Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van de onder 1. primair ten laste gelegde diefstal. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de aangevers naar zijn mening impliciet toestemming hebben gegeven om verdachte hun bankrekening te laten beheren.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1. subsidiair, feit 2. en feit 3. Verdachte heeft zonder toestemming in korte tijd grote bedragen opgenomen van de bankrekeningen van de aangevers. In zijn kluis lag € 118.000,00, waarvan slechts een beperkt deel besteed is ten gunste van de aangevers. Het grootste deel van dit geld heeft verdachte zich toegeëigend en voor zichzelf gebruikt. Hij heeft er onder meer een verbouwing aan zijn eigen woning mee gefinancierd en goederen voor zichzelf van gekocht. Het kluisgeld, dat tot het vermogen van de aangevers behoorde, heeft hij als bewindvoerder opzettelijk niet opgegeven in zijn overzicht aan de rechtbank. Verdachte heeft dat overzicht dus valselijk opgemaakt. Voor de hoogte van de verduisterde bedragen gaat de officier van justitie uit van de berekening die is gemaakt ten behoeve van de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1. primair en subsidiair en feit 2. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte heeft de zorg op zich genomen voor zijn oude en dementerende moeder en zijn verstandelijk beperkte broer. Hij heeft hun huis schoongemaakt, kleding en versleten meubels vervangen en hij heeft dingen met hen ondernomen zoals dagtripjes, vakanties en etentjes. Daarbij is hij als vanzelf de financiën voor beiden gaan beheren omdat zij daar niet meer toe in staat waren. Voor alle handelingen die verdachte heeft verricht, had verdachte toestemming van zijn moeder en zijn broer. Ze waren op de hoogte van de bestedingen, opnames en overboekingen. Dat blijkt ook uit de verklaringen van moeder, inhoudend dat ze leningen heeft verstrekt en heeft meebetaald aan de stoel voor de vrouw van verdachte. Het enkele feit dat verdachte gelden heeft opgenomen of overgemaakt naar zijn eigen rekening, maakt nog niet dat hij daarbij het opzet op toe-eigening had. De verklaringen van aangevers zijn niet voldoende betrouwbaar om de ontkenning van verdachte te weerleggen als het gaat om oogmerk, opzet en wederrechtelijkheid. Het geld in de kluis van verdachte werd daar met medeweten van de aangevers bewaard en dat geld werd ook gebruikt ten bate van de aangevers. Beide aangevers hebben een beperking en zijn beïnvloedbaar, waardoor hun aangifte en verklaringen minder betrouwbaar zijn. Vanaf het moment dat ze door hun neef [naam 1] werden begeleid, ontstond pas het scenario van verduistering. Van dat scenario zijn ze niet meer af te brengen en er is uiteindelijk aangifte gedaan.
Ten aanzien van feit 3. refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1. primair
De rechtbank stelt vast dat uit onderzoek van de financiële recherche is gebleken dat verdachte, voordat hij op 2 mei 2014 bewindvoerder werd van zijn broer en moeder, in een paar maanden tijd grote sommen geld van de bankrekeningen van zijn broer en zijn moeder heeft gehaald. Verdachte heeft van de rekening van zijn broer een bedrag van € 50.177,00 naar zijn eigen rekening overgeboekt en € 19.260,00 contant opgenomen, tezamen een totaal van € 69.437,00. Verdachte heeft van de rekening van zijn moeder een bedrag van € 17.477,00 naar zijn eigen rekening overgeboekt en € 25.540,00 contant opgenomen, tezamen een totaal van € 43.017,00. Het geld werd niet in één keer opgenomen, maar veelal in delen variërend van een paar honderd tot wel tienduizend euro. Kenmerkend zijn overboekingen en contante geldopnamen van € 5.000,00 en € 10.000,00 tegelijk.
Verdachte heeft verklaard dat hij hiertoe toestemming van zijn moeder had. Naar zijn zeggen wilde zijn moeder dat haar geld en het geld van zijn broer veilig opgeborgen werd. Daarom heeft hij het geld van zijn moeder en zijn broer opgenomen en bij hem thuis in de kluis gelegd. Van het kluisgeld zou hij bestedingen ten bate van zijn broer en moeder hebben gedaan.
