ECLI:NL:RBNNE:2019:4564

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 april 2019
Publicatiedatum
4 november 2019
Zaaknummer
18/730206-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een onbekende vrouw door verdachte in Heerenveen

In de nacht van 8 op 9 september 2018 heeft de verdachte een onbekende vrouw, die onder invloed van alcohol was, vanaf het station in Heerenveen opgepikt en naar zijn boot geleid. Op de boot heeft hij de vrouw verkracht door tegen haar wil zijn penis in haar anus te brengen, waarbij hij gebruik maakte van zijn fysieke overwicht. De rechtbank heeft op 25 april 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster geloofwaardig waren en voldoende steun vonden in de overige bewijsmiddelen. De verdediging had betoogd dat de verklaringen van de aangeefster ongeloofwaardig waren, maar de rechtbank verwierp dit argument. De verdachte werd vrijgesproken van andere ten laste gelegde handelingen, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730206-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 april 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats],
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 april 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.A. de Boer, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 september 2018 te of bij Heerenveen, in elk geval in
gemeente Heerenveen, meermalen, althans eenmaal,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of
meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal,
- zijn tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of
- de vagina en/of de borsten van die [slachtoffer] gelikt en/of
- zijn penis in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] (bij de/een bushalte) heeft aangesproken en/of (vervolgens) bij een/de arm heeft vastgepakt en/of (vervolgens) heeft meegetrokken/meegevoerd en/of haar daarbij de woorden toegevoegd – zakelijk weergegeven – dat ze moest mee komen en/of
- die [slachtoffer] heeft meegenomen naar een, aan het [straatnaam], aldaar, gelegen boot en/of (vervolgens) die [slachtoffer] heeft gemaand dat ze naar binnen moest en haar in de boot (met kracht) op een/het bed en/of op een bank heeft gegooid en/of
- op die [slachtoffer] is gesprongen/gaan zitten en haar op de mond en op/in haar lichaam heeft gezoend en/of gelikt en/of haar blote borsten heeft betast en/of gelikt en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) bij de keel heeft vastgepakt en/of de keel (enige) tijd heeft dichtgeknepen, waardoor die [slachtoffer] de adem (tijdelijk) werd ontnomen en/of
- ( met kracht) (een deel van) de kleding van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of
- ( met kracht) zijn penis in de vagina en/of de anus heeft geduwd/gebracht en/of
- ( telkens) met gebruikmaking van zijn fysieke overwicht op de [slachtoffer]
(telkens) voor die [slachtoffer] een situatie doen ontstaan waarin zij zich niet
tegen/aan voornoemde handeling(en) en/of de gemeenschap met hem, verdachte,
kon en/of durfde te verzetten en/of kon en/of durfde te onttrekken en/of aldus
voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het aan verdachte ten laste gelegde feit tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte vrijgesproken moet worden van de hem ten laste gelegde verkrachting. De verdediging heeft daartoe, kort en zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster volstrekt ongeloofwaardig zijn omdat aangeefster, zo begrijpt de rechtbank het verweer van de verdediging, dronken was, mogelijk lijdt aan een psychische stoornis en bekend staat als iemand die zich promiscue gedraagt. De verklaringen van aangeefster zijn daarnaast uiteenlopend, terwijl verdachte telkens consistente verklaringen heeft afgelegd.
De verdediging heeft verder aangevoerd dat de inhoud van het procesdossier veel vragen oproept en er twijfel bestaat over hetgeen zich in de nacht van 8 op 9 september 2018 heeft afgespeeld in de boot van verdachte. Op basis van de beschikbare bewijsmiddelen kan daarom niet door de rechtbank de overtuiging worden verkregen dat verdachte aangeefster heeft verkracht.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting bewezen kan worden dat verdachte aangeefster, kort gezegd, door een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het tegen haar wil ondergaan van anale penetratie met zijn penis. De gebezigde verklaringen van aangeefster ten aanzien van deze seksuele handeling vinden naar het oordeel van de rechtbank voldoende steun in de overige bewijsmiddelen, zoals hierna weergegeven. De uit deze bewijsmiddelen voortvloeiende redengevende feiten en omstandigheden ondersteunen de verklaring van aangeefster dat zij anaal verkracht is. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan het waarheidsgehalte en de geloofwaardigheid van de verklaringen van aangeefster op dit punt, ook niet in hetgeen van de zijde van de verdediging is aangevoerd. De enkele omstandigheid dat iemand dronken is maakt immers niet dat de verklaringen van deze persoon per definitie ongeloofwaardig zijn. De suggestie dat de verklaringen van aangeefster ongeloofwaardig zijn vanwege haar geestelijke gesteldheid, zoals door de raadsman zonder enige nadere onderbouwing is gesteld, is verder ook niet gebleken of aannemelijk geworden. Ook de omstandigheid dat de verklaringen van aangeefster op bepaalde punten van elkaar verschillen, maakt haar verklaringen op zichzelf nog niet ongeloofwaardig. Aangeefster heeft weliswaar wisselend verklaard over de omstandigheden waaronder de anale penetratie heeft plaatsgevonden. Over de omstandigheid dat zij door verdachte gedwongen is tot het tegen haar wil ondergaan van deze anale penetratie verklaart zij echter niet wisselend. Ten slotte maakt de enkele omstandigheid dat verdachte consistent heeft verklaard niet, dat de verklaring van aangeefster daardoor ongeloofwaardig zou zijn. De rechtbank gelooft aangeefster dan ook in haar verklaring dat verdachte zijn penis in haar anus heeft gebracht, nadat zij aan hem mondeling en fysiek duidelijk kenbaar had gemaakt dit niet te willen. Door deze gedraging niettemin te verrichten heeft verdachte aangeefster opzettelijk tegen haar wil gepenetreerd in haar anus. De verklaring van verdachte dat zijn penis per ongeluk in de anus van aangeefster is ‘geschoten’ acht de rechtbank ongeloofwaardig en wordt voorts weersproken door de gebezigde verklaringen van aangeefster.
