ECLI:NL:RBNNE:2019:4954

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2019
Publicatiedatum
29 november 2019
Zaaknummer
18/840030-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in strafzaak met geweld en diefstal door meerderjarige verdachte

Op 29 november 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, afpersing in vereniging en openlijke geweldpleging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen van diefstal en afpersing, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening handelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende had bijgedragen aan het geweld dat door medeverdachten werd gepleegd. Wel werd de verdachte veroordeeld voor openlijke geweldpleging en het niet naleven van de Leerplichtwet, waarvoor hij een voorwaardelijke werkstraf van 30 uren kreeg opgelegd met een proeftijd van 2 jaren.

De zaak kwam voort uit incidenten die plaatsvonden op 30 maart en 21 april 2019, waarbij de verdachte betrokken was bij geweld tegen verschillende slachtoffers. De officier van justitie had gevorderd tot veroordeling, maar de rechtbank oordeelde dat de betrokkenheid van de verdachte niet voldoende was om tot een veroordeling voor de zwaardere feiten te komen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn status als first offender en de invloed van de scheiding van zijn ouders op zijn gedrag.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat het feit niet bewezen was dat de schade was ontstaan. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de betrokkenheid van de verdachte bij de gepleegde feiten en de gevolgen daarvan voor zijn toekomst.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/840030-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 november 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de besloten terechtzitting van
15 november 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Allersma, advocaat te Haren.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 maart 2019 te Haren Gn, (althans) in Nederland, op de
openbare weg, De Rijksstraatweg, althans op een openbare weg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een pakje sigaretten en/of een lachgaspatroon,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het
oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
-al dan niet met een boksbeugel, althans met een hard voorwerp en/of met de
vuist(en en/of hand(en) meermalen, althans éénmaal tegen het hoofd, althans
tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
-een mes (gelijkend voorwerp) gericht heeft gehouden, althans heeft getoond
aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
-(daarbij) aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de woorden heeft/hebben toegevoegd:
"Geef geld, geef sigaretten, geef weed", althans woorden van gelijke
(dreigende) aard of strekking,
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
verdachte op of omstreeks 30 maart 2019, te Haren (Gn), althans in Nederland,
op de openbare weg, de Rijksstraatweg, althans op een openbare weg,
al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval
alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
heeft/hebben gedwongen
tot de afgifte van (onder meer) in elk geval van enig(e) goed(eren), een pakje
sigaretten en/of een lachgaspatroon
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
-al dan niet met een boksbeugel, althans met een hard voorwerp en/of met de
hand(en en/of vuist(en) meermalen, althans éénmaal, tegen het hoofd, althans
tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
-een mes (gelijkend voorwerp) gericht heeft gehouden, althans heeft getoond
aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
-(daarbij) aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de woorden heeft/hebben toegevoegd:
"Geef geld, geef sigaretten, geef weed", althans woorden van gelijke
(dreigende) aard of strekking,
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 30 maart 2019 te Haren(GN), althans in Nederland,
openlijk, te weten, op de Rijksstraatweg, in elk geval op of aan de openbare
weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
door op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] af te rennen en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
te duwen en/of te slaan en/of te stompen;
2.
hij op of omstreeks 21 april 2019 te Paterswolde, (althans) in Nederland, op
de openbare weg, De Nieuwe Akkers, althans op een openbare weg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een pet (merk DSuqueres)
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 3]
-(met kracht) naar de grond heeft/hebben geduwd/gebracht, dan wel ten val
heeft/hebben gebracht, en/of (vervolgens)
-die [slachtoffer 3] al dan niet met een boksbeugel, althans al dan niet met een hard
voorwerp (met kracht) en/of met de hand(en) en/of vuist(en) meermalen tegen
zijn hoofd en/of in het kruis, althans tegen het lichaam, heeft/hebben
geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of
- tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat hij zijn zakken leeg moest halen, althans
woorden van gelijke aard en/of strekking;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
verdachte op of omstreeks 21 april 2019 te Paterswolde, althans in Nederland,
op de openbare weg, de Nieuwe Akkers, althans aan of op een openbare weg,
al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval
alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft/hebben gedwongen
tot de afgifte van (onder meer) in elk geval van enig(e) goed(eren),
een petje (merk: DSuqueres)
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 3]
-(met kracht) naar de grond heeft/hebben geduwd/gebracht, dan wel ten val
heeft/hebben gebracht, en/of (vervolgens)
-die [slachtoffer 3] al dan niet met een boksbeugel, althans al dan niet met een hard
voorwerp (met kracht) en/of met de hand(en) en/of vuist(en) meermalen tegen
zijn hoofd en/of in het kruis, althans tegen het lichaam, heeft/hebben
geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of
- tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat hij zijn zakken leeg moest halen, althans
woorden van gelijke aard- en/of strekking;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 21 april 2019 te Paterswolde, althans in Nederland, openlijk, te weten, aan de Nieuwe Akkers, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 3] ,
door die [slachtoffer 3] naar de grond te duwen/ te brengen en/of (met een boksbeugel) te slaan en/of te stompen;
3.
