ECLI:NL:RBNNE:2019:4947

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 november 2019
Publicatiedatum
28 november 2019
Zaaknummer
18/830005-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging met gebruik van wapens en poging tot doodslag

Op 28 november 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadige confrontatie met een slachtoffer. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 3 januari 2019 te Hoogezand, waar de verdachte samen met zijn kleinzoon en een kennis de auto van het slachtoffer klemreed. Tijdens deze confrontatie werd het slachtoffer met een boksbeugel geslagen en met een mes gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet het opzet had op de dood van het slachtoffer, en sprak hem vrij van de poging tot doodslag en zware mishandeling. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij openlijke geweldpleging, aangezien hij het slachtoffer vasthield en de auto klemreed, wat een significante bijdrage aan het geweld vormde. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf van 100 uren op, en oordeelde dat hij aansprakelijk was voor de schade die het slachtoffer had geleden, met een schadevergoeding van € 2.225,40, inclusief immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830005-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 november 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 november 2019. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D.C. Keuning, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.A. van der Vliet.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 3 januari 2019 te Hoogezand, gemeente Midden-Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
- de auto waar die [slachtoffer] in reed heeft/hebben klemgereden en/of
- die [slachtoffer] (terwijl hij zich op de bijrijdersstoel van de auto bevond) heeft/hebben vastgehouden en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met een boksbeugel) in het gezicht en/of elders tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of
- met een mes in de buik van die [slachtoffer] heeft/hebben gestoken en/of geprikt en/of
-meermalen met een mes in de bovenbenen van die [slachtoffer] heeft/hebben gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 3 januari 2019 te Hoogezand, gemeente Midden-Groningen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet,
- de auto waar die [slachtoffer] in reed heeft/hebben klemgereden en/of
- die [slachtoffer] (terwijl hij zich op de bijrijdersstoel van de auto bevond) heeft/hebben vastgehouden en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met een boksbeugel) in het gezicht en/of elders tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of
- met een mes in de buik van die [slachtoffer] heeft/hebben gestoken en/of geprikt en/of
- meermalen met een mes in de bovenbenen van die [slachtoffer] heeft/hebben gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 03 januari 2019 te Hoogezand, gemeente Midden-Groningen, openlijk, te weten op/aan de Gorecht-Oost, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] door de auto waar die [slachtoffer] in reed klem te rijden en/of die [slachtoffer] vast te houden en/of met een boksbeugel te slaan en/of in het gezicht van die
[slachtoffer] te slaan en/of met een mes in de buik van die [slachtoffer] te steken en/of meermalen met een mes in de benen van die [slachtoffer] te steken en/of te snijden en/of in een voet te snijden terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten steekwonden en/of snijwonden in zijn bovenbenen en/of snijwonden in zijn onderbenen en/of een snijwond in de voet, voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
meest subsidiair
hij op of omstreeks 3 januari 2019 te Hoogezand, gemeente Midden-Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door,
- de auto waar die [slachtoffer] in reed klem te rijden en/of
- die [slachtoffer] (terwijl hij zich op de bijrijdersstoel van de auto bevond) vast te houden en/of - meermalen, althans eenmaal, (met een boksbeugel) in het gezicht en/of elders tegen het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of
- in het gezicht van die [slachtoffer] te slaan en/of
- met een mes in de buik van die [slachtoffer] te steken en/of te prikken en/of
- meermalen met een mes in de bovenbenen van die [slachtoffer] te steken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het primair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot doodslag op [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) en van de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van [slachtoffer] . De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzet had op de dood of zware mishandeling van [slachtoffer] . De meer subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging kan bewezen worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het aangevoerd dat het handelen van verdachte geen strafbaar feit oplevert en dat van medeplegen of in vereniging plegen van een van de ten laste gelegde geweldsdelicten geen sprake kan zijn omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat [slachtoffer] werd mishandeld door zijn kleinzoon, Danny [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en/of zijn kennis [medeverdachte 2] . Verdachte hield zich bezig met omstanders en heeft niet gezien dat [slachtoffer] gewelddadig werd bejegend.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van de meer subsidiair tenlastegelegde openlijke geweldpleging redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 14 november 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 3 januari 2019 ben ik met mijn kleinzoon [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de auto naar [slachtoffer] gereden in Hoogezand. [medeverdachte 1] was boos op [slachtoffer] . Ik hield er rekening mee dat er meer zou gebeuren dan alleen praten. Ik dacht dat er misschien een paar klappen zouden vallen. Toen de auto waarin [slachtoffer] zat, achteruit een parkeervak zou rijden, heb ik mijn auto erachter gezet. [medeverdachte 1] hield zich bezig met [slachtoffer] . Ik hield mensen tegen die zich met hen wilden bemoeien. Toen [medeverdachte 1] bij [slachtoffer] weg was, heb ik [slachtoffer] een por gegeven en toegesproken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 januari 2019, opgenomen op pagina 59 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019003663 d.d. 30 juni 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
We werden klemgereden door een grijze Volkswagen. Ik zag dat [medeverdachte 1] naar onze auto kwam lopen. Ik zag dat [medeverdachte 1] de deur opentrok. Ik zat nog in de stoel. Ik zag dat hij mij met een boksbeugel tegen mijn oog sloeg.
