijn gestapt bij de nabij de [straatnaam] gelegen bushalte aan de Molenweg. Na de inbraak zijn verdachten op de door hen weggenomen fietsen weer teruggegaan naar Groningen, vanuit waar zij die dag daarna dus naar (onder meer) de woning aan de [straatnaam] te Groningen zijn gefietst en de poging tot woninginbraak hebben gepleegd zoals voornoemd.
Verdachte heeft geen enkele logische verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid bij de woning aan de [straatnaam] te Groningen. Dat hij daar samen was met [medeverdachte] blijkt uit de verklaring van getuige [getuige 2] wiens vrouw twee personen heeft horen praten. Voorts staat vast dat [medeverdachte] met een schroevendraaier heeft getracht het raam van de woning aan de [straatnaam] te forceren. Nu de logische verklaring van verdachte over zijn aanwezigheid aldaar ontbreekt kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat hij en zijn mededader aldaar hebben getracht in te breken in de woning.
Ook voor het in bezit hebben van de bij de woninginbraak aan de [straatnaam] te Bedum weggenomen fietsen zo snel nadat de inbraak is gepleegd heeft verdachte in de ogen van de rechtbank geen logische en geen consistente verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard de fiets te hebben gekocht van een Marokkaans uitziende man maar heeft bij de politie en ter zitting verschillende plaatsen in de stad Groningen genoemd waar hij die fiets gekocht zou hebben en hij heeft ook verschillende tijdstippen benoemd. Voorts heeft hij wisselende verklaring afgelegd omtrent het bedrag dat hij voor de fiets betaald zou hebben. Daarbij blijkt uit reisbewegingen die blijken uit de historische gegevens van hun OV-chipkaarten, dat beide verdachten op dezelfde plek op het zelfde tijdstip zijn uitgecheckt, dichtbij de [straatnaam] te Bedum. Een logische verklaring voor de aanwezigheid van verdachte en zijn mededader alhier ontbreekt wederom. Voorts acht de rechtbank redengevend dat er van de OV-chipcard geen terugreis is afgeschreven. Een verklaring van verdachte omtrent hoe hij is teruggereisd ontbreekt opnieuw. Nu verdachte zoveel vragen onbeantwoord laat en er geen feiten en omstandigheden duiden op een alternatief scenario, luidt het oordeel van de rechtbank dat verdachte en zijn medeverdachte degenen zijn geweest die hebben ingebroken in de woning aan de [straatnaam] te Bedum.
De rechtbank acht het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht hetgeen verdachte onder 1 en 2 primair ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 28 juli 2019 te Groningen, tezamen en in vereniging met
een ander, ter uitvoering van het door verdachte
en zijn mededader voorgenomen misdrijf om, uit een woning, gelegen
aan de [straatnaam] aldaar, goederen van hun gading,
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , weg te nemen, met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen door middel van braak,
immers is/heeft hij, verdachte en/of met diens mededader:
- zich begeven naar voornoemde woning en/of
- forcerende en/of brekende handelingen aan het kozijn van het
keukenraam van voornoemde woning verricht en/of
- op het plat dak van voornoemde woning geklommen en/of
- een bovenraam van voornoemde woning vernield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 primair.
hij in de periode van 27 juli 2019 tot en met 28 juli 2019 te
Bedum, tezamen en in vereniging met een ander,
uit een woning (gelegen aan de [straatnaam] aldaar) een gouden horloge en
een gouden ring en een aantal singles en LP’s en een tweetal
fietsen (Gazelle herenfiets en een Batavus damesfiets), toebehorende aan een ander,
te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of
zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben
verschaft door middel van braak en inklimming.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
2. primair diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden (met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht).
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, gelet op de door haar bepleite integrale vrijspraak, niet uitgelaten over de strafmaat.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering d.d. 4 november 2019, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een relatief korte periode, tezamen en in vereniging met een ander, schuldig gemaakt aan een woninginbraak en aan een poging daartoe.
