ECLI:NL:RBNNE:2019:4955

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2019
Publicatiedatum
29 november 2019
Zaaknummer
18/850069-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewelddadige straatroof met bedreiging en diefstal

Op 29 november 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 27 april 2019 in Haren (Groningen) samen met twee medeverdachten een gewelddadige straatroof heeft gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten een plan hadden gemaakt om een willekeurige voorbijganger te beroven. Tijdens de uitvoering van dit plan werd het slachtoffer van zijn fiets geduwd, waarna hij op de grond werd gehouden en bedreigd met een mes. De daders hebben het slachtoffer geslagen, geschopt en gedwongen om zijn persoonlijke bezittingen af te geven, waaronder een mobiele telefoon, een fiets en bankpassen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan diefstal met geweld en bedreiging, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende jeugddetentie. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 808,13 aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/850069-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 november 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de besloten terechtzitting van
15 november 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. van Dijk, advocaat te Scheemda.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 april 2019 te Haren Gn, (althans) in Nederland, op de
openbare weg, De Westerveen, althans op een openbare weg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een mobiele telefoon, merk Samsung, type A8 en/of
- een creditcard mapje (met daarin: toegangspas/legitimatiebewijs politie,
creditcard ANWB visa, bankpas ASN en/of Rabobank, rijbewijs en 30 euro aan
bankbiljetten) en/of
- twee, althans één (lees) bril(len) en/of
- een fiets, merk Cube en/of
- een fietstas, merk Ortlieb, (met daarin onder andere sleutelbos,
steek/ringsleutel, binnenband in oranje doos, CO2 patronen en spuitmond,
rood/zwart tasje met onder andere oplader, USB-snoertjes, etenswaren,
legitimatiepashouder politie met ketting),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer]
- ( met kracht) van de fiets en/of naar de grond heeft/hebben geduwd/gebracht,
dan wel ten val heeft/hebben gebracht, en/of
- zich (vervolgens) op die [slachtoffer] heeft/hebben geworpen en/of (met
kracht en/of) met de hand op de mond en/of de neus van die [slachtoffer]
heeft/hebben gedrukt/geduwd (waardoor hem de adem werd ontnomen) en/of het
hoofd van die [slachtoffer] tegen de grond heeft/hebben gedrukt en/of gedrukt
gehouden en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) tegen de rug en/of de (boven)benen, dan wel
het lichaam, heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of
-een (groot) (op een) (vlees)mes (gelijkend voorwerp) met de punt in de
richting van die [slachtoffer] heeft/hebben gehouden en/of
- ( daarbij) aan die [slachtoffer] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Geef
ons al je spullen, alles wat je hebt!" en/of "De pincode, geef ons de
pincode!", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking,
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
verdachte op of omstreeks 27 april 2019, te Haren (Gn), althans in Nederland,
op de openbare weg, de Westerveen, althans op een openbare weg, aldaar,
al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval
alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen
tot de afgifte van (onder meer) in elk geval van enig(e) goed(eren),
- een mobiele telefoon, merk Samsung en/of
- een creditcard mapje, (met daarin: toegangspas/legitimatiebewijs politie,
creditcard ANWB visa, bankpas ASN en/of Rabobank, rijbewijs en 30 euro aan
bankbiljetten) en/of
- twee, althans één (lees)bril(len) en/of
- een fiets, merk Cube en/of
- een fietstas, merk Ortlieb, (met daarin onder andere sleutelbos,
steek/ringsleutel, binnenband in oranje doos, CO2 patronen en spuitmond,
rood/zwart tasje met onder andere oplader, USB-snoertjes, etenswaren,
legitimatiepashouder politie met ketting),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer]
- ( met kracht) van de fiets en/of naar de grond heeft/hebben geduwd/gebracht,
dan wel ten val heeft/hebben gebracht, en/of
- zich (vervolgens) op die [slachtoffer] heeft/hebben geworpen en/of (met
kracht en/of) met de hand op de mond en/of de neus van die [slachtoffer]
heeft/hebben gedrukt/geduwd (waardoor hem de adem werd ontnomen) en/of het