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van verdachte onvoldoende steun in de stukken. Uit de aangiften en aanvullende verklaringen van zijn moeder en zijn broer blijkt niet dat verdachte toestemming had voor deze handelingen. Broer [slachtoffer 1] was over deze geldstromen niet eens geïnformeerd, laat staan dat hem toestemming was gevraagd. De verklaring van verdachte is ook om andere redenen ongeloofwaardig. Het is algemeen bekend dat spaargeld in hoge mate veilig is bij een Nederlandse bank; in het onwaarschijnlijke geval dat de bank failliet zou gaan, geldt een garantieregeling. In dat licht is het volstrekt onlogisch om zulke grote geldsommen die aan anderen toebehoren, zonder geldige reden van hun bankrekening af te halen en contant thuis te bewaren. Verdachte verklaarde dat hij dat deed op verzoek van zijn dementerende moeder, maar dat acht de rechtbank ongeloofwaardig. Bovendien verklaart dat niet waarom verdachte dan ook de bankrekening van zijn broer buiten diens medeweten vrijwel heeft leeggehaald. Als de-facto zaakwaarnemer van zijn moeder en broer rustte op verdachte juist de plicht hun geld verstandig en controleerbaar te beheren. Verdachte heeft, behoudens enkele bestedingen, ook niet kunnen verantwoorden waaraan het kluisgeld van zijn broer en moeder is uitgegeven. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich de ten laste gelegde bedragen van € 69.437,00 en € 43.017,00 opzettelijk wederrechtelijk heeft toegeëigend. Dat verdachte van het zich toegeëigende geld later ook uitgaven ten bate van zijn moeder en broer heeft gedaan, maakt dat niet anders.
Feit 2.
Verdachte heeft in zijn hoedanigheid van bewindvoerder geld van zijn broer en moeder toegeëigend ten voordele van zichzelf en hij heeft geld uitgegeven ten bate van zijn broer en moeder. Door deze vermenging van de gelden is een diffuse situatie ontstaan en in het licht van de kort daarvoor door verdachte gepleegde wederrechtelijke toe-eigening kan de rechtbank niet meer vaststellen uit welke geldbron hij die uitgaven heeft bekostigd en of verdachte deze gelden anders dan door misdrijf onder zich had. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de onder feit 2. ten laste gelegde verduistering.
Feit 3.
Vanaf 2 mei 2014 is verdachte bewindvoerder van zijn broer en moeder. In zijn kluis liggen dan al grote sommen geld die afkomstig zijn van de rekeningen van zijn broer en moeder. In de door verdachte opgemaakte beschrijving van het vermogen heeft verdachte dit geld niet als vermogen van zijn broer en moeder opgegeven. De rechtbank is van oordeel dat verdachte had moeten weten en dat hij ook wist dat hij dit kluisgeld als vermogen van zijn moeder en broer op diende te geven. In het licht van het feit dat hij vlak voor de start van zijn bewindvoerderschap grote sommen geld van zijn broer en moeder had gestolen, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij niet wist dat dit vermogen moest worden opgegeven, volstrekt ongeloofwaardig. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze geschriften valselijk heeft opgemaakt.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 24 oktober 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
In december 2013 heb ik contant geld opgenomen van de rekening van mijn broer. In de periode van januari 2013 tot en met 1 mei 2014 heb ik geld van de bankrekeningen van mijn broer en mijn moeder gehaald. Het geld heb ik in mijn kluis gedaan. Dat geld heb ik als bewindvoerder niet opgegeven als vermogen van mijn broer en mijn moeder.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 19 januari 2018, opgenomen op pagina 201 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Factuur [bedrijf 1] voor een vrieskast. Op 28 december 2013 contant betaald. Kosten € 707,90. U heeft in deze periode niet zoveel contant geld opgenomen. Met welk geld is deze betaald? (bijlage 6)
A: Ik denk dat ik deze heb betaald van het geld van mijn moeder. En ik weet niet of ik mijn moeder hiervoor wel toestemming heb gevraagd.
V: Het afleveradres is [straatnaam] Lelystad. Hoe verklaart u dit?
A: Ja, ik zie het staan. Ik heb deze gekocht
(…)
V: Factuur [bedrijf 2] . 9 juli 2016. Totale kosten € 5.300. Is dit de serre? Hoe is deze betaald? Met welk geld? Had u hiervoor toestemming? (bijlage 9)
A:lk heb dit geld uit het kluisje gehaald. (…) Ze heeft niet echt toestemming gegeven.
