ECLI:NL:RBNNE:2019:4752

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 november 2019
Publicatiedatum
12 november 2019
Zaaknummer
18/720009-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling en bedreiging binnen een relatie

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 7 november 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een man die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling en bedreiging van zijn vriendin. De feiten vonden plaats in de relatie tussen verdachte en aangeefster, waarbij de verdachte haar keel zo hard dichtkneep dat zij vreesde voor haar leven. Het geweld vond plaats in de woning van de verdachte, waar de aangeefster ook woonde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster meerdere keren heeft geslagen en haar heeft bedreigd met de dood via een telefoongesprek. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en de rechtbank heeft deze eis grotendeels overgenomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de psychische problemen van de verdachte en het risico op recidive. De rechtbank heeft ook de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsmisdrijven in overweging genomen. De uitspraak benadrukt de ernst van de inbreuk op de lichamelijke integriteit en het veiligheidsgevoel van de aangeefster.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720009-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 november 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 juni 2019 en 24 oktober 2019.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. A.M Veld, advocaat te Hoogeveen, die heeft verklaard uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M. Scharenborg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks eind november 2018, te Heerenveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] bij de keel heeft gepakt en/of de keel heeft dichtgeknepen, waardoor zij geen lucht kreeg, en/of haar meerdere malen, althans eenmaal, tegen haar hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks eind november 2018, te Heerenveen, een persoon, genaamd [slachtoffer] heeft mishandeld door haar bij de keel te pakken en/of de keel dicht te knijpen, waardoor zij geen lucht kreeg, en/of haar meerdere malen, althans eenmaal, te slaan tegen haar hoofd;
2.
hij op of omstreeks 16 januari 2019, te Heerenveen, een persoon, genaamd [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] telefonisch dreigend de woorden toe te voegen "Als je ophangt breek ik je nek", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1. primair en feit 2. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte aangeefster meermalen tegen haar hoofd heeft geslagen en haar zo hard in haar keel heeft geknepen dat ze geen lucht meer kreeg. Hij liet pas los nadat aangeefster hem op zijn rug sloeg. Dat aangeefster naderhand de aangifte in wilde trekken omdat het volgens haar allemaal wel meeviel, is niet geloofwaardig. Verdachte domineert en beïnvloedt aangeefster. Dat blijkt ook wel uit de door hem verzonden WhatsApp-berichten. Ook heeft hij haar telefonisch met de dood bedreigd. De aangifte wordt ondersteund door verklaringen van getuigen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1. en feit 2. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Voor een poging tot zware mishandeling ontbreekt het bewijs. Het enkel kort vastpakken bij de keel en het slaan tegen het hoofd is onvoldoende om te spreken van een poging tot zware mishandeling. Verdachte ontkent de (poging tot zware) mishandeling te hebben gepleegd en uit de uiterlijke verschijningsvorm blijkt het (voorwaardelijk) opzet ook niet. Er is onvoldoende wettig bewijs dat verdachte aangeefster zou hebben mishandeld. Verdachte ontkent ook dat hij haar heeft bedreigd. Verdachte sprak slechts vol emotie. Verder is het goed mogelijk dat de getuigen zich hebben vergist in wat zij hebben gehoord.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 januari 2019, opgenomen op pagina 23 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019014387 d.d. 17 januari 2019, inhoudend als verklaring van aangeefster [slachtoffer] :
Vanaf l november 2018 woont [verdachte] aan de [straatnaam] te Heerenveen. Ik ben bij hem ingetrokken op dit adres. Eind november 2018, kreeg ik ruzie met [verdachte] .
Ik deed toen mijn jas aan en maakte aanstalten de woning te verlaten. Hij schreeuwde dat ik blijven moest en zijn jas uit moest doen, die ik van hem geleend had.
Ik gilde zonder een woord uit te kunnen brengen. Ik zag dat [verdachte] boos op mij afgelopen
kwam. Op dat moment zat ik op de bank. Ik was erg bang. Ik deed mijn ogen dicht en ik voelde dat [verdachte] mij op mijn hoofd raakte met zijn hand of zijn vuist, dat weet ik niet meer. Hij raakte mij aan de linkerkant van mijn hoofd. Ik voelde meteen een stekende pijn, mijn hoofd bonkte van de klap. Ik voelde dat [verdachte] mij twee keer met kracht op mijn hoofd raakte. Vervolgens pakte [verdachte] mij bij mijn keel met beide handen, hij kneep kort mijn nek dicht waardoor ik geen lucht kreeg. Uit zelfverdediging sloeg ik [verdachte] op zijn rug, waarna hij mijn nek losliet. Ik hoorde dat [verdachte] meteen sorry zei en aangaf dit niet meer te zullen doen. Ik was echt heel bang en dacht dat [verdachte] mij zou vermoorden.