hoofd van die [slachtoffer] tegen de grond heeft/hebben gedrukt en/of gedrukt
heeft gehouden
- die [slachtoffer] (met kracht) tegen de rug en/of de (boven)benen, dan wel
het lichaam, heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of
-een (groot) (op een) (vlees)mes (gelijkend voorwerp) met de punt in de
richting van die [slachtoffer] heeft/hebben gehouden en/of
-(daarbij) aan die [slachtoffer] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Geef
ons al je spullen, alles wat je hebt!" en/of "De pincode, geef ons de
pincode!", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de aangifte en de verklaringen van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [getuige 1] en [getuige 2] veroordeling gevorderd van het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat er aanknopingspunten zijn dat de verklaring van verdachte
- dat hij enkel met medeverdachte [medeverdachte 1] achter aangever is aangerend - wordt ondersteund door stukken in het dossier.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 april 2019, opgenomen op pagina 353 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019079117/ 2019079174 (onderzoek HARBIN/ NN2R019057) d.d. 23 juli 2019, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Zaterdagavond 27 april 2019 fietste ik van mijn werk in Groningen naar huis. In Haren nam ik het fietspad richting Westerveen. Kort na passeren van het zwembad zag ik op afstand een persoon op het fietspad staan, die richting het daar gesitueerde bankje bewoog. Op het moment dat ik ter hoogte van het bankje reed, zag ik een persoon van links op mij af rennen. Ik werd meteen van de fiets geduwd naar de rechterzijde en ik werd ten val gebracht. Dit ging met kracht. Ik lag meteen op de grond en werd besprongen. Een persoon duwde zijn hand met kracht tegen mijn mond en neus. De lucht werd mij ontnomen. Ik lag op mijn rechter zij. Ik kon mijn armen niet vrij bewegen. Ik werd in bedwang gehouden en mijn hoofd werd met kracht tegen de grond gehouden. Er werd geroepen: "Geef ons al je spullen, alles wat je hebt!" Een andere persoon zat op mijn benen. Ik voelde dat mijn zakken werden doorzocht en hoorde dat er werd gezegd: "De pincode, geef ons de pincode!" De man die mijn hoofd in bedwang hield had een bivakmuts op met gaten voor beide ogen. Ik werd vervolgens verschillende malen door een derde persoon met kracht tegen mijn rug en bovenbeen geschopt. Dit gaf hevige pijn. Ondertussen werd geroepen dat ik mijn pincode moet geven. Dan vermindert de kracht van de greep op mij. Ik kon opstaan. Ik zag drie personen. Ik zag dat één van hen mijn fiets met fietstas pakte. Ik zei: "Ik wil mijn fiets". Een andere persoon zei weer: "Meneer geef ons uw pincode". Ik zag dat die persoon naar het bankje liep en zag dat hij een mes van het bankje pakte. Qua formaat betrof het een vleesmes. Het mes is donker van kleur en had een lemmet van circa 25 à 30 centimeter. Hij kwam op mij af met het mes in de rechterhand en met de punt van het mes naar mij gericht. Hij was enkele meters van mij verwijderd en ik liep achteruit. Hij en de persoon die niet bij mijn fiets stond, renden naar mij toe. Ik rende vervolgens weg over het fietspad in de richting van de kassen van [bedrijf] . Na ongeveer 50 meter te hebben gerend, zag ik over mijn schouder kijkend, dat de persoon met mes stopte met rennen en dat de andere man enkele meters later stopte met rennen. (…)
Ik merkte toen dat mijn hand onder het bloed zat en ik voelde dat er bloed van mijn hoofd in mijn nek stroomde. Aan mijn ribben aan de rugzijde en linkerzijde voelde ik veel pijn. In het ziekenhuis is de wond op mijn hoofd met 8 hechtingen gedicht. De drie daders droegen donkere kleding en donkere bivakmutsen. Ik heb de indruk dat dit niet de eerste keer was voor de daders. Er werd georganiseerd samengewerkt en er werd onderling niet gesproken. De daders hebben het volgende weggenomen:
- Mobiele telefoon, merk Samsung, type A8;
- Creditcard mapje, kleur zwart, met daarin: toegangspas politie, legitimatiebewijs
politie op mijn naam, creditcard ANWB visa op mijn naam, bankpas ASN, bankpas Rabobank, rijbewijs op mijn naam en 30 euro aan bankbiljetten;
- Fiets, merk Cube;
- Fietstas, merk Ortlieb, kleur wit, met daarin onder andere sleutelbos,
steek/ringsleutel, binnenband in oranje doos, C02 patronen en spuitmond, rood/zwart
tasje met onder andere oplader, USB-snoertjes, etenswaren, legitimatiepashouder
politie met ketting.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor d.d.