Ondanks de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster ten aanzien van de gedwongen anale penetratie komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de overige aan verdachte ten laste gelegde gedragingen. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende bewijs dat, kort gezegd, het beffen, het likken van de borsten en het penetreren van de vagina van aangeefster, onder dwang heeft plaatsgevonden. Het door de verdediging geschetste scenario dat deze handelingen vrijwillig hebben plaatsgevonden is naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer onaannemelijk of ongeloofwaardig.

De bewijsmiddelen

De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 11 april 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
In de nacht van 8 op 9 september 2018 ben ik vanaf het station Heerenveen met een voor mij onbekende vrouw naar mijn boot gelopen. Op de boot heb ik seks gehad met deze vrouw. Op enig moment wilde ik haar neuken. Ze lag op haar buik. Toen schoot mijn penis in haar kont.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 september 2018, opgenomen op pagina 14 en verder van het dossier van de Politie Eenheid Noord-Nederland met nummer 2018238473 d.d. 8 januari 2019, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
[slachtoffer] nam plaats in het politievoertuig en vertelde mij het volgende:
Vandaag (de rechtbank begrijpt: op 9 september 2018) omstreeks 06:05 uur was ik op het station in Heerenveen. Ik werd aangesproken door een voor mij onbekende man. We zijn naar de boot gegaan waar deze man woont. Ik ben door de man verkracht. Bij nee ging hij door.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 26 november 2018, opgenomen op pagina 20 en verder van het onder 2 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer], zakelijk weergegeven:
Toen we op de boot waren heb ik seks met de man gehad. Op enig moment heeft de man mij omgedraaid. En toen zei hij “En nu van achteren”. Ik lag op mijn buik toen hij mij van achteren in mijn kont neukte. Ik heb het uitgeschreeuwd. Ik ben schreeuwend weggerend.
4. Een proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 27 april 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer]:
U vraagt mij hoe hij mij omdraaide. Met kracht. Ik zei nog dat gaan we echt niet doen. Toen had ik echt zo iets van dit gaat niet gebeuren. Ik heb hem weer geschopt en naar hem uitgehaald maar hij was zo sterk.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 14 september 2018, opgenomen op pagina 128 en verder van het onder 2 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van [getuige]:
Op 9 september 2018 om 7.55 uur stond er een vrouwelijk persoon bij mij over de coniferen heen (de rechtbank begrijpt: aan de achterzijde van de [straatnaam] te Heerenveen). De vrouw was verschrikkelijk aan het schreeuwen en wartaal aan het uitslaan. Er was geen woord van te verstaan. Later wel een beetje. Toen vertelde ze dat ze door iemand was aangevallen die achter op die boot woont. Ik heb toen 112 gebeld. De mevrouw was zeer slordig gekleed en had haar kleding half los om het lijf. Ze was nog wel bedekt, maar vrij weinig.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 september 2018, opgenomen op pagina 11 en verder van het onder 2 genoemde dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1]:
Op 9 september 2018, op of omstreeks 08.10 uur, ontvingen wij een melding dat er op de [straatnaam] te Heerenveen een vrouw was aangetroffen welke zou zijn aangerand/verkracht. Op 9 september 2018, op of omstreeks 08.28 uur, kwamen wij ter plaatse in een steeg (straat) tussen de percelen [straatnaam] 6-28 (voorzijde) en [straatnaam] (achterzijde) te Heerenveen. In deze steeg zagen wij in de struiken een vrouw zitten. Wij zagen dat deze vrouw in hevige paniek was, en niet uit haar woorden kon komen. Aan de lichaamstaal en houding van het slachtoffer konden wij zien dat ze erg bang was. Deze vrouw zat ineen gedoken op haar kont, met haar benen opgetrokken. Wij hoorden deze vrouw huilen. Toen het slachtoffer opstond zagen wij dat de laarzen van deze vrouw open geritst waren, en dat haar broek halverwege haar bovenbeen zat, haar geslachtdeel was zichtbaar. Ook zagen wij dat haar bovenkleding scheef om haar lichaam zat gedraaid.
