ECLI:NL:RBNNE:2019:4717

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 juli 2019
Publicatiedatum
8 november 2019
Zaaknummer
18/076630-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door financieel manager van gemeentelijk subsidiegeld voor online-gokken

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 5 juli 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van geldbedragen van de benadeelde partij. De verdachte, geboren in 1972, was financieel manager en heeft in de periode van 22 november 2017 tot en met 13 april 2018 opzettelijk een bedrag van € 595.000,00 verduisterd. Dit geld, dat deels uit gemeentelijk subsidiegeld bestond, heeft hij volledig besteed aan online-gokken. Het handelen van de verdachte is gedurende enige tijd onopgemerkt gebleven, wat heeft geleid tot een aanzienlijke schade voor de benadeelde partij.

Tijdens de rechtszitting op 21 juni 2019 heeft de verdachte zijn schuld bekend. De rechtbank heeft het feit wettig en overtuigend bewezen verklaard, mede op basis van de verklaring van de verdachte en proces-verbaal van aangifte. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een vermijdende persoonlijkheidsstoornis, een depressieve stoornis en een ernstige gokverslaving. Dit heeft geleid tot de beslissing om een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden op te leggen, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.

De rechtbank heeft in haar oordeel ook de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte meegewogen. De verdachte heeft zijn huis moeten verkopen en zijn gezin is grotendeels afhankelijk van het inkomen van zijn partner. De rechtbank heeft geoordeeld dat, gezien de ernst van de feiten en de gevolgen voor de benadeelde partij, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend zou zijn, maar heeft omwille van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte gekozen voor een voorwaardelijke straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/076630-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 juli 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 juni 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.M. Terpstra, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na mondelinge aanvulling van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks de periode van 22 november 2017 tot en met 13 april 2018 te Leeuwarden opzettelijk geld, te weten een bedrag van 595.000 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als financieel manager, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend (door in voornoemde periode, meermalen, geld over te boeken/maken (van de bankrekening van [benadeelde partij]) naar zijn bankrekening(en) en/of naar bankrekening(en) van WORLDPAY AP LTD en/of AYDENPAYMENTS.COM en/of AYDEN BV).

