ECLI:NL:RBNNE:2019:4805

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 oktober 2019
Publicatiedatum
15 november 2019
Zaaknummer
169151
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om machtiging gesloten jeugdhulp wegens gebrek aan recent onderzoek door gedragswetenschapper

In deze zaak heeft de kinderrechter op 9 oktober 2019 een verzoek om machtiging gesloten jeugdhulp afgewezen. De aanvraag was ingediend door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) voor een minderjarige, geboren in 2003, die een problematische voorgeschiedenis heeft met onder andere huiselijk geweld en een verslaving aan drugs en alcohol. De kinderrechter oordeelde dat de GI niet had voldaan aan de wettelijke vereisten, aangezien de gedragswetenschapper de minderjarige niet kort tevoren had onderzocht. De kinderrechter merkte op dat de verklaring van de gedragswetenschapper enkel op dossieronderzoek was gebaseerd en niet voldeed aan de eisen van de Jeugdwet. De kinderrechter benadrukte dat het noodzakelijk was om een nieuwe verklaring van een gedragswetenschapper te overleggen, nu de minderjarige inmiddels bij zijn moeder verbleef en onderzoek feitelijk mogelijk was. De kinderrechter concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een afwijking van de wettelijke vereisten rechtvaardigden, en wees het verzoek af. De kinderrechter gaf aan dat de GI eerst een passende plek voor de minderjarige moet vinden voordat er opnieuw een verzoek kan worden ingediend.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaakgegevens : C/17/169151 / FJ RK 19-897
datum uitspraak: 9 oktober 2019

Beschikking machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,hierna te noemen de GI (gecertificeerde instelling),
gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [de minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vader] ,

wonende te [de woonplaats] ,

[de moeder] ,

wonende te [de woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 25 september 2019, ingekomen bij de griffie op
27 september 2019;
- de verklaring d.d. 25 september 2019 dat een voorziening nodig is op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder;
- de instemmende verklaring d.d. 20 september 2019 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper.
Op 9 oktober 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- namens de GI: [naam jeugdzorgmedewerker] ,
- namens [de minderjarige] : mr. G.R. Stoeten,
- de moeder.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- [de minderjarige] ,
- de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[de minderjarige] verblijft afwisselend bij de moeder en haar partner.
Bij beschikking van 8 maart 2019 is de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot
19 maart 2020.
Bij beschikking van 4 juli 2019 is een machtiging gesloten jeugdhulp betreffende [de minderjarige] verleend tot 11 oktober 2019.

Het verzoek

De GI heeft een machtiging verzocht om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI heeft daartoe, kort en zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd. [de minderjarige] heeft een belaste voorgeschiedenis. Hij heeft niet voldoende rust en veiligheid gevoeld in zijn jonge kinderjaren door alle strijd en ruzies binnen het systeem. Er is veel hulpverlening geweest, maar dat heeft niet geholpen, omdat het de ouders en [de minderjarige] niet lukt om samen te werken met de hulpverlening. [de minderjarige] heeft veel van school verzuimd. [de minderjarige] heeft een tijd bij zijn vader gewoond. Ook dat ging niet goed. Tussen hen was sprake van huiselijk geweld en de vader was niet in staat [de minderjarige] de basale zorg te bieden die elk kind nodig heeft. [de minderjarige] kampt met de gevolgen van deze instabiliteit in zijn leven. Hij is zeer zelfbepalend geworden en heeft een drank- en drugsverslaving. Hij heeft zelf de regie genomen en beloftes komt hij niet na (bijvoorbeeld het doen van een beroepskeuzetest). Er is al heel veel geprobeerd, ook op het gebied van verblijf. [de minderjarige] loopt ook uit de gesloten instelling weg. [de minderjarige] is uitgeschreven door Elker (voorheen Wilster), omdat hij meer dan twee weken buiten de instelling verbleef. De zorgen over hem zijn zeer groot. De GI is op zoek naar een geschikte plek voor [de minderjarige] . De plekken zijn zeer schaars. Er wordt in heel Nederland gezocht naar een plek. Een optie is ook een plaatsing in het buitenland. Daar zou hij per direct terecht kunnen. [de minderjarige] staat daar niet achter. De GI wil graag een machtiging gesloten jeugdhulp om [de minderjarige] met de politie op te kunnen halen en om hem te beschermen. [de minderjarige] heeft niet met een gedragswetenschapper gesproken. De GI heeft de gedragswetenschapper wel geattendeerd op een tijdstip waarop deze [de minderjarige] zou kunnen spreken (namelijk toen hij nog bij Elker verbleef). De gedragswetenschapper heeft ervoor gekozen om [de minderjarige] op een ander tijdstip te bezoeken, maar toen was hij al weggelopen. Desgevraagd heeft de GI aangegeven dat de gedragswetenschapper nadien niet meer heeft geprobeerd om een gesprek met [de minderjarige] in persoon te hebben. De GI kan zich ook vinden in toewijzing van het verzoek voor de duur van drie maanden, zoals de gedragswetenschaper heeft geadviseerd.