Op zondag 9 september 2018, op of omstreeks 09.10 uur zijn wij verbalisanten [verbalisant 2]
en [verbalisant 1] samen met het slachtoffer [slachtoffer], in afwachting van collega's Team Zeden
naar het Politiebureau in Heerenveen gereden. Tijdens het gesprek met het slachtoffer was zij erg overstuur, en hevig geëmotioneerd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 9 september 2018 te Heerenveen, door een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan een handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
hebbende verdachte,
- zijn penis in de anus van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht
en bestaande die andere feitelijkheid hierin dat verdachte
- met gebruikmaking van zijn fysieke overwicht op [slachtoffer]
voor die [slachtoffer] een situatie heeft doen ontstaan waarin zij zich niet aan voornoemde gemeenschap met hem, verdachte, kon verzetten en/of kon onttrekken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Verkrachting.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van alle ten laste gelegde handelingen wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de eventueel door de rechtbank op te leggen straf geen standpunt ingenomen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over verdachte opgemaakte rapportages, te weten een trajectconsult van het NIFP van 3 oktober 2018 en een reclasseringsadvies van VNN van 8 november 2018, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 11 september 2018, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in de nacht van 8 op 9 september 2018 een voor hem onbekende vrouw, die onder invloed van alcohol was, vanaf het station te Heerenveen opgepikt en haar naar zijn boot geleid, kennelijk met het doel om seks met haar te hebben. Op de boot heeft verdachte aangeefster verkracht. Hij heeft tegen haar wil zijn penis in haar anus gebracht. Verdachte maakte daarbij gebruik van zijn fysieke overwicht op aangeefster [slachtoffer]. Door aldus te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en seksuele integriteit van aangeefster. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij slachtoffers van voornoemde misdrijven gevoelens van angst en onveiligheid veelal gedurende lange tijd blijven bestaan. Dit blijkt ook met zoveel woorden uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer] en uit hetgeen zij tegenover de politie heeft verklaard. Verdachte heeft geen rekening gehouden met de voornoemde gevolgen en heeft zich kennelijk enkel laten leiden door zijn eigen seksuele behoeften. De rechtbank is gelet op het vorenstaande, van oordeel dat voor het onderhavige feit enkel een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van aanmerkelijke duur aangewezen is.
Alles overziend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
De rechtbank legt een lagere straf op dan de officier van justitie heeft geëist. Dit omdat de eis van het openbaar ministerie ziet op een bewezenverklaring voor meer feitelijke handelingen dan de rechtbank bewezen heeft verklaard.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 574,49 ter vergoeding van materiële schade en € 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering in haar geheel wordt toegewezen en dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen – gepleit voor niet-ontvankelijkverklaring van de vordering. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de gestelde schade niet onderbouwd is en dat behandeling van de vordering daarom een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde handelen. Dit deel van de vordering zal daarom, bij gebreke van enige inhoudelijke betwisting aan de zijde van de verdediging, worden toegewezen tot een bedrag van € 546,15, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 9 september 2018. Ten aanzien van de schadepost ‘reiskosten advocaat’ zal de rechtbank de vordering afwijzen, omdat hier geen sprake is van rechtstreekse schade voortvloeiend uit het bewezenverklaarde feit. Deze schadepost heeft daarentegen betrekking op kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt ten behoeve van het indienen van de vordering. Over deze kosten zal de rechtbank een afzonderlijke beslissing nemen.
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde handelen. Bij gebreke van een voldoende inhoudelijke betwisting aan de zijde van de verdediging voor wat betreft het directe verband tussen het bewezenverklaarde feit en de gestelde immateriële schade, alsmede de hoogte van die schade, schat de rechtbank de geleden immateriële schade op een bedrag van in ieder geval € 5.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente.
De rechtbank wijst een lager bedrag toe dan de benadeelde partij heeft gevorderd. Dit omdat de gevorderde immateriële schade mede ziet op een aantal feitelijke handelingen die de rechtbank niet bewezen heeft verklaard. De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op de indicatiepunten genoemd in de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven van 1 januari 2019, waaruit volgt dat voor een ‘zedenmisdrijf met seksueel binnendringen, eenmalig of enkele keren gebeurd’, een uitkering tot € 5.000,00 geïndiceerd is.
De rechtbank verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige deel van de gevorderde immateriële schade niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op € 28,34 en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 5.546,15(zegge: vijfduizend vijfhonderdzesenveertig euro en vijftien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2018.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor de overige gestelde materiële schade af.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op
€ 28,34(zegge: achtentwintig euro en vierendertig cent).
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van €
5.546,15(zegge: vijfduizend vijfhonderdzesenveertig euro en vijftien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 62 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 546,15 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. de Wit, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door mr. W.D. de Boer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 april 2019.
Mr. Blom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.