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor verduistering in dienstbetrekking.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 juni 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 april 2018, opgenomen op pagina 32 en verder van het dossier van de Politie Eenheid Noord-Nederland met nummer 2018096152 d.d. 14 mei 2018, inhoudend de verklaring van [medewerker] (namens [benadeelde partij]);
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 mei 2018, opgenomen op pagina 36 en verder van het onder 2 genoemde dossier, inhoudend het relaas van [naam 1];
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 mei 2018, opgenomen op pagina 65 en verder van het onder 2 genoemde dossier, inhoudend de verklaring van verdachte.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 22 november 2017 tot en met 13 april 2018 te Leeuwarden opzettelijk geld, te weten een bedrag van € 595.000,00, toebehorend aan [benadeelde partij], en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als financieel manager, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend door in voornoemde periode, meermalen, geld over te boeken van de bankrekening van [benadeelde partij] naar zijn bankrekening en naar bankrekeningen van WORLDPAY AP LTD en AYDENPAYMENTS.COM en AYDEN BV.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de door de raadsvrouw overgelegde medische verklaringen van [naam 2] (verpleegkundig specialist bij GGZ Friesland), R. Risselada (psychiater bij VNN), [naam 3] (verpleegkundig specialist bij Synaeda) en T. Mulder (psychiater bij Synaeda). Uit deze verklaringen is genoegzaam gebleken dat bij verdachte sprake is van een vermijdende persoonlijkheidsstoornis, een depressieve stoornis en een ernstige gokverslaving (gediagnosticeerd als gokstoornis volgens de DSM-5) als inefficiënte copingsstijl voor deze stoornissen. De rechtbank acht het aannemelijk geworden dat deze stoornissen de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde hebben beïnvloed en dat verdachte in verminderde mate in staat is geweest om zijn wil te bepalen op de momenten dat hij de geldbedragen van [benadeelde partij] verduisterde. Dit maakt dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. Aangezien geen sprake is van volledige ontoerekeningsvatbaarheid en er ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, acht de rechtbank verdachte evenwel strafbaar.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met een proeftijd van drie jaren, waaraan verbonden de bijzondere voorwaarden, kort gezegd, een meldplicht bij de reclassering, medewerking aan nadere diagnostiek en ambulante behandeling, ook als dit inhoudt het innemen van medicatie.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gemotiveerd bepleit dat aan verdachte, bij een veroordeling, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte in plaats daarvan een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daaraan verbonden de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden, alsmede een onvoorwaardelijke taakstraf. De raadsvrouw heeft de rechtbank voorts verzocht om bij de oplegging van de bijzondere voorwaarden af te zien van de voorwaarde van “dwangmedicatie”.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 14 juni 2019, voornoemde door de raadsvrouw overgelegde medische verklaringen en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf in het bijzonder rekening gehouden met het volgende:
Verdachte heeft zich in de periode van 22 november 2017 tot en met 13 april 2018 schuldig gemaakt aan verduistering van geldbedragen van [benadeelde partij]. Deze geldbedragen had verdachte uit hoofde van zijn functie als financieel manager onder zich. Het handelen van verdachte is gedurende enige tijd onopgemerkt gebleven. Tijdens die periode is het totaal verduisterde geldbedrag opgelopen tot € 595.000,00. Dit geldbedrag, dat deels bestond uit gemeentelijk subsidiegeld bedoeld om sportaccommodaties in de gemeente Leeuwarden te beheren en exploiteren, heeft verdachte volledig besteed aan online-gokken. Door aldus te handelen heeft verdachte ernstig misbruik gemaakt van het in hem als financieel manager van [benadeelde partij] gestelde vertrouwen. Hij heeft met zijn handelen niet alleen het vertrouwen van zijn directe collega’s, maar ook dat van de gemeente Leeuwarden en haar inwoners, beschaamd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat voor het onderhavige feit in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur aangewezen is.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een misdrijf, dat hij schuldbewust is, dat hij hulp heeft gezocht voor zijn (gokverslavings)problematiek, dat hij concrete stappen heeft ondernomen om de door [benadeelde partij] geleden schade te vergoeden, dat hij een deel van de schade al vergoed heeft, dat hij de verduisterde gelden niet heeft aangewend om een luxe leven te leiden en dat hij reeds de negatieve gevolgen van zijn handelen heeft ondervonden. Zo heeft verdachte zijn huis moeten verkopen, heeft hij zijn baan verloren en is zijn gezin thans grotendeels aangewezen op het inkomen van de partner van verdachte.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande, in het bijzonder hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken en diens verminderde toerekeningsvatbaarheid, van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, in deze zaak, niet passend is. De rechtbank zal in plaats daarvan aan verdachte een forse voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, met de hierna te noemen bijzondere voorwaarden, en een taakstraf met het maximaal aantal uren, zoals ook door de officier van justitie is geëist.
Alles overziend acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering heeft doorgebracht, passend en geboden. Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank een proeftijd van drie jaren verbinden met de bijzondere voorwaarden, kort gezegd, een meldplicht bij de reclassering, medewerking aan nadere diagnostiek, en ambulante behandeling. De rechtbank stelt daarbij vast dat bij verdachte sprake is van complexe en hardnekkige problematiek van persoonlijke aard. Deze problematiek is van dien aard dat oplegging van deze bijzondere voorwaarden aangewezen is. Aan de bijzondere voorwaarde van ambulante behandeling zal de rechtbank tevens de voorwaarde koppelen dat verdachte ten behoeve van zijn behandeling medicatie inneemt, indien hem daartoe een aanwijzing wordt gegeven door de zorginstelling die hem behandelt, zoals ook door de reclassering is geadviseerd. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat een dergelijke voorwaarde niet aangemerkt kan worden als “dwangmedicatie”, aangezien het opleggen van deze voorwaarde niet met zich brengt dat de medicatie daadwerkelijk onder dwang aan verdachte zal worden toegediend. Verdachte blijft immers de keuze behouden om de medicatie al dan niet in te nemen. Dit laat onverlet dat het niet innemen van de medicatie nadelige consequenties voor verdachte kan hebben, in die zin dat hij zich dan niet aan de bijzondere voorwaarden houdt en daardoor een grond voor het openbaar ministerie ontstaat om alsnog de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf te vorderen. De grens tussen (acceptabele) drang en onaanvaardbare dwang wordt daarmee naar het oordeel van de rechtbank echter niet overschreden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57 en 322 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich op uitnodiging van Reclassering Nederland meldt op het adres Zoutbranderij 1 te Leeuwarden en zich aldaar blijft melden zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering dit noodzakelijk acht, onder behandeling stelt van Synaeda Psycho Medisch Centrum, althans een soortgelijke zorginstelling, dan wel een door de reclassering te bepalen zorginstelling, op tijden en plaatsen door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn (verslavings)problematiek, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de huisregels van die zorginstelling en aan de aanwijzingen die hem in het kader van zijn behandeling door of namens de zorginstelling worden gegeven, ook als die aanwijzingen met zich brengen dat de veroordeelde ten behoeve van zijn behandeling medicatie inneemt;
3. dat de veroordeelde zijn medewerking verleent aan (nadere) diagnostiek bij een door de reclassering te bepalen zorginstelling, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, op tijden en plaatsen door of namens die zorginstelling aan te geven, waarbij de veroordeelde zich houdt aan huisregels van die zorginstelling en aan de aanwijzingen die hem in het kader van die diagnostiek door of namens de zorginstelling worden gegeven.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Veroordeelt verdachte tot:
een taakstraf voor de duur van 240 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R. de Vries, voorzitter, mr. M.B. de Wit en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. W.D. de Boer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 juli 2019.
Mr. E.P. van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.