Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 2 primair en veroordeling voor de feiten 1 primair, 2 subsidiair, 3, 4, 5 en 6.
De officier van justitie heeft met betrekking tot feit 1 primair aangevoerd dat de aangifte van [slachtoffer 1] en de verklaring van [slachtoffer 2] betrouwbaar zijn gelet op het feit dat zij een vergelijkbare beschrijving geven van de werkwijze van verdachte waardoor er een bedreigende situatie is ontstaan, terwijl zij elkaar niet kenden voorafgaand aan de ontmoeting in de woning van [slachtoffer 2] .
De officier van justitie heeft met betrekking tot feit 2 subsidiair aangevoerd dat de verduistering van de huissleutel wettig en overtuigend bewezen kan worden, maar dat verdachte bij gebrek aan bewijs vrijgesproken dient te worden van de verduistering van de telefoon.
Met betrekking tot feit 4 heeft de officier van justitie aangevoerd dat sprake is van wettig en overtuigend bewijs, gelet op de aangifte van [slachtoffer 3] , de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] en de screenshots van de WhatsAppberichten in het dossier. Gelet op de inhoud van de berichten staat vast dat verdachte de berichten heeft verstuurd. De berichten zijn bedreigend, nu daarin staat dat verdachte aangever het ziekenhuis in wil slaan. Om dat te bewerkstelligen moet je iemand op zijn minst zwaar mishandelen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.
Met betrekking tot feit 1 heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat de verklaringen van aangever [slachtoffer 1] uitgesloten moeten worden van het bewijs. Het is aannemelijk dat [slachtoffer 1] op initiatief van [slachtoffer 2] verdachte heeft beschuldigd van het wegnemen van spullen, terwijl [slachtoffer 2] slechts speculeert. [slachtoffer 1] mocht ten overstaan van de politie over bepaalde onderwerpen niet verklaren van [slachtoffer 2] . Uit het dossier blijkt voorts dat [slachtoffer 1] een leugenachtige verklaring afgelegd heeft om de verzekering te kunnen misleiden. Ook bevatten de verklaringen van [slachtoffer 1] tegenstrijdigheden, bijvoorbeeld over de vraag in welke auto hij de televisie zou hebben moeten neerzetten van verdachte. Gelet op het voorgaande moet aan de verklaringen van [slachtoffer 1] getwijfeld worden.
De raadsman heeft zich met betrekking tot feit 1 subsidiair op het standpunt gesteld dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor een bewezenverklaring. Niet kan worden bewezen dat er een bedreiging met een mes heeft plaatsgevonden. Bovendien staat niet vast met welk mes er zou zijn bedreigd. Er is een mes aangetroffen dat dusdanig kapot was dat daarmee geen noemenswaardig letsel zou kunnen worden toegebracht. Zelfs al zijn er bedreigende woorden geuit, met dat mes kon niet meer bedreigd worden. Daarnaast is op basis van het dossier niet duidelijk welke goederen zijn weggenomen en bevat het dossier onvoldoende steunbewijs voor de gebeurtenissen die zouden hebben plaatsgevonden in de woning van aangever [slachtoffer 1] .
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat algehele vrijspraak moet volgen, nu geen sprake is geweest van wederrechtelijke toe-eigening.
De raadsman heeft met betrekking tot feit 3 aangevoerd dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor een bewezenverklaring, nu steunbewijs voor de aangifte van [slachtoffer 2] ontbreekt. Weliswaar herkent getuige [getuige 4] de stem van verdachte, maar deze getuige heeft de vernieling niet zelf waargenomen.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman primair aangevoerd dat verdachte niet degene is geweest die de WhatsAppberichten heeft verstuurd. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat, als verdachte wel degene is die deze berichten verstuurd heeft, de inhoud van de berichten niet overeenkomt met wat er in de aangifte staat en dat uit de WhatsAppberichten niet kan worden opgemaakt dat verdachte aangever het ziekenhuis in wilde helpen. Er is derhalve geen sprake van een strafbare bedreiging.