(…)
V: Factuur [bedrijf 3] 10 januari 2018. € 300,- contant en € 173,95 gepind. Hoe komt u aan dit geld? En van welke rekening is dit gepind? (bijlage 15)
A: Dit is een televisie voor mijn partner voor in het ziekenhuis. Die € 300,- komt uit het kluisje. Ik heb hiervoor geen toestemming aan mijn moeder gevraagd en dus ook niet gekregen.
(…)
V: Over uw kluisje. Er zat nog 2 x € 10.000,- geseald in. Dit was zoals u het van de bank had ontvangen. En er zat een envelop in waar nog € 5.000,- in zat. Hoe zat het andere geld voorheen in de kluis?
A: Dit zat in enveloppen van € 5.000,- en € 2.500,-. Op de envelop stond een naam met [slachtoffer 1] of ma. Dit geld heb ik in de loop der jaren opgebruikt (…) of omdat ik zelf geld nodig had.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 januari 2017, opgenomen op pagina 313 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017012681 d.d. 19 maart 2018, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Toen wij nog in de [straatnaam] woonden werd mijn moeder ziek. Zij werd toen opgenomen in het ziekenhuis.
(…)
Ik was er niet helemaal bij. Ik was net bij mijn moeder geweest en hierdoor was ik met mijn gedachten er niet helemaal bij. Ook namen mijn broer en zijn vrouw mijn bankpas en die van mijn moeder mee.
(…)
In 2013 woonde ik nog in de [straatnaam] .
(…)
Zoals ik kan zien, had ik ongeveer 85.000 euro in 2013. In 2014 had ik nog 10.000.
(…)
Dit geld wat op mijn rekeningen stond is en was van mij. Ik doe hierbij aangifte (...) tegen mijn broer [verdachte] . Mijn broer heeft mijn geld van mij gestolen. Het is mijn geld en ik ben altijd zuinig geweest zodat ik mij kon redden.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 oktober 2017, opgenomen op pagina 336 e.v. van voornoemd dossier inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Maar nog meer schrik ik ervan dat mijn spaargeld dat ik bij de Rabobank op een rekening had staan op l januari 2014 , namelijk 45.911 euro, nu niet meer bij de Rabobank staat.
(…)
[verdachte] heeft dit nooit met mij besproken. En ik heb natuurlijk niet aan [verdachte] opdracht of toestemming gegeven om het geld van die Raborekening te halen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen bankrekening [slachtoffer 1] d.d. 29 januari 2018, opgenomen op pagina 409 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Opgevraagd over een periode van 1 januari 2013 tot en met 17 januari 2017. Deze rekeningen staan op naam van [slachtoffer 1] . In dit pv wordt ingegaan op rekening [rekeningnummer] .
(…)
Rekening verloop 2014
(…)
In de maanden januari tot en met april 2014 is er een bedrag van € 19.260,- opgenomen en er is € 50.177,- overgeboekt naar de rekening van de verdachte [verdachte] . Naast deze
boekingen is er op 4 maart 2014 € 30.000 opgenomen van de gekoppelde spaarrekening
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen bankrekening [slachtoffer 2] d.d. 15 januari 2018, opgenomen op pagina 438 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Opgevraagd over een periode van 1 januari 2013 tot en met 12 oktober 2017.
(…)
In dit proces-verbaal wordt ingegaan op de mutaties van rekening [rekeningnummer]
(…)
Rekening verloop december 2013
(…)
- Contante opname € 4.420,-
(…)
Rekening verloop 2014
In de maanden januari tot en met april 2014 is er voor een bedrag van € 21.300 contant opgenomen en er is € 17.477 overgeboekt naar de rekening van de verdachte [verdachte] .
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen bankrekening [verdachte] d.d. 15 januari 2018, opgenomen op pagina 426 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Naar aanleiding van een vordering heeft de ING de bankgegevens en een rekeningoverzicht
verstrekt van rekeningnummer [rekeningnummer] te naam gesteld op [verdachte] ( [verdachte] ) (m) [geboortedatum] -1953 over de periode 02-01-2013 tot en met 03-04-2017.
