Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verdachte] ,
Tenlastelegging
Beoordeling van het bewijs
Deze opgave luidt als volgt:
Rechtbank Noord-Nederland
Op 29 november 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, afpersing in vereniging en openlijke geweldpleging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen van diefstal en afpersing, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening handelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende had bijgedragen aan het geweld dat door medeverdachten werd gepleegd. Wel werd de verdachte veroordeeld voor openlijke geweldpleging en het niet naleven van de Leerplichtwet, waarvoor hij een voorwaardelijke werkstraf van 30 uren kreeg opgelegd met een proeftijd van 2 jaren.
De zaak kwam voort uit incidenten die plaatsvonden op 30 maart en 21 april 2019, waarbij de verdachte betrokken was bij geweld tegen verschillende slachtoffers. De officier van justitie had gevorderd tot veroordeling, maar de rechtbank oordeelde dat de betrokkenheid van de verdachte niet voldoende was om tot een veroordeling voor de zwaardere feiten te komen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn status als first offender en de invloed van de scheiding van zijn ouders op zijn gedrag.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat het feit niet bewezen was dat de schade was ontstaan. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de betrokkenheid van de verdachte bij de gepleegde feiten en de gevolgen daarvan voor zijn toekomst.