21 mei 2019, opgenomen op pagina 356 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
(…) Verder mis ik uit de fietstas twee leesbrillen in zwarte brillenzakjes.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 17 juni 2019, opgenomen op pagina 907 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
[medeverdachte 1] :
Ik was aanwezig bij de straatroof in Haren. We bedachten het idee om iemand op straat te
beroven. Het was in Westerveen. Het kan kloppen dat het april was. Wij waren met zijn drieën. Het plan was al van tevoren afgesproken. Toen we dit plan bedachten, waren alleen ik en [medeverdachte 2] er bij. Later kwam [verdachte] er bij. We wilden geld maken. Ik heb de vluchtweg bedacht. [medeverdachte 2] had de plek bedacht. [verdachte] stelde zelf voor om op de uitkijk te staan. Over de kleding spraken we af 'trek de zwartste outfit aan die je hebt'. Ik heb zelf ogen geknipt in een normale zwarte muts. [medeverdachte 2] had een soort bivak met een groot gat ter hoogte van zijn ogen op zijn hoofd. [verdachte] had een soort van sjaal voor zijn hoofd en hij had een capuchon op. Ik had handschoenen aan. [verdachte] en [medeverdachte 2] hadden ook handschoenen aan. We hadden handschoenen aan omdat je dan geen DNA achterlaat. We hadden [verdachte] nodig omdat we eerst een heel ander plan hadden. We wilden de pinpas afpakken. Twee zouden dan bij het slachtoffer blijven en de andere zou naar het dorp gaan om te pinnen. (…) Het zou een willekeurig persoon zijn. Dat hadden we afgesproken met elkaar. (…) We zagen alle drie die persoon aankomen. [medeverdachte 2] sprong op die fietser. Hij besprong hem gewoon letterlijk van de zijkant. De fietser viel en [medeverdachte 2] ook. Ik trapte met mijn rechterbeen tegen de ribbenkast van het slachtoffer. [medeverdachte 2] had de man vast en graaide in het slachtoffer zijn zakken en drukte dat in mijn hand. [medeverdachte 2] fietste daarna weg in de richting van Haren. Ik heb gezien dat [verdachte] tegen het hoofd trapte van het slachtoffer. Hij heeft 1 keer getrapt. Daarna stond het slachtoffer op. Ik heb tegen die man gezegd: "Geef die code, geef die code." Daarna rende het slachtoffer weg. Ik had een mes in mijn handen toen we achter de man aanrenden. Ik heb er alleen mee gedreigd. Ik had gehoopt door het mes vast te houden dat hij mij de pincode zou geven. [verdachte] rende op dat moment ook achter het slachtoffer aan. (…) Ik en [medeverdachte 2] zaten bovenop het slachtoffer.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 18 juni 2019, opgenomen op pagina 915 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
[medeverdachte 1] :
[verdachte] heeft het slachtoffer met kracht tegen zijn ribben en bovenbeen geschopt. Ik had ook nog geschopt. Het klopt dat ik met een mes op het slachtoffer ben afgerend en dat ik de punt van het mes naar hem heb gericht. [medeverdachte 2] heeft alles uit de zakken van het slachtoffer gehaald. Ik was ook op zoek maar ik kon niks vinden. [medeverdachte 2] heeft een boekje en een telefoon uit de zakken gehaald. Ik had de telefoon meegenomen. Ik had die in mijn handen gedrukt gekregen door [medeverdachte 2] . Ik wilde die telefoon hard resetten en daarna verkopen. [medeverdachte 2] drukte ook een creditcardmapje in mijn handen. Het mapje heb ik gehouden en de inhoud vernietigd. Er zat € 30,- in. [medeverdachte 2] heeft het geld gehouden. De fiets is door mij en [medeverdachte 2] gedropt. De ringsleutel lag in mijn huis.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 13 juni 2019, opgenomen op pagina 550 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
medeverdachte [medeverdachte 2] :