(…)
Bevindingen rekeninggegevens [rekeningnummer] 01-01-2014 tot en met 31-12-2014
- 20-01-2014 overboeking (ontvangen) van [slachtoffer 1] ad € 5.000,- (…)
Tegenrekening nummer [rekeningnummer] (betreft rekening broer [slachtoffer 1] ).
- 20-01-2014 Contante geldopname met pas 009 ad € 5.000,-
- 24-01-2014 Overboeking (ontvangen) van [slachtoffer 1] ad € 5.000,- (…)
Tegenrekening nummer [rekeningnummer] (betreft rekening broer [slachtoffer 1] ).
- 24-01-2014 Overboeking (ontvangen) van [slachtoffer 2] ad € 5.000,-. (…) Tegenrekening [rekeningnummer] (rekening moeder).
- 24-01-2014 Contante geldopname met pas 009 ad € 10.000,-
- 14-02-2014 Overboeking (ontvangen) van [slachtoffer 2] ad € 10.000,- (…) Tegenrekening [rekeningnummer] (betreft rekening moeder)
- 14-02-2014 Contante geldopname met pas 009 ad € 10.000,-
- 05-03-2014 Overboeking (ontvangen) van [slachtoffer 2] ad € 2.000,- (…) Tegenrekening [rekeningnummer] (betreft rekening moeder).
- 05-03-2014 Overboeking (ontvangen) van [slachtoffer 1] ad € 10.000,- (…) Tegenrekeningnummer [rekeningnummer] (betreft rekening broer).
- 06-03-2014 Overboeking (betaald) naar [naam 2] ad €1.000,- (…) - Tegenrekening [rekeningnummer] .
06-03-2014 Contante geldopname met pas 009 ad € 10.000,-
(…)
- 13-03-2014 overboeking (ontvangen) van [slachtoffer 1] ad € 10.000,- (…)
Tegenrekening [rekeningnummer] (rekening broer [slachtoffer 1] ).
- 13-03-2014 geldopname met pasnummer 009 ad € 10.000,- (…)
- 17-03-2014 Overboeking (ontvangen) van [slachtoffer 1] ad € 10.000,- (…)
Tegenrekening [rekeningnummer] (betreft rekening broer [slachtoffer 1] ).
- 18-03-2014 Contante geldopname met pas 009 ad € 10.000,-
- 26-03-2014 Overboeking (ontvangen) van [slachtoffer 1] ad € 10.000,-
Tegenrekening [rekeningnummer] (rekening broer [slachtoffer 1] ).
- 31-03-2014 Contante geldopname met pasvolgnummer 009 ad € 10.000,-
8. Een schriftelijk bescheid, te weten Beschrijving van het vermogen, opgenomen op pagina 586 e.v. voor zover inhoudend:
Gegevens rechthebbende
Naam [slachtoffer 2]
(Verpleeg)adres [straatnaam]
[postcode + woonplaats]
BIJ HET BEGIN VAN HET BEWIND BEHOORDEN AAN DE RECHTHEBBENDE TOE DE VOLGENDE GOEDEREN
Tegoeden op bank-/giro/spaarrekeningen
Naam rekening Saldo begin periode Saldo einde periode
(…)
2-5-14 31-12-14
(…)
4. Waardevolle roerende zaken
7. Geschatte netto inkomsten per maand (voor zover bekend nu)
8. Geschatte uitgaven per maand (voor zover op dit moment bekend)
(…)
Naam bewindvoerder [verdachte]
9. Een schriftelijk bescheid, te weten Beschrijving van het vermogen, opgenomen op pagina 555 e.v. voor zover inhoudend:
Gegevens rechthebbende
Naam [slachtoffer 1]
(Verpleeg)adres [straatnaam]
[postcode + woonplaats]
BIJ HET BEGIN VAN HET BEWIND BEHOORDEN AAN DE RECHTHEBBENDE TOE DE VOLGENDE GOEDEREN
Tegoeden op bank-/giro/spaarrekeningen
Naam rekening Saldo begin periode Saldo einde periode
(…)
2-5-14 31-12-14
(…)
4. Waardevolle roerende zaken
7. Geschatte netto inkomsten per maand (voor zover bekend nu)
8. Geschatte uitgaven per maand (voor zover op dit moment bekend)
(…)
Naam bewindvoerder [verdachte]