V: Heb jij gezien of [medeverdachte 1] uit de auto kwam?
A: Ze kwamen met z'n drieën uit de auto. De opa was bestuurder.
Ik voelde pijn toen ik werd geslagen. Toen werd ik door twee volwassenen klem gehouden. Dit waren de opa en oom van [medeverdachte 1] .
V: Hoe moeten wij dit voor ons zien. Want je zit nog in de auto?
A: Die twee volwassenen waren in de auto gebogen om mij vast te kunnen houden. Dit gebeurde via mijn kant, de bijrijdersportier.
V: Waar stond de opa?
A: Die stond aan de kant van de motorkap. De opa stond aan mijn linkerkant, de oom aan de rechterkant en [medeverdachte 1] in het midden. De oom stond echt voorovergebogen.
V: Waar houden de opa en oom van [medeverdachte 1] jou vast?
A: Bij mijn armen. Ik zag dat [medeverdachte 1] mij wilde steken in mijn buik. [medeverdachte 1] heeft een mes vast. Ik werd vastgehouden en ik zag dat [medeverdachte 1] op mijn buik richtte. Ik zag dat hij met het mes naar voren stak richting mijn buik. Ik heb een afweerwond op mijn rechterhand. Op mijn buik heb ik een klein wondje zitten. Ik droeg een T-shirt, trui en jas.
A: Ik trapte hem om hem af te weren. Toen begon hij mij roekeloos te steken in mijn been. Ik werd twee keer in mijn linkerbeen gestoken en een keer in mijn rechterbeen. Ook is er gesneden in mijn linkervoet.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten medische informatie d.d. 4 januari 2019, opgenomen op pagina 73 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Naam: [slachtoffer]
1. Welk(e) letsels(s) dan wel afwijking(en) - zowel in- als uitwendig - heeft de behandelaar bij betrokkene geconstateerd (aard, omvang en lokalisatie)?
- aangezicht: oppervlakkige laceratie rechts, geen verdenking fractuur
- multipele oppervlakkige steekverwondingen: - bovenbeen mediaal links 3 cm
- knieholte mediaal links 3 cm
- lateraal bovenbeen rechts 3 cm
- lateraal pink rechts 1 cm
4. Is er kans op restverschijnselen nu of op langere termijn?
Littekens, verder restloos herstel te verwachten.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 januari 2019, opgenomen op pagina 55 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Vandaag 3 januari 2019 heb ik [slachtoffer] opgehaald met mijn auto. Ik parkeerde mijn auto in een parkeervak bij [adres] in Hoogezand. Ik wilde achteruit rijden om de auto beter neer te zetten. Vervolgens zag ik dat er een grote personenauto achter mijn auto ging staan op ongeveer 10 cm van mijn bumper. Ik kon daarom geen kant op. Ik zag daarna dat het portier van [slachtoffer] met kracht werd opengetrokken en ik hoorde [slachtoffer] roepen: "Dat is die [medeverdachte 1] , dat is die [medeverdachte 1] ." Ik zag dat een jongen vol op [slachtoffer] begon in te slaan. Ik zag dat de jongen een boksbeugel in zijn rechterhand had en met kracht daarna [slachtoffer] meerdere keren in zijn gezicht en op zijn lichaam sloeg. Ik zag dat [slachtoffer] zich probeerde te verdedigen door de jongen proberen van zich af te schoppen. Ik zag dat de jongen met kracht bleef door slaan op [slachtoffer] en hem meerdere keren raakte in zijn gezicht en op zijn lichaam. Ik hoorde [slachtoffer] daarbij roepen: "aahg aahg". Ik hoorde hem ook roepen: "niet met een boksbeugel". Op een gegeven moment kon [slachtoffer] het portier dichttrekken en ik zag en hoorde dat die jongen met kracht tegen het rechterportier schopte van mijn auto. Ik zag vervolgens dat deze jongen het portier van [slachtoffer] weer opentrok en ik zag dat er twee mannen over deze jongen heen leunden en ik zag een man van ongeveer 40 jaar in een buitenlandse taal die ik niet ken schreeuwen naar [slachtoffer] . Ik zag ook dat die man meerdere keren met kracht met zijn rechtervuist in het gezicht van [slachtoffer] sloeg. Ook sloeg hij meerdere keren met kracht met zijn vlakke hand in het gezicht van [slachtoffer] . Ik zag dat de andere man met grijs haar van ongeveer 50 jaar [slachtoffer] vasthield zodat de andere man hem kon slaan. Ik hoorde toen opeens [slachtoffer] schreeuwen: "Ik word gestoken, help me [getuige] ". De mannen hielden [slachtoffer] op dat moment nog vast en ik zag toen in de hand van [medeverdachte 1] een mes.