Met betrekking tot de feiten 5 en 6 heeft de raadsman primair aangevoerd dat vervolging voor deze feiten in strijd is met het ne bis in idem-beginsel, nu verdachte reeds voor deze feiten is vervolgd. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet op de hoogte was van de reikwijdte van het gebiedsverbod, nu hij het gebiedsverbod niet heeft getekend.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsuitsluitingsverweer
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [slachtoffer 1] uitgesloten dienen te worden van het bewijs. De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen aanleiding geeft om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] te twijfelen. Dat [slachtoffer 1] aanvankelijk gelogen heeft over de oorzaak van de schade aan zijn aanrechtblad leidt niet tot een ander oordeel nu verdachte deze leugen uit zichzelf recht heeft gezet. De door de verdediging gedane suggestie dat [slachtoffer 1] op initiatief van [slachtoffer 2] aangifte heeft gedaan tegen verdachte en dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tegen verdachte samenspannen wordt niet ondersteund door enig stuk in het dossier. De rechtbank verwerpt gelet op het voorgaande het bewijsuitsluitingsverweer van de verdediging.
Vrijspraak feit 2 primair en feit 4
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de huissleutel en telefoon van [slachtoffer 2] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, zodat verdachte van feit 2 primair zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht daarnaast feit 4 niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt daartoe dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die de berichten heeft gestuurd met daarin de ten laste gelegde uitingen. De rechtbank zal verdachte daarom ook van feit 4 vrijspreken.
Bewezenverklaringen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 16 december 2018, opgenomen op pagina 9 e.v. van het dossier met nummer 2018328630 d.d. 28 januari 2019, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 15 december 2018 liet ik [verdachte] binnen in mijn woning aan de [straatnaam] te Groningen. Hij pakte een keukenmes van tafel. Hij wees het mes naar mij. Hij dreigde met het mes in mijn richting. Hij nam voor mij een dreigende houding aan in mijn richting. Hij zei tegen mij: "Pas op, ik maak je af als je niet meewerkt". Ik moest met hem meewerken. Ik moest mijn laptop toen afgeven aan hem. Ik moest mijn wachtwoord geven van mijn MacBook Pro. Ik moest met hem naar boven. Hij liep met het mes achter mij aan. Ik voelde mij toen heel erg bedreigd. Ik hoorde hem zeggen: "Ik maak je af als je niet meewerkt". Ik moest aan zijn instructies voldoen. Hij wilde dat ik spullen in een tas deed. Ik moest kleren in deze tas doen. Ik had het gevoel dat als ik niet deed wat hij wilde ik neergestoken zou worden. Ik zag ineens dat [verdachte] in de achterzijde van zijn broek mijn witte iPad had zitten. Ik moest toen mijn telefoon onder dreiging van het mes afgegeven. Ik moest van [verdachte] mijn televisie onder dwang naar beneden brengen. Ik heb de televisie naar een auto gebracht die ik niet kende. Ik moest dat van [verdachte] doen. De rest van de spullen moest ik inladen in mijn eigen auto. Ik gaf hem toen mijn reservesleutel van de auto. Hierna hebben we de Sonos boxen, de tas met laptop, iPad en kleding in mijn BMW gelegd. Ik moest toen in de auto stappen. Ik moest mijn auto bij ene [slachtoffer 2] voor de deur zetten. Ik moest mijn spullen uit de auto in die woning brengen. Ik moest alles daar binnen neerzetten. De spullen die ik af moest geven betreffen:
- reservesleutel van mijn BMW.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 16 december 2018, opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op het adres [straatnaam] te Groningen troffen wij, verbalisanten, [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [verdachte] aan. [verdachte] bleef maar zeggen dat er nog spullen van hem in de woning zou liggen. Hij gaf aan dat hij die spullen mee wilde nemen. Ik hoorde hem zeggen: "Al die spullen die daar liggen zijn van mij." Ik, verbalisant, heb de bruine tas gepakt. Ik zag dat er in de tas meerdere goederen zaten, waaronder een iPad, een Sonos box met wat stekkers en kleding. Wij, verbalisanten, hoorden [slachtoffer 1] tegen ons fluisteren: "Dat zijn niet zijn spullen, die spullen zijn van mij." Wij hoorden [slachtoffer 1] min of meer zeggen dat hij bang is voor [verdachte] . Ik hoorde [slachtoffer 2] zeggen: "Die spullen zijn niet van [verdachte] . Die spullen zijn van. Die man is net geript." Toen [verdachte] de woning uit was begon [slachtoffer 1] te praten: "Ik wil graag aangifte doen. Er is bij mij ingebroken. Mijn hele huis is overhoop gehaald en er zijn allemaal spullen van mij weggenomen. Ik ben onder dreiging van een mes hier naartoe gekomen. [verdachte] kwam vanavond bij mijn woning aan de [straatnaam] . In de woning ben ik door [verdachte] bedreigd door een mes. Hij heeft het mes op mijn keel gezet. Ik moest van [verdachte] al mijn persoonlijke spullen pakken en in een tas doen. Mijn hele huis is door hem overhoop gehaald en het mes waarmee [verdachte] mij bedreigd heeft, heeft hij in mijn tafel gestoken. Het mes staat nog steeds in mijn tafel. Ik moest onder dreiging van een ander mes mijn spullen meenemen en in mijn auto neerzetten. Ik moest vervolgens gaan rijden. [verdachte] bedreigde mij toen nog steeds. Ik moest hier stoppen en ik moest uit mijn auto stappen. De woning waar ik mij nu in bevind moest ik naar binnen lopen. Dit heb ik gedaan, omdat ik heel erg bang was."
