V: Kun je op voorhand al iets verklaren over hetgeen waarvan je wordt verdacht?
A: Ja een paar jongens hadden mij benaderd om mee te gaan naar een inbraak.
V: Wie hebben jou benaderd?
A: Een paar jongens die ik niet ken. Ze komen uit Assen.
V: Op welke manier hebben ze jou benaderd?
A: Ze kwamen langs, ze zeiden dat ik geld kon verdienen en dat ze me nodig hadden.
V: Wie is die jongen die het contact heeft gelegd?
A: Die jongen uit Assen.
V: Welke?
A: Zijn naam is [medeverdachte 2] . Hij kwam naar mij toe.
V: Oké en toen?
A: Zij kwamen bij mij. Ik heb tegen hen gezegd dat ik wel mee wilde en ben met hen meegegaan.
V: Wat hebben ze precies gezegd tegen jou?
A: Of ik geld wilde verdienen.
V: Hoe laat waren die jongens bij jou?
A: Het was in de nacht.
V: Waar kwamen ze vandaan?
A: Vanuit Assen.
V: Hoe zijn ze bij jou gekomen?
A: Met de auto.
V: Jouw huisgenoot was ook mee?
A: Ja, [medeverdachte 1] .
V: Waar zijn jullie vervolgens naar toe gegaan?
A: Naar de plek gegaan waar we zouden inbreken.
V: Hoe zijn jullie daar naar toe gegaan?
A: Met de auto.
V: Welke auto?
A: Mijn eigen auto. Ik moest achter hem aanrijden. Ik reed in een zwarte Volkswagen golf.
V: Hadden jullie van te voren besproken wat de rolverdeling zou zijn?
A: Nee, ja we zouden inbreken. We zouden met zijn allen naar binnen gaan.
V: Maar niet gesproken over dat er iemand op de uitkijk zou staan, iemand de deur zou openen, et cetera?
A: Niet echt. Ter plekke hebben we dat geregeld. Toen we vanaf de auto naar de plek liepen spraken we wat af.
V: Wie zat er met elkaar in de auto?
A: Ik zat met mijn huisgenoot [medeverdachte 1] . Die andere twee jongens zaten ook samen.
V: Wie droeg welke kleding gisteren?
A: Iedereen had donkere kleding aan.
V: Hoe is het daar gegaan, jullie zijn naar het pand gelopen. En toen?
A: We zijn naar binnen gegaan.
V: En toen?
A: We gingen kijken, maar er stond ineens politie voor de deur.
V: En wat is er toen gebeurd?
A: We zijn door het voorraam gevallen.
V: Gevallen of gerend?
A: Ik ben gevallen. Ik stond vlak bij het raam. We gingen met zijn vieren een beetje tegen het raam hangen maar toen barstte hij.
V: Je gaf net aan dat jullie binnen waren gaan kijken. Waar hebben jullie gekeken?
A: Overal. Vanaf de roldeur gezien in de loods die daarachter zit. Links heb je een soort schuifdeur aan het einde van de loods. Daar zijn we ook door gegaan en dan kwam je in een andere loods.
V: Wat heb je allemaal gezien?
A: Het was een lege loods. Met gereedschappen en geparkeerde auto's.
V: Hoe lang zijn jullie binnen geweest?
A: Ik denk hooguit tien tot vijftien minuten.