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 4 januari 2019, opgenomen op pagina 121 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
We probeerden [slachtoffer] te zoeken. Toen hebben we hem gevonden en zijn die auto achterna gereden. Toen ging die ander de auto parkeren. De auto wilde weer achteruit rijden en hebben wij de auto erachter gezet. Ik ben boos geworden en heb de deur opengedaan aan zijn kant en heb ik hem eerst gewoon geslagen op het lichaam en daarna heb ik hem geslagen met een boksbeugel op zijn arm. Hij trapte mij in de buik en ik werd nog bozer en ik had een zakmes in mijn zak en met dat mes heb ik hem in zijn been geraakt, drie keer. Ik had tegen mijn opa gezegd dat ik met [slachtoffer] wilde vechten om [slachtoffer] pijn te doen. Opa en die andere man, mijn vermoedelijke biologische vader, zijn meegegaan. We zijn langs zijn huis gereden in Hoogezand. Toen we er langs reden zagen we hem naar buiten komen. Hij stapte in de auto. We zijn achter die auto aangereden. We kwamen uit bij het winkelcentrum. We hebben toen die auto klemgereden. Ik heb [slachtoffer] eerst drie keer geslagen. Ik heb het mes uit mijn jaszak gepakt, opengeklapt, weer naar voren gegaan en heb ik hem driemaal in het been gestoken.

Bewijsoverwegingen

Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank - kort gezegd - vast dat verdachte wist dat [medeverdachte 1] [slachtoffer] pijn wilde gaan doen en dat verdachte de auto waarin [slachtoffer] zat, met die bedoeling heeft klemgereden. Vervolgens heeft [medeverdachte 1] met een boksbeugel (onder meer) tegen het hoofd van [slachtoffer] geslagen en met een mes op [slachtoffer] heeft ingestoken. [slachtoffer] is meermalen met het mes geraakt in zijn bovenbenen en eenmaal in zijn buik, hand en voet. Verdachte heeft andere mensen op afstand gehouden, heeft [slachtoffer] vastgepakt en een por gegeven. [medeverdachte 2] heeft [slachtoffer] vastgepakt, geslagen en tegen hem geschreeuwd.
De rechtbank dient eerst de vraag te beantwoorden of sprake was van een poging tot doodslag, zoals primair ten laste is gelegd in de vorm van medeplegen.
De rechtbank stelt voorop dat de individuele gedragingen van verdachte en [medeverdachte 2] niet kunnen worden aangemerkt als een poging tot doodslag noch een poging tot zware mishandeling. Dat ligt anders voor de gedragingen van [medeverdachte 1] . Het steken met een mes in de buik, zijnde een kwetsbaar lichaamsdeel waar vitale organen zitten, kan naar uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als een poging tot doodslag. Ten aanzien van [medeverdachte 1] kan dan ook worden vastgesteld dat hij (in ieder geval) voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] had en dat dus sprake was van een poging tot doodslag op [slachtoffer] .
Ten aanzien van de vraag of verdachte als medepleger van de poging tot doodslag gepleegd door [medeverdachte 1] kan worden aangemerkt, overweegt de rechtbank dat voor medeplegen een dubbel opzetvereiste geldt. Verdachte moet zowel opzet op de onderlinge samenwerking met [medeverdachte 1] hebben gehad, als opzet op het gronddelict, in dit geval poging tot doodslag.