hij op of omstreeks 5 mei 2019 te Haren (Gn), althans in Nederland,
openlijk, te weten, op de parkeerplaats (van " [bedrijf] ") aan of bij de
Meerweg, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek
toegankelijke plaats,
in vereniging, geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4] ,
door die [slachtoffer 4] , meermalen, althans eenmaal - terwijl die [slachtoffer 4] op de
grond lag - tegen het lichaam te slaan en/of te stompen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 05 mei 2019 te Haren (Gn), althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] , meermalen, althans éénmaal
te slaan en/of te stompen en/of te schoppen;
4.
hij, in of omstreeks de periode van 5 september 2018 tot en met 13 juni 2019,
in de gemeente Haren, althans in Nederland, als jongere die de leeftijd van 12
jaren had bereikt, terwijl hij als leerling aan een school, te weten [school]
stond ingeschreven, niet heeft voldaan aan de verplichting om
overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969, deze school geregeld
te bezoeken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat ze uitgaat van de lezingen van aangever [slachtoffer 2] en aangever [slachtoffer 1] . Hieruit volgt dat medeverdachte [medeverdachte] als eerste naar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is toe gelopen. De rest van de groep is hem achterna gelopen waarbij iedereen begon te schreeuwen. Er is vanuit de groep geroepen dat aangever [slachtoffer 1] geld, wiet en sigaretten moest afstaan. [medeverdachte] heeft bekend dat hij aangever [slachtoffer 2] met een boksbeugel tegen zijn hoofd heeft geslagen. Er is een mes aan [slachtoffer 1] getoond en hij heeft onder dwang zijn sigaretten en een lachgaspatroon afgegeven. De aangiften worden ondersteund door de verklaringen van [medeverdachte] , medeverdachte Krijnen en getuige Sikosek. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij heeft gehoord dat door een aantal jongens uit zijn groep is geroepen dat [slachtoffer 1] zijn sigaretten moest afgeven.
Op grond van het dossier kan echter niet worden vastgesteld dat verdachte heeft gehandeld met een bij hem bestaand oogmerk om zich de sigaretten en het lachgaspatroon wederrechtelijk toe te eigenen. Verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde. Daartoe heeft zij aangevoerd dat verdachte een voldoende significante bijdrage heeft geleverd aan het door medeverdachte [medeverdachte] gepleegde geweld door de groep getalsmatig te vergroten en te schreeuwen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat op grond van het dossier niet kan worden bewezen dat verdachte heeft gehandeld met een bij hem bestaand oogmerk dat gericht was op het wederrechtelijk toe-eigenen van de pet van [slachtoffer 3] . Verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van het onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde. Daartoe heeft zij aangevoerd dat verdachte wist dat de groep naar Paterswolde ging om [slachtoffer 3] aan te pakken. Verdachte maakte deel uit van de groep die aangever [slachtoffer 3] heeft belaagd. De verklaring van verdachte - dat hij alleen naar de belaging van [slachtoffer 3] heeft staan kijken - acht de officier van justitie ongeloofwaardig.
