In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, gaat het om een geschil tussen een verhuurder en een huurder over huurachterstand, eindafrekening voor gas, water en elektriciteit, en schade aan het gehuurde chalet. De huurovereenkomst liep van 19 maart 2016 tot en met 11 juni 2018, waarbij de huurder maandelijks € 800,00 diende te betalen. De verhuurder vorderde een totaalbedrag van € 2.737,45, bestaande uit achterstallige huur, kosten voor gas, water en elektriciteit, en schade aan een salontafel. De huurder voerde verweer en stelde dat de verhuurder zich niet als een goede verhuurder had gedragen, onder andere door zonder toestemming het gehuurde te betreden en de sloten te veranderen.
De kantonrechter oordeelde dat de huurder een huurachterstand had van € 1.398,33, wat toewijsbaar was. Daarnaast werd vastgesteld dat de huurder recht had op terugbetaling van de borgsom van € 650,00. De kantonrechter oordeelde dat de kosten voor gas en elektriciteit door de verhuurder konden worden doorberekend, maar dat de kosten voor water niet correct waren vastgesteld. Uiteindelijk werd de huurder veroordeeld tot betaling van € 1.368,37, te vermeerderen met wettelijke rente, en werden de proceskosten gecompenseerd.
Het vonnis werd uitgesproken op 5 november 2019 door de kantonrechter G.J.J. Smits en is uitvoerbaar bij voorraad. De zaak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel verhuurder als huurder in het kader van huurrecht en de afwikkeling van huurovereenkomsten.