Ik en de andere jongens hadden zwarte kleding aan. We stonden te wachten op een voorbijganger bij het bankje. Het heet daar Westerveen. De man fietste langs mij en toen sprong ik tegen zijn linker zijkant. Ik sprong tegen de man aan met mijn armen om hem heen. Ik nam hem mee in mijn sprong. Toen begon hij gelijk te schreeuwen en toen deed ik mijn hand over zijn mond heen. Ik was niet de enige die schreeuwde om geld. De anderen riepen ook om geld. Ik had een ski muts op. Alleen mijn ogen en neus waren zichtbaar. Vlak voor we er heen gingen, heb ik mijn muts bij mij thuis opgehaald. De andere twee hebben thuis mutsen gehaald. Ik had de man vast, iemand pakte de portemonnee uit de zak van de man. Die haalde briefgeld uit de portemonnee en gaf het geld aan mij. Ik was daar met [medeverdachte 1] en [verdachte] . We hebben dit met ons drieën bedacht. Het kan zijn dat de anderen een mes bij zich hadden. (…) We droegen alle drie handschoenen. (…) Het ging om het geld. Dat er werd gezegd: "De pincode, geef ons de pincode!" klopt wel. Degene die de fiets pakte, dat ben ik. Het was sowieso de bedoeling dat we de fiets mee gingen nemen. Dat spraken we af op het moment dat wij bij het bankje op iemand stonden te wachten. (…) Het geld van de buit hebben we uitgegeven.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 mei 2019, opgenomen op pagina 405 van voornoemd dossier, met als bijlage de verklaring van
[getuige 1] opgenomen op pagina 406 e.v. van voornoemd dossier:
De 27e was er kermis in Haren. Ik kwam jongens tegen. Dit waren [medeverdachte 2] , [verdachte] , [naam 1] en ene [naam 2] . Het was tegen 11 à 12 uur 's avonds. Die jongens gingen weg. Ze zeiden in straattaal dat ze een overval gingen plegen en dat ze bivakmutsen gingen halen bij [medeverdachte 2] . De volgende ochtend heb ik [verdachte] gevraagd hoe het gegaan was. [verdachte] vertelde dat het helemaal mis was gegaan, dat het een agent was. Met 'die' jongens bedoel ik [medeverdachte 2] , [naam 1] , [verdachte] en [naam 2] . Ze zeiden: 'We gaan een tori zetten.' [verdachte] vertelde dat de buit maar 50 euro was. Dit hebben ze in de groep verdeeld.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 12 juni 2019, opgenomen op pagina 612 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
[getuige 2] :
[verdachte] is inderdaad één van degenen die betrokken is bij die overval. Ik heb op de kermis gehoord dat ze iemand wilden pakken op de fiets. Ze wilden een willekeurig iemand pakken. [medeverdachte 2] vertelde aan mij dat ze met een paar personen iemand van de fiets hadden getrokken en dat ze een pinpas wilden hebben. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben aangegeven dat zij erbij waren.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank leidt uit bovengenoemde bewijsmiddelen af dat verdachte betrokken is geweest bij de voorbereiding en de uitvoering van de beroving. Er was sprake van een vooropgezet plan om op de Westerveen een willekeurig persoon van zijn pinpas te beroven. Nadat verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zwarte kleding, gezichtsbedekking en handschoenen hadden aangetrokken, hebben zij op de afgesproken plek gewacht op een willekeurige voorbijganger. Vervolgens heeft [medeverdachte 2] aangever [slachtoffer] van de fiets geduwd. Terwijl aangever op de grond lag, hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de zakken van aangever doorzocht. Verdachte en [medeverdachte 1] hebben aangever geschopt. Tot slot heeft [medeverdachte 1] aangever met een mes bedreigd en zijn [medeverdachte 1] en verdachte achter aangever aangerend.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering. De verklaring van verdachte - dat hij enkel samen met [medeverdachte 1] achter aangever is aangerend - acht de rechtbank ongeloofwaardig, nu deze niet overeenkomt met de inhoud van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen. De rechtbank is van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 27 april 2019 te Haren (Groningen) op de openbare weg, De Westerveen, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een mobiele telefoon, merk Samsung, type A8 en
- een creditcard mapje met daarin: toegangspas/legitimatiebewijs politie, creditcard ANWB visa, bankpas ASN en/of Rabobank, rijbewijs en 30 euro aan bankbiljetten en
- twee leesbrillen en
- een fiets, merk Cube en