De officier van justitie heeft op grond van de stukken in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte ter zitting gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 3 primair en 4 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte(n). Daarnaast kan niet worden bewezen dat verdachte een significante, wezenlijke bijdrage aan het gepleegde geweld heeft geleverd.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 3 en 4 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank leidt uit de aangiftes van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] af dat [slachtoffer 1] onder dwang zijn sigaretten en een lachgaspatroon heeft afgegeven. Vast staat immers dat er geweld is uitgeoefend op [slachtoffer 2] terwijl tegelijkertijd tegen [slachtoffer 1] werd geschreeuwd dat hij zijn sigaretten moest af staan. Het onder die omstandigheden afgeven van de sigaretten kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als het door (bedreiging met) geweld afdwingen van afgifte.
Met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte stelt de rechtbank op grond van het dossier vast dat verdachte achter medeverdachte [medeverdachte] is aangerend toen deze op de aangevers afging. Vervolgens heeft hij naar het gevecht tussen aangever [slachtoffer 2] en [medeverdachte] gekeken en heeft hij [slachtoffer 2] en [medeverdachte] uiteindelijk uit elkaar gehaald. Niet is komen vast te staan dat verdachte heeft bijgedragen aan het tegen aangever [slachtoffer 2] uitgeoefende geweld. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat [slachtoffer 1] de sigaretten en het lachgaspatroon aan verdachte heeft afgegeven, noch dat verdachte het oogmerk heeft gehad om de sigaretten en het lachgaspatroon wederrechtelijk toe te eigenen dan wel om zichzelf of een van zijn medeverdachten te bevoordelen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de bijdrage van verdachte aan het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde van onvoldoende gewicht is geweest om te komen tot een bewezenverklaring van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening of bevoordeling. Verdachte zal daarom van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat, zoals hiervoor al overwogen, niet kan worden bewezen dat verdachte een significante, wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het ontstaan of het voortduren van het door medeverdachte [medeverdachte] gepleegde geweld. Verdachte zal daarom ook van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende. Met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte stelt de rechtbank op grond van het dossier alsook de verklaring van verdachte ter terechtzitting vast dat verdachte wist dat [medeverdachte] aangever [slachtoffer 3] ‘een lesje wilde leren’. Verdachte is met de groep naar Paterswolde gefietst waar hij heeft gezien dat [medeverdachte] naar [slachtoffer 3] is toegerend. De rechtbank is echter van oordeel dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte vervolgens op enigerlei wijze, noch in de uitvoering, noch anderszins (fysiek of verbaal) heeft bijgedragen aan het tegen aangever [slachtoffer 3] uitgeoefende geweld. De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat van de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte(n) geen sprake is. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring overige feiten
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 3 primair en 4 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
Ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 november 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 mei 2019, opgenomen op pagina 418 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019079117/ 2019079174 (onderzoek HARBIN/ NN2R019057) d.d. 23 juli 2019, inhoudende het relaas van verbalisanten;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 19 juni 2019, opgenomen op pagina 1003 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van
[getuige] .
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 november 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 8 juli 2019, als los document gevoegd, inhoudende het relaas van [naam 1] , leerplichtambtenaar.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 3 primair en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
3. primair
hij op 5 mei 2019 te Haren (Groningen), openlijk, te weten op de parkeerplaats van " [bedrijf] " aan de Meerweg, in vereniging, geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4] ,
door die [slachtoffer 4] - terwijl die [slachtoffer 4] op de grond lag - tegen het lichaam te slaan en te stompen.
4.
hij in de periode van 5 september 2018 tot en met 13 juni 2019 in de gemeente Groningen, als jongere die de leeftijd van 12 jaren had bereikt, terwijl hij als leerling aan een school, te weten [school], stond ingeschreven, niet heeft voldaan aan de verplichting om
overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969, deze school geregeld te bezoeken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
3. primair openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
4. als leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt
de verplichting tot geregeld volgen van het onderwijs niet nakomen.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 meer subsidiair, 2 meer subsidiair, 3 primair en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot
een werkstraf van 160 uren subsidiair 80 dagen vervangende jeugddetentie waarvan 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie voorwaardelijk met aftrek en een proeftijd van 2 jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 18 oktober 2019 met uitzondering
van het verbod op het gebruik van verdovende middelen.
Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat hij een first offender is.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte door de scheiding van zijn ouders een moeilijke periode heeft doorgemaakt. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de raadsman verzocht om verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om aan verdachte een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen van maximaal 30 uren zonder bijzondere voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 5 mei 2019 schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging.