Vandaag 16 januari 2019 kreeg ik een telefoontje van [verdachte] . Ik was op dat moment op school. Ik hoorde [verdachte] zeggen, wanneer ik op zou hangen hij mijn nek zou breken en die van mijn lerares. Ik durfde niet op te hangen uit angst voor de consequenties. Uit angst ging ik bij de beveiliger van de school staan, zodat hij kon horen wat er gaande was.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 16 januari 2019, opgenomen op pagina 27 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Ik ben werkzaam bij [naam school] te Heerenveen. Eind november 2018 heb ik een gesprek gehad met [slachtoffer] . Toen [slachtoffer] bij mij was op gesprek zag ik direct een blauwe plek in de hals. Ik weet niet meer welke kant dat was. [slachtoffer] vertelde uit zichzelf dat zij mishandeld was door haar vriend, [verdachte] . [slachtoffer] vertelde mij dat [verdachte] haar had geslagen op haar hoofd, dat [verdachte] haar bij haar hals heeft gepakt en dicht heeft geknepen.
Op 16 januari 2019 (…) was ik in de school. Ik zag direct dat het [slachtoffer] was samen met de beveiliging. Ik hoorde via de telefoon van [slachtoffer] dat er een man aan het schreeuwen was. Ik hoorde dat de jongen zei: "Ik breek jouw nek en die van de lerares."
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 16 januari 2019, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Rond november 2018 werden we gebeld door [slachtoffer] . Ze zei dat [verdachte] haar had mishandeld. [slachtoffer] vertelde mij dat [verdachte] haar bij de keel had gepakt. Ze hadden ruzie gehad over een gourmetschotel. [slachtoffer] wilde namelijk graag met Kerst bij onze moeder zijn, echter dit mocht niet van [verdachte] . Daarom hadden ze ruzie gekregen, waarop [verdachte] haar bij de keel pakte. Toen heb ik [slachtoffer] gebeld en gezegd dat ik haar op zou halen. Echter ik mocht haar niet ophalen, omdat zij zo bang was voor [verdachte] en als ik haar dan zou ophalen, dan zou het helemaal misgaan.
V: Hoe vaak heeft [verdachte] [slachtoffer] mishandeld?
A: Een keer heeft hij haar mishandeld, zo vertelde ze mij.
V: Wat deed hij toen precies?
A: Hij pakte [slachtoffer] dus toen bij de keel en drukte haar keel daarbij dicht en schold haar uit voor van alles en nog wat.
V: Had [slachtoffer] ook letsel daardoor?
A: Ze had blauwe plakken in haar hals, door het knijpen van [verdachte] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 17 januari 2019, opgenomen op pagina 32 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 3] :
Op 16 januari 2019 was ik als beveiliger werkzaam op [naam school] te Heerenveen. Op enig moment, volgens mij had ze toen haar mobiele telefoon op de luidspreker staan, hoorde ik dat een mannenstem aan de andere kant van de lijn zei: "Dan breek ik je nek en ook die van die vrouw".

Bewijsoverweging

Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden. Daarbij neemt de rechtbank de door aangeefster bij de politie afgelegde verklaring van 16 januari 2019 tot uitgangspunt. Gelet op deze verklaring, de verklaring van getuige [getuige 1] over de blauwe plek in de hals van aangeefster en aangeefsters angst voor de agressie van verdachte hecht de rechtbank geen waarde aan de brief van aangeefster, waarin zij schrijft dat zij de aangifte in wil trekken omdat het allemaal wel meeviel.
Verdachte heeft aangeefster tegen haar hoofd geslagen en met een zodanige kracht haar keel dichtgeknepen dat aangeefster geen adem meer kreeg. Ze was bang vermoord te worden en ze moest verdachte op zijn rug slaan om hem op te laten houden met knijpen. Dat verdachte met veel kracht heeft geknepen, blijkt ook uit blauwe plek in de hals van aangeefster.
