Op 31 oktober 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot inbraak in vereniging en vuurwapenbezit. De zaak werd behandeld in Groningen, waar de verdachte, geboren in 1994 en thans gedetineerd in PI Leeuwarden, op 14 mei 2019 samen met anderen een poging deed om goederen weg te nemen uit een pand. De verdachte was aanwezig tijdens de zitting op 17 oktober 2019, bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.G.M. Dassen, terwijl het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf.
De tenlastelegging omvatte twee feiten: de poging tot inbraak en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat feit 1, de poging tot inbraak, wettig en overtuigend bewezen was, terwijl feit 2, het voorhanden hebben van een vuurwapen, niet bewezen kon worden. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de wapens, aangezien er geen DNA van hem op de wapens was aangetroffen.
De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, en sprak hem vrij van het tweede feit. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 2], tot schadevergoeding van € 586,65 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, en legde een schadevergoedingsmaatregel op. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.