De rechtbank constateert dat verdachte en [medeverdachte 1] beiden hebben ontkend dat verdachte wist dat [medeverdachte 1] wapens zou gebruiken ten opzichte van [slachtoffer] . De rechtbank kan ook niet op andere wijze vaststellen dat verdachte wetenschap had van beoogd gebruik van wapens door [medeverdachte 1] , noch dat hij op het moment zelf moet hebben gezien dat [medeverdachte 1] wapens bij zich had en/of heeft gebruikt. Nu binnen het genoemde feitencomplex de wetenschap van (het voornemen van) het gebruik van wapens essentieel is voor de bewezenverklaring van de poging tot doodslag, is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte opzet op de dood van [slachtoffer] - en dus op hetzelfde gronddelict als [medeverdachte 1] - had. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling geldt naar het oordeel van de rechtbank hetzelfde: omdat niet bewezen kan worden dat verdachte wist van het (voornemen tot) wapengebruik door [medeverdachte 1] , kan niet worden bewezen dat hij opzet had op de zware mishandeling van [slachtoffer] . De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
De rechtbank acht de meer subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging in vereniging bewezen, nu verdachte - wetend dat [medeverdachte 1] [slachtoffer] pijn wilde gaan doen - met zijn gedragingen (het klemrijden van de auto en het vastpakken van [slachtoffer] ) een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 3 januari 2019 te Hoogezand, gemeente Midden-Groningen, openlijk, te weten aan de Gorecht-Oost, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] door de auto waar die [slachtoffer] in reed klem te rijden en die [slachtoffer] vast te houden en met een boksbeugel te slaan en in het gezicht van die [slachtoffer] te slaan en met een mes in de buik van die [slachtoffer] te steken en meermalen met een mes in de benen van die [slachtoffer] te steken en in een voet te snijden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
meer subsidiair openlijke geweldpleging
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft oplegging van een voorwaardelijke werkstraf bepleit.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting de rapportage van het Leger des Heils d.d. 13 maart 2019, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 18 oktober 2019, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Hij is met zijn kleinzoon en een kennis in de auto op zoek gegaan naar een jongen op wie zijn kleinzoon wraak wilde nemen. Hij heeft de auto waarin deze jongen zat, klemgereden, waarna de kleinzoon fors geweld op deze jongen uitoefende en daarbij een mes en een boksbeugel gebruikte. Aan dit openlijke geweld heeft verdachte een bijdrage geleverd door de auto klem te rijden en op enig moment de jongen vast te pakken.
De rechtbank is geschokt door de mate waarin geweld is gebruikt ten opzichte van het compleet overrompelde en weerloze slachtoffer. Verdachte heeft hierin als volwassene een kwalijke rol gespeeld. In plaats van te proberen de problemen tussen zijn kleinzoon en het slachtoffer op te (laten) lossen op een volwassen manier, door bijvoorbeeld het aangaan van een gesprek, of door naar de politie te stappen, heeft hij olie op het vuur gegooid en heeft hij een gewelddadige confrontatie gefaciliteerd.
Door de openlijke geweldpleging is ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Ook zijn diverse omstanders op klaarlichte dag ongewild geconfronteerd met het geweld. De gevolgen voor het slachtoffer zijn groot: hij houdt verschillende littekens over aan de steekwonden, heeft tijdens het sporten nog steeds last van zijn benen en is angstig door het voorval. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat een werkstraf van 100 uur een passende straf is en zal deze straf dan ook aan verdachte opleggen. Een voorwaardelijke straf, zoals voorgesteld door de raadsman, zou onvoldoende rechtdoen aan de ernst van de feiten en de rol die verdachte - als volwassene - heeft gespeeld.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 225,40 ter vergoeding van materiële schade en € 2.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank dat [slachtoffer] vanuit het niets is geconfronteerd met een explosie van geweld. Er is met een boksbeugel op hem ingeslagen en met een mes op hem ingestoken, terwijl hij geen kant op kon. Dat [slachtoffer] hierdoor ook (lange tijd) na het voorval nog gevoelens van angst ervaart, is volstrekt invoelbaar en behoeft geen nadere onderbouwing. De hoogte van gevorderde immateriële schade staat in redelijk verband met hetgeen is voorgevallen. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 3 januari 2019. Dit betreft schade tot op dit moment.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien (één van) zijn medeverdachte(n) deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 100 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 2.225,40(zegge: tweeduizendtweehonderdvijfentwintig euro en veertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2019, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 2.225,40 (zegge: tweeduizendtweehonderd-vijfentwintig euro en veertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2019, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 32 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 225,40 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte of de mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte of de mededader(s) aan de benadeelde partij
het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. N.A. Vlietstra en mr. C.J. Hoedt, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 november 2019.
Mr. Hoedt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.