ECLI:NL:RBNNE:2019:4886

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 november 2019
Publicatiedatum
21 november 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 883
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep in WOZ-zaak na termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 november 2019 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van de heffingsambtenaar van het Noordelijk Belastingkantoor, waarbij de waarde van een onroerende zaak was vastgesteld op € 3.173.000 per waardepeildatum 1 januari 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift te laat was ingediend, aangezien het pas op 26 maart 2018 bij de rechtbank was ontvangen, terwijl de termijn op 21 maart 2018 eindigde. Eiseres had het beroepschrift weliswaar gedateerd op 19 maart 2018, maar de rechtbank concludeerde dat het niet tijdig was ingediend. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen feiten of omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 18/883
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 21 november 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde eiseres] ),
en

de heffingsambtenaar van het Noordelijk Belastingkantoor, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Bij besluit van 29 april 2017 heeft verweerder op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [plaats] (de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2016, vastgesteld voor het kalenderjaar 2017 op € 3.173.000.
Bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 7 februari 2018 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak op bezwaar heeft eiser beroep ingesteld.
De griffier van de rechtbank heeft een dag voor de zitting telefonisch aan de gemachtigde van eiseres medegedeeld dat ter zitting ook de ontvankelijkheid van het beroep zal worden besproken. Gelet hierop heeft de gemachtigde van eiseres op de dag van de zitting telefonisch aan de rechtbank medegedeeld dat hij niet op zitting zal verschijnen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2019. Eiseres is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam] en [taxateur] , taxateur.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Gronden

1. De rechtbank moet de ontvankelijkheid van het beroep ambtshalve toetsen. Daartoe verricht zij zelfstandig feitenonderzoek. In dat verband overweegt de rechtbank het volgende.
2. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. Deze termijn begint op de dag na dagtekening van de uitspraak op bezwaar. Een beroepschrift is tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Wanneer het beroepschrift met de gewone post (PostNL) wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn door de rechtbank is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verschoonbaar is. Dit alles volgt uit de artikel 6:7, 6:9 en 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
3. Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 7 februari 2018 is. De beroepstermijn eindigde daarom op woensdag 21 maart 2018. Het beroepschrift is weliswaar gedateerd 19 maart 2018, maar eerst op maandag 26 maart 2018 bij de rechtbank binnengekomen. Op de envelop zit een frankeerstempel met als datum 22 maart 2018. De rechtbank gaat ervan uit dat het beroepschrift gelet daarop op zijn vroegst op die datum ter post is bezorgd. Eiseres heeft het beroepschrift daarnaast ook per fax aan de rechtbank toegezonden. Ook de fax is bij de rechtbank binnengekomen op 22 maart 2018. Uit de datering die het faxapparaat van [gemachtigde eiseres] heeft meegegeven volgt dat de fax op 22 maart 2018 om 9:23 aan de rechtbank is verzonden. Het voorgaande betekent dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend en ook niet als tijdig kan worden aangemerkt.
4. De rechtbank is voorts van oordeel dat niet gebleken is van feiten of omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat eiseres in verzuim is geweest en derhalve de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
5. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk verklaard.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
7. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is op 21 november 2019 gedaan door mr. A.M.A.M. Kager, voorzitter, mr. A. Heidekamp en mr. F.J.H.L. Makkinga, leden, in aanwezigheid van mr. L.S. Langius, griffier. De beslissing is op voormelde datum in het openbaar uitgesproken, evenals de rechtsmiddelenverwijzing.
w.g. griffier
w.g. voorzitter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.