Het standpunt van de belanghebbenden

[de minderjarige]
Namens [de minderjarige] is het volgende aangevoerd. [de minderjarige] heeft er voor gekozen om niet de rechtbank binnen te gaan. Hij was wel met zijn moeder meegekomen. Een gesloten plaatsing is niet de juiste plek voor hem. Hij loopt er toch steeds weg. De mogelijkheid van een plek in het buitenland heeft de advocaat niet met [de minderjarige] kunnen bespreken. Wellicht kan de kinderrechter [de minderjarige] telefonisch horen. De gedragswetenschapper heeft niet met [de minderjarige] persoonlijk gesproken, terwijl dit een wettelijk vereiste is voor een gesloten plaatsing. Bovendien is er nu geen plek voor [de minderjarige] en zal [de minderjarige] daar constant bezig zijn met vluchtpogingen Het is beter dat er nu eerst wordt afgetast wat de beste locatie is, bijvoorbeeld de optie van een plek in het buitenland. De advocaat heeft verzocht het verzoek af te wijzen.
De moeder
De moeder maakt zich grote zorgen over [de minderjarige] , met name het drugsgebruik van [de minderjarige] blijft een heel groot probleem. Volgens de moeder gebruikt [de minderjarige] dagelijks drugs. De moeder gunt [de minderjarige] een plek in een open setting met behandeling. De moeder heeft steeds geweten waar [de minderjarige] verbleef. Momenteel verblijft hij overdag bij haar en doet hij klusjes en 's nachts verblijft hij haar partner, met wie zij een latrelatie heeft. Zolang [de minderjarige] niet te veel onder druk staat, gaat het goed.

De beoordeling

De kinderrechter overweegt als volgt.
[de minderjarige] is niet door de kinderrechter gehoord, omdat hij voor de rechtbank heeft beslist om niet mee naar binnen te gaan. De kinderrechter zal daarom een beslissing nemen zonder dat [de minderjarige] is gehoord.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, zesde lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien een daartoe gekwalificeerde gedragswetenschapper de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht. De door de GI overgelegde verklaring van een gedragswetenschapper berust enkel op dossieronderzoek en voldoet daarmee niet aan het bepaalde in voornoemd artikel.
Slechts in uitzonderlijke gevallen kan van artikel 6.1.2, zesde lid, Jeugdwet afgeweken worden, bijvoorbeeld als de jeugdige spoorloos is of weigert in gesprek te gaan met de gedragswetenschapper.
Van zo'n uitzonderlijke situatie is hier geen sprake. Uit de verklaring van de gedragswetenschapper blijkt namelijk niet waarom het onderzoek feitelijk onmogelijk was. Volgens de GI heeft de gedragswetenschapper er voor gekozen om [de minderjarige] niet te bezoeken op het door de GI voorgestelde tijdstip bij Elker, maar op een later moment. Op dat latere moment was [de minderjarige] niet meer bij Elker. Het is de kinderrechter niet duidelijk wat de gedragswetenschapper heeft gedaan om daarna nog in contact met [de minderjarige] te komen, bijvoorbeeld telefonisch. Gelet op het feit dat [de minderjarige] bij de moeder en haar partner verblijft, is onderzoek (inmiddels) feitelijk gewoon mogelijk. De GI had dan ook een nieuwe verklaring van een gedragswetenschapper moeten overleggen, die [de minderjarige] kort daarvoor had onderzocht. Nu niet voldaan is aan de wet, zal de kinderrechter het verzoek afwijzen.
Ten overvloede overweegt de kinderrechter dat op de zitting uitgebreid is gesproken over de locatie/instelling waar [de minderjarige] naar toe zou moeten als er wel een gesloten machtiging zou worden verleend. Op dit moment is er geen plek beschikbaar voor [de minderjarige] . Daarbij komt dat [de minderjarige] ook uit de gesloten instellingen wegloopt. Het is nu eerst zaak voor de GI om een passende plek voor [de minderjarige] te zoeken, waar zijn verblijf veilig kan worden gesteld en kan worden gewerkt aan zijn problematiek. Vervolgens kan de GI met inachtneming van de wettelijke vereisten een nieuw verzoek indienen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2019 door mr. J. Teertstra, kinderrechter in tegenwoordigheid van de griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 23 oktober 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden
fn 315