- een fietstas, merk Ortlieb, met daarin onder andere sleutelbos, steek/ringsleutel, binnenband in oranje doos, CO2 patronen en spuitmond, rood/zwart tasje met onder andere oplader, USB-snoertjes, etenswaren, legitimatiepashouder politie met ketting, toebehorende aan
[slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld
en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders die [slachtoffer]
- met kracht van de fiets naar de grond hebben geduwd en
- zich vervolgens op die [slachtoffer] hebben geworpen en met kracht met de hand op de mond van die [slachtoffer] hebben gedrukt waardoor hem de adem werd ontnomen en het
hoofd van die [slachtoffer] tegen de grond hebben gedrukt en gedrukt gehouden en
- die [slachtoffer] met kracht tegen de rug en de (boven)benen hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en
- een groot mes met de punt in de richting van die [slachtoffer] hebben gehouden en
- daarbij aan die [slachtoffer] hebben toegevoegd: "Geef ons al je spullen, alles wat je hebt!" en "De pincode, geef ons de pincode!"
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 76 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk met aftrek met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden de meldplicht, toezicht door de jeugdreclassering en een verplichte behandeling bij Elker. Daarnaast heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie.
Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie meegewogen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig feit. Daarnaast heeft de officier van justitie rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn blanco strafblad.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat hij zich kan vinden in het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 10 oktober 2019 om aan verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen omdat verdachte een kleinere rol heeft gehad dan de medeverdachten en hij een first offender is. Verdachte is gemotiveerd om zich aan de bijzondere voorwaarden te houden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich op 27 april 2019 samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige beroving. Verdachte en de medeverdachten hebben aangever die avond opgewacht langs het fietspad. Een van de medeverdachten heeft aangever van zijn fiets geduwd waardoor aangever op de grond is gevallen. Vervolgens is aangever in bedwang gehouden. Terwijl zijn zakken werden doorzocht en zijn spullen werden weggenomen, is aangever door verdachte en een medeverdachte geschopt en geslagen. Tot slot is aangever met een mes bedreigd. De beroving betrof een geplande actie waarbij fors geweld is gebruikt en verdachte en de medeverdachten totaal niet hebben stilgestaan bij de gevolgen voor aangever. Zij hebben zich enkel laten leiden door eigen financieel gewin omdat ze 'honger' hadden naar geld. Uit de toelichting op de ingediende vordering tot schadevergoeding volgt dat deze gebeurtenis een grote impact op aangever heeft gehad en dat hij nog steeds de nadelige gevolgen hiervan ondervindt. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Uit het rapport van de Raad van 10 oktober 2019 volgt dat er veel beschermende factoren zijn die de kans op herhaling verlagen zoals de schoolgang, attitude en de betrokkenheid van verdachtes moeder en broers. Bij het plegen van het delict hebben met name de omgang met antisociale leeftijdsgenoten, verdachtes verhoogde beïnvloedbaarheid en beperkte weerbaarheid een rol gespeeld. De Raad acht het van belang dat verdachte kan werken aan een positief toekomstperspectief en zijn ontwikkelingsgroei. Gelet op de persoonlijkheid van verdachte ziet de Raad geen meerwaarde in het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie. Er kan worden volstaan met een deels voorwaardelijke werkstraf. Daarnaast is de Raad van mening dat de jeugdreclassering nog een periode betrokken moet blijven bij verdachte om ervoor te zorgen dat hij zich aan afspraken houdt, hij niet afhaakt bij de hulpverlening en er zicht is met wie hij omgang heeft.