Naar algemene ervaringsregels levert het dichtknijpen van de keel van een persoon, wanneer dat enige tijd wordt volgehouden, de aanmerkelijke kans op dat die persoon als gevolg daarvan zwaar lichamelijk letsel oploopt. In de keel loopt immers de luchtpijp en lopen voorts de slagaderen die de hersenen van zuurstofrijk bloed voorzien. Het ontnemen van de adem of het onderbreken van de bloedstroom naar de hersenen leidt al snel tot zeer ernstige gevolgen. Gelet op deze feiten en omstandigheden heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster als gevolg van zijn handelen zwaar lichamelijk letsel op zou lopen en is zijn opzet - minst genomen in voorwaardelijke zin - daarop gericht geweest. Dat de aanmerkelijke kans zich niet heeft verwezenlijkt is alleen te danken aan het verweer van aangeefster. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door met kracht de keel van aangeefster dicht te knijpen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1. primair en 2. wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij omstreeks eind november 2018 te Heerenveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] bij de keel heeft gepakt en de keel heeft dichtgeknepen, waardoor zij geen lucht kreeg, en haar meerdere malen tegen haar hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 16 januari 2019 te Heerenveen [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer] telefonisch dreigend de woorden toe te voegen: "Als je ophangt, breek ik je nek".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
1. primair poging tot zware mishandeling;
2. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1. primair en 2. wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden met een proeftijd van 3 jaar, oplegging van de bijzondere voorwaarden meldplicht en meewerken aan diagnostisch onderzoek en de daar eventueel uit voortvloeiende ambulante of klinische behandeling. Subsidiair, gelet op de problematiek van verdachte en de hoge kans op recidive, vordert de officier van justitie opname ter observatie in het Pieter Baan Centrum (PBC).
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gepleit voor algehele vrijspraak. Subsidiair, als de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsvrouw gepleit voor oplegging van een voorwaardelijke taakstraf of voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 2 jaar.
Verdachte heeft tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis bewezen dat hij op het rechte pad kan blijven. Gelet op de lange duur van het voorarrest en de ernst van de feiten zijn een voorwaardelijke straf en een kortere proeftijd dan gevorderd op zijn plaats, zonder oplegging van bijzondere voorwaarden. Uit het trajectconsult blijkt niet dat er een causaal verband is tussen de strafbare feiten en de problematiek van verdachte. Hij is behandelmoe. Een verplichte behandeling zou een averechts effect hebben.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van Reclassering Nederland d.d. 22 januari 2019, 19 april 2019 en 13 augustus 2019, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en een bedreiging van zijn vriendin. Hij heeft haar keel zo hard dichtgeknepen dat aangeefster bang was dat ze het niet zou overleven. Door hem te slaan kon ze het geweld stoppen. Het geweld gebeurde binnen hun relatie en in de woning van verdachte, waar aangeefster toen ook woonde. Ook op school voelde aangeefster zich niet veilig door de telefonische bedreiging en intimidatie van verdachte. Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het veiligheidsgevoel van aangeefster.
Uit de rapportages van de reclassering leidt de rechtbank af dat bij verdachte sprake is van ernstige psychiatrische problemen en persoonlijkheidsproblemen. Hij leert moeilijk van zijn fouten; eerdere hulp en begeleiding hebben niet tot een positieve gedragsverandering geleid. Verdachte zou baat hebben bij een behandeling, maar hij weigert mee te werken aan een (klinisch) persoonlijkheidsonderzoek. Het risico op recidive wordt hoog geschat.
Gelet op de aard en ernst van de feiten en het feit dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld tot een taakstraf voor mishandeling, acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met oplegging van bijzondere voorwaarden op zijn plaats. De rechtbank acht het wenselijk dat verdachte wordt begeleid door de reclassering en dat hij - zo nodig - wordt behandeld voor zijn psychische problemen. Echter, door de volhardende weigering van verdachte om zich te laten diagnosticeren zijn daar op dit moment onvoldoende aanknopingspunten voor; de rechtbank acht begeleiding en behandeling van verdachte dan ook niet haalbaar. Een opname voor observatie in het Pieter Baan Centrum (PBC) of vergelijkbare instelling acht de rechtbank thans evenmin aangewezen; daarbij weegt de rechtbank de aard en ernst van deze zaak af tegen de omstandigheden dat verdachte reeds geruime tijd in voorarrest heeft doorgebracht en dat de wachttijden voor opname zeer aanzienlijk zijn.
De rechtbank neemt in strafverzwarende zin in aanmerking dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een geweldsmisdrijf.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, passend en geboden is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 285, 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 4 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.C. Koelman, voorzitter, mr. K. Post en mr. C.J. Hoedt, rechters, bijgestaan door K. de Ruiter, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 november 2019.