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 16 december 2018, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 16 december 2018 keek ik in het voertuig van aangever [slachtoffer 1] en zag ik het volgende liggen, wat ook benoemd wordt in het proces-verbaal van aangifte:
- twee zwarte Sonos Play l geluidsboxen;
- één zwarte Sonos Play 5 geluidsbox;
- één zilvergrijze MacBook Pro;
- verschillende kleding stukken, schoenen, broeken, jassen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 16 december 2018, inclusief bijlagen, opgenomen op pagina 24 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Wij zijn naar de [straatnaam] gegaan op 16 december 2018. In de achterkamer liet
[slachtoffer 1] ons zien waar de verdachte met een mes in de tafel zou hebben gestoken. Op de tweede etage lag het afgebroken mes dat de verdachte had gebruikt om in de tafel te steken en waarmee de verdachte [slachtoffer 1] had bedreigd. Verder is er een foto gemaakt waarop te zien is waar de weggenomen televisie heeft gehangen.
5. Een kennisgeving van inbeslagneming van Politie Noord-Nederland d.d. 21 december 2018, opgenomen op pagina 43 e.v. van voornoemd dossier:
Goednummer: PL0100-2018328630-1085583.
Object: vleesmes.
Beslagene: [verdachte] .
Plaats inbeslagname: 16 december 2018 op de [straatnaam] te Groningen op de tweede verdieping van de woning van [slachtoffer 1] .
6. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2019.02.04.001, d.d. 11 maart 2019, als los document gevoegd bij voornoemd dossier, opgemaakt door L.J.W. Grol, BASc, op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende als zijn verklaring:
Kenmerk aanvrager: PL0100-2018328630.
Het onderzoeksmateriaal AALX0019NL#01 (een bemonstering, heft mes) betreft een DNA-mengprofiel van tenminste drie personen, waaronder [slachtoffer 1] , [verdachte] en minimaal één onbekende persoon.
Hypothese 1:de bemonstering bevat DNA van slachtoffer [slachtoffer 1] , verdachte
[verdachte] en één willekeurige persoon.
Hypothese 2:de bemonstering bevat DNA van slachtoffer [slachtoffer 1] en twee willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AALX0019NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 17 december 2018, opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Samengevat verklaarde getuige [getuige 3] het volgende. [verdachte] heeft dingen gestolen bij mijn buurman [slachtoffer 1] . Ik zag [verdachte] en [slachtoffer 1] voor mijn woning langs lopen. [slachtoffer 1] liep voorop, [verdachte] liep achter [slachtoffer 1] . Hij liep stijf tegen [slachtoffer 1] aan. Ik zag dat [verdachte] iets in zijn hand had. [slachtoffer 1] hield een ronde speaker in zijn hand. Ze liepen voor mijn woning langs in de richting van de auto van [slachtoffer 1] . Ze kwamen teruglopen, nu zonder de geluidsbox. Kort daarop liepen ze weer vanuit [slachtoffer 1] woning voor mijn raam langs. [slachtoffer 1] droeg zijn televisie, hij liep weer in de richting van zijn auto. [verdachte] liep ook mee.