Door woninginbraken wordt - vaak grote - materiële schade toegebrachte aan de slachtoffers. Ook worden er vaak goederen gestolen, waaraan het slachtoffer op gevoelsgronden sterk is gehecht en waarvan de affectieve waarde niet in geld kan worden uitgedrukt. Verdachte en zijn mededader hebben zich niets gelegen laten liggen aan deze omstandigheden en alleen maar aan hun eigen geldelijk gewin gedacht. Bovendien wordt door een woninginbraak een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer en omwonenden. De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig en geborgen zou moeten kunnen voelen.
De rechtbank overweegt dat voornoemde feiten de oplegging van een substantiële vrijheidsbenemende straf zonder meer rechtvaardigen.
Voor enig vergelijk heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor het tezamen en in vereniging plegen van een diefstal uit een woning een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 tot 7 maanden als uitgangspunt gehanteerd (afhankelijk van de vraag of, en zo ja in welke mate, er sprake is van recidive).
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten in Nederland, waaronder een poging tot woninginbraak in vereniging. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om -tijdens een nog lopende proeftijd- opnieuw de fout in te gaan.
Uit voornoemde eerdere veroordelingen en uit de onderhavige strafbare feiten leidt de rechtbank af dat verdachte meerdere keren naar Nederland is gekomen en hier vervolgens strafbare feiten heeft gepleegd. Voor zover de rechtbank kan zien, heeft verdachte geen enkele binding met Nederland en zij gaat er dan ook vanuit dat verdachte enkel en alleen vanuit Litouwen naar Nederland is gekomen met als doel het plegen van strafbare feiten. De rechtbank zal dit als strafverzwarende omstandigheid meenemen bij het bepalen van de strafmaat.
Ten nadele van verdachte houdt de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat voorts rekening met het feit dat verdachte blijft ontkennen de strafbare feiten te hebben gepleegd en daarmee geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 4 november 2019 waarin wordt geadviseerd om aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, nu de reclassering interventies en/of toezicht niet nodig acht. Voorts geeft de reclassering aan dat het opleggen van een gevangenisstraf tot de mogelijkheden behoort en dat het opleggen van een taakstraf, dan wel geldboete gecontra-indiceerd is (in verband met het feit dat verdachte niet in Nederland woonachtig is).
Gelet op alle genoemde omstandigheden is de rechtbank daarom van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd voor de duur van 12 maanden (met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht).
De rechtbank wijkt daarmee af van de eis van de officier van justitie, nu zij minder bewezen acht en van oordeel is dat voornoemde straf in dit geval voldoende recht doet aan de ernst van de feiten.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich (ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde) als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 222,76 ter vergoeding van materiële schade (na vermindering ter terechtzitting), vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de (ter terechtzitting verminderde) vordering van de benadeelde partij integraal (en hoofdelijk) dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2019 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, gelet op het door haar ingenomen standpunt ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde, primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet voor toewijzing in aanmerking komt. Subsidiair, indien de rechtbank wel tot enige bewezenverklaring mocht komen, heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en om die reden niet-ontvankelijk moet worden verklaard, dan wel moet worden afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder
1 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door de verdediging is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 28 juli 2019.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade.
De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 24 juni 2019 van de politierechter in het arrondissement Oost-Brabant te ‘s-Hertogenbosch, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 70 dagen waarvan 7 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 9 juli 2019. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 17 oktober 2019 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14f, 14g, 14h, 36f, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/830161-19, feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
222,76(zegge: tweehonderdentweeëntwintig euro en zesenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] betalen een bedrag van € 222,76 (zegge: tweehonderdentweeëntwintig euro en zesenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2019, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

01/096827-19:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in het arrondissement Oost-Brabant te ’s-Hertogenbosch van 24 juni 2019, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 7 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. J.V. Nolta en
mr. S. Timmermans, rechters, bijgestaan door mr. L. van der Weide, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 november 2019.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.