In het werkplan van de jeugdreclassering van 15 november 2019 is geadviseerd om de jeugdreclasseringsmaatregel voort te zetten om de ingezette positieve lijn vast te houden en te volgen zodat verdachte kan worden ondersteund bij het maken van de juiste keuzes.
Uit de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden, volgt dat als uitgangspunt voor een straatroof gepleegd door een minderjarige een taakstraf van 60 uren dan wel 1 maand jeugddetentie wordt gehanteerd. Dit uitgangspunt betreft echter de meest lichte vorm van straatroof. Daarvan is hier geen sprake geweest. Verdachte en zijn medeverdachten hebben fors geweld toegepast als gevolg waarvan aangever flink letsel heeft opgelopen. Ook is er sprake geweest van een georganiseerd karakter, verdachten hebben immers van tevoren een duidelijk plan gemaakt. Daarnaast is aangever met een wapen bedreigd. Dit betreffen allen strafverzwarende omstandigheden. Gelet op de aard en de ernst van het door verdachte gepleegde feit, is de rechtbank, anders dan de Raad en de verdediging, dan ook van oordeel dat zeker niet kan worden volstaan met de oplegging van een deels voorwaardelijke werkstraf.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een forse onvoorwaardelijke werkstraf moet worden opgelegd, met daarbij een flinke voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van 2 jaren. Aan de voorwaardelijke jeugddetentie zullen als bijzondere voorwaarden de meldplicht, toezicht door de jeugdreclassering en een verplichte behandeling bij Elker worden gekoppeld, zodat de begeleiding van de jeugdreclassering wordt voortgezet ter voorkoming van recidive in de toekomst.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.224,40 ter vergoeding van materiële schade en € 1.200,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, met dien verstande dat de hoofdelijkheidsclausule niet wordt toegepast maar een bedrag van € 808,13 voor rekening van verdachte komt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2019 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel waarvan de vervangende jeugddetentie op nihil wordt gesteld. Het overige deel van de vordering dient niet ontvankelijk te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de schadepost 'weggenomen geldbedrag + waardepapieren' aangevoerd dat deze schadepost bijgesteld moet worden naar € 30,-. De raadsman heeft betoogd dat de schadepost 'ziekenhuisdaggeldvergoeding' niet voor vergoeding in aanmerking komt. Ten aanzien van het overige deel van de vordering heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman kan zich vinden in het standpunt van de officier van justitie dat een apart deel van de schade voor rekening van verdachte komt en er geen hoofdelijkheid wordt toegepast.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde. Ten aanzien van de schadepost 'weggenomen geldbedrag + waardepapieren' overweegt de rechtbank dat naast een geldbedrag van € 30,- een boekenbon ter waarde van € 15,- is weggenomen. Deze schadepost kan dus voor het gevorderde bedrag van € 45,- worden toegewezen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de schadepost 'ziekenhuisdaggeldvergoeding' kan worden toegewezen. Verdachte zal worden veroordeeld tot betaling van 1/3 deel van de vordering omdat de hoofdelijkheid niet zal worden toegepast.
De rechtbank zal de benadeelde in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. De rechtbank zal geen vervangende jeugddetentie opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 6 maanden.

Bepaalt dat deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich gedurende een door de Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen te bepalen periode meldt bij de jeugdreclassering en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
2. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Elker, of een soortgelijke instantie op de tijden en plaatsen als door of namens die instantie aan te geven.
Geeft aan Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
een taakstraf bestaande uit
een werkstraf voor de duur van 120 uren.De werkstraf moet binnen 12 maanden zijn verricht.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag voorlopige hechtenis.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]voor 1/3e deel toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 808,13(zegge: achthonderdacht euro en dertien eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 april 2019.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer] te betalen een bedrag van € 808,13 (zegge: achthonderdacht euro en dertien eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 april 2019.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. J. van Bruggen en mr. R.R. van der Heide, rechters, bijgestaan door mr. A.C. Fennema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 november 2019.