T.a.v. feit 2 subsidiair:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 17 december 2018, opgenomen op pagina 52 e.v. van het dossier met nummer 2018330001 d.d. 28 januari 2019, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
[verdachte] , één van zijn namen is ook [verdachte] , heb ik eind oktober leren kennen. Hij is vrij kort daarna teruggekomen en hij heeft een raam kapot gemaakt van de voordeur aan de [straatnaam] . U vraagt mij hoe dat afgelopen zaterdag zat (
De rechtbank begrijpt: zaterdag 15 december 2018). Drie dagen ervoor is hij via de achterdeur naar binnen gekomen. Hij heeft toen mijn sleutel gepakt en eerst gezegd dat hij hem even zou gebruiken, maar ik kreeg hem niet meer terug. Zaterdag is hij 's middags weggegaan en heeft mij opgesloten door de voordeur op slot te draaien. Ik heb mijn moeder uitgelegd dat ik opgesloten zat in mijn eigen huis, omdat [verdachte] mijn sleutel meegenomen had en hij niet weg wilde gaan.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 18 december 2018, opgenomen op pagina 57 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
De moeder van [slachtoffer 2] vertelde mij telefonisch het volgende: op 15 december 2018 belde [slachtoffer 2] mij, ik hoorde dat hij in paniek was. Hij vertelde mij dat hij via de buren belde, want de man had zijn sleutel, hij kon alleen via de achterdeur weg.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 16 december 2018, opgenomen op pagina 19 e.v. van het dossier met nummer 2018328630, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op 15 december 2018 zijn wij, verbalisanten, gegaan naar de [straatnaam] te Groningen, waar wij [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [verdachte] in de woning aantroffen. Ik, verbalisant, heb de huissleutels van [slachtoffer 2] in de broekzak van [verdachte] aangetroffen.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 3 november 2018, inclusief fotobijlage, opgenomen op pagina 60 e.v. van het dossier met nummer 2018290433 d.d. 28 januari 2019, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] namens [benadeelde partij] te Groningen:
Ik woon op het adres [straatnaam] te Groningen. Vanmorgen, op 3 november 2018, stond [verdachte] weer bij mijn voordeur. Ik hoorde hem roepen dat ik hem binnen moest laten. Ik zag daarna dat [verdachte] met een voet meerdere malen tegen het draadglas in de voordeur van mijn woning trapte. Ik zag en hoorde dat daardoor de ruit in de voordeur kapot ging. De ruit is vernield en moet worden vervangen. De woning is van woningbouwvereniging [benadeelde partij] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever van Politie Noord-Nederland d.d. 14 november 2018, opgenomen op pagina 65 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
De naam van de man die mijn voordeurruit heeft vernield is [verdachte] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 3 november 2018, opgenomen op pagina 63 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 4]:
Ik was vandaag op bezoek bij een kennis aan de [straatnaam] te Groningen. Ik weet dat hij een tijdje een Somaliër in huis heeft gehad, ene [verdachte] . Vandaag rond 09.30 uur hoorde ik hem schreeuwen aan de deur. Ik herkende hem aan zijn stem en ik hoorde dat er tijdens het schreeuwen tegen de voordeur aan werd getrapt. Later zag ik dat het glas wat in het raam zit was vernield.
T.a.v. de feiten 5 en 6:
Ten aanzien van de feiten 5 en 6 is ieder bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een schriftelijk bescheid, te weten een gebiedsverbod voor een deel van de binnenstad van Groningen, opgenomen op pagina 18 e.v. van het dossier met nummer 2018308390 d.d.
23 november 2018, inhoudende:
Op grond van artikel 172a Gemeentewet wordt een gebiedsverbod opgelegd voor de volgende gebieden die een deel van de binnenstad van Groningen beslaan, geldig van
6 november 2018 te 13.50 uur tot en met 6 februari 2019 te 13.50 uur:
- alle openbare wegen en plaatsen gelegen in het gebied dat begrensd wordt door de Turftorenstraat, Kleine Kromme Elleboog, Academieplein, Oude Boteringestraat, Guldenstraat, Tussen Beide Markten, Herestraat, Coehoornsingel, Ganzevoortsingel, Zuider Kuipen, Reitemakersrijge, Kleine der A, Hoge der A tot aan de Turftorenstraat;