Verdachte heeft zich door aangever laten uitlokken tot een vechtpartij. Verdachte en zijn vrienden zijn met twee auto's naar Haren gereden waar op de parkeerplaats van [bedrijf] een gevecht is ontstaan. Verdachte heeft aangever samen met anderen geschopt en geslagen. Door op een dergelijke manier te handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever.
Daarnaast heeft verdachte de Leerplichtwet overtreden door ongeoorloofd afwezig te zijn en te laat te komen.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 15 oktober 2019 niet eerder is veroordeeld.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 18 oktober 2019 volgt dat de problematiek van verdachte voor een deel zijn oorsprong lijkt te hebben in de scheiding van de ouders van verdachte. Er spelen factoren in de opvoedingssituatie die maken dat het schoolverzuim verdachte niet geheel kan worden aangerekend. De Raad heeft zorgen over de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van verdachte. Er zijn ook zorgen over de gemoedstoestand van verdachte. Hij oogt terneergeslagen en hij geeft signalen af dat hij niet lekker in zijn vel zit. Ten aanzien van het schoolverzuim is er sprake van verhoogd recidiverisico. De Raad heeft geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden om ervoor te zorgen dat verdachte wordt begeleid door de jeugdreclassering, dat hij onderwijs volgt en dat hij kan worden behandeld.
De rechtbank is tot een beperktere bewezenverklaring gekomen dan de officier van justitie. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS als uitgangspunt genomen. Volgens de oriëntatiepunten is een werkstraf van 40 uren passend voor openlijk geweld gepleegd tegen personen. De rechtbank heeft in strafmatigende zin meegewogen dat aangever zelf ook een groot aandeel heeft gehad in het ontstaan van de vechtpartij. Tevens heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Gelet hierop acht de rechtbank de oplegging van een geheel voorwaardelijke werkstraf van na te noemen duur passend met een proeftijd van twee jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het rapport van de Raad, met uitzondering van het verbod op het gebruik van verdovende middelen. De rechtbank is op grond van het rapport van de Raad en de behandeling ter terechtzitting van oordeel dat de op te leggen bijzondere voorwaarden zullen bijdragen aan de verdere ontwikkeling van verdachte en kunnen bijdragen aan het terugdringen van het recidiverisico. In hetgeen ter terechtzitting door de verdediging is aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding hiervan af te wijken.

Benadeelde partij

Als wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft zich in het strafproces gevoegd de heer [naam 2] met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 363,40 ter vergoeding van materiële schade en € 700,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen met uitzondering van de schadepost 'pet', met dien verstande dat gelet op de leeftijd van verdachte de hoofdelijkheidsclausule niet wordt toegepast maar een bedrag van
€ 200,- voor rekening van verdachte komt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 april 2019 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel waarvan de vervangende jeugddetentie op nihil wordt gesteld. De benadeelde partij dient in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat hij vrijspraak heeft bepleit van het onder 2 ten laste gelegde. Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht om geen hoofdelijkheid toe te passen maar om te bepalen dat een apart deel van de schade voor rekening van verdachte komt, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel waarvan de vervangende jeugddetentie op nihil wordt gesteld.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z 77aa, 77gg en 141 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 26 van de Leerplichtwet 1969, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair, subsidiair, meer subsidiair en onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 primair en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een werkstraf voor de duur van 30 uren.

Bepaalt dat deze werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich gedurende een door de Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen te bepalen periode meldt bij de jeugdreclassering en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
2. dat veroordeelde gedurende de proeftijd zal meewerken aan diagnostiek en dat veroordeelde zich onder een geïndiceerde behandeling zal stellen van een bepaalde deskundige of een bepaalde instantie, door de reclassering te bepalen, op de tijden en plaatsen als door of namens die deskundige of instantie aan te geven;
3. dat veroordeelde gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen of alternatieve vormen van dagbesteding heeft.
Geeft aan Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de werkstraf, vervangende jeugddetentie voor de duur van 15 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. H.R. Bracht en mr. S. Zwarts, rechters, bijgestaan door mr. A.C. Fennema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 november 2019.