- alle openbare wegen en plaatsen gelegen in het gebied dat begrensd wordt door de Gelkingestraat, Tussen Beide Markten, Waagstraat, Waagplein, Grote Markt, Poelestraat, Achter de Muur, Peperstraat, Kleine Peperstraat, Papengang, Oosterstraat, Dinkersgang, Hoogstraatje.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding van Politie Noord-Nederland d.d. 23 november 2018, opgenomen op pagina 5 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 23 november 2018 omstreeks 00.55 uur liep ik door de straat Achter de muur te Groningen toen mijn aandacht werd getrokken door [verdachte] . Ik zag dat hij liep via de Peperstraat de Papengang in. Ik hield hem om 01.02 uur aan in de Papengang.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 6 november 2018, opgenomen op pagina 34 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 6 november 2018 te 13.50 uur heb ik het gebiedsverbod uitgereikt, opgelegd door burgemeester P. den Oudsten. Dit gebiedsverbod heeft [verdachte] gekregen in verband met het plegen van ernstige overlast in bepaalde delen van de binnenstad van Groningen. Ik zag dat [verdachte] de brief in ontvangst nam. Ik heb hem duidelijk uitgelegd wanneer dit gebiedsverbod geldt, wie het heeft opgelegd en ik heb hem gewezen op het plattegrondje en de bijbehorende straten, genoemd in dit gebiedsverbod.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding van Politie Noord-Nederland d.d. 11 november 2018, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier met nummer 2018297449 d.d. 16 november 2018, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op zondag 11 november 2018, omstreeks 05.40 uur, bevond ik mij in de Poelestraat te Groningen. Ik zag uit de richting van het Poeleplein, in de Poelestraat, in de richting van de Oosterstraat, de mij ambtshalve bekende [verdachte] lopen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat feit 1 primair, te weten afpersing van [slachtoffer 1] op
15 december 2018 te Groningen, wettig en overtuigend bewezen kan worden op grond van de bewijsmiddelen in het dossier. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de aangifte van [slachtoffer 1] blijkt dat verdachte hem bedreigd heeft met een mes en met bedreigende woorden en dat [slachtoffer 1] zich onder die bedreiging, en uit angst voor verdachte, gedwongen heeft gevoeld verschillende goederen te vervoeren naar de woning van [slachtoffer 2] . De verklaring van [slachtoffer 1] strookt met de door de politie aangetroffen situatie in de woning van [slachtoffer 1] . In de woning van [slachtoffer 1] wordt een afgebroken mes aangetroffen met het DNA van verdachte erop. Bovendien is er een tweede mes aangetroffen in de woning van [slachtoffer 1] wat past bij de verklaring van [slachtoffer 1] dat hij door verdachte is bedreigd met twee verschillende messen. De politie treft in de woning van [slachtoffer 2] op 15 december 2018 [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en verdachte aan. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] lijken angstig voor verdachte en verklaren, zodra verdachte buiten de woning staat, dat [slachtoffer 1] onder bedreiging spullen heeft moeten afgeven aan verdachte en dat hij deze spullen naar de woning van [slachtoffer 2] heeft moeten brengen. Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] elkaar voor de ontmoeting in deze woning op voornoemde datum niet eerder hadden ontmoet. De rechtbank acht het dan ook niet aannemelijk dat [slachtoffer 1] vrijwillig zijn spullen naar de woning van [slachtoffer 2] heeft gebracht. Tot slot wordt de aangifte van [slachtoffer 1] eveneens ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige 3] , die verklaart dat [slachtoffer 1] , terwijl verdachte op korte afstand achter hem liep, spullen naar zijn auto bracht.
De rechtbank is van oordeel dat feit 2 subsidiair, te weten verduistering van de huissleutel van [slachtoffer 2] , wettig en overtuigend bewezen kan worden. Uit de aangifte van [slachtoffer 2] blijkt dat verdachte drie dagen voor 15 december 2018 had aangegeven dat hij de huissleutel van [slachtoffer 2] even zou gebruiken en daarna zou teruggeven. Op 15 december 2018 belt verdachte echter, via de buren, naar zijn moeder om aan te geven dat verdachte in het bezit is van zijn huissleutel en dat hij slechts via de achterdeur zijn woning kan verlaten. Wanneer verbalisanten op 15 december 2018 bij de woning aan de [straatnaam] te Groningen arriveren, treffen zij de huissleutel van [slachtoffer 2] aan in de broekzak van verdachte. Gelet op het feit dat verdachte de huissleutel in eerste instantie anders dan door misdrijf onder zich had, maar de sleutel niet aan aangever [slachtoffer 2] heeft teruggegeven, is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van wederrechtelijke toe-eigening van de huissleutel van [slachtoffer 2] . Nu het dossier onvoldoende bewijs bevat voor verduistering van de telefoon van [slachtoffer 2] , zal de rechtbank verdachte vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
De rechtbank is voorts van oordeel dat feit 3, de vernieling van een ruit van de woning aan de [straatnaam] te Groningen, wettig en overtuigend bewezen kan worden op grond van de bewijsmiddelen in het dossier. Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte de voordeurruit van zijn woning heeft vernield. De aangifte van [slachtoffer 2] wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige 4], die verklaard heeft de stem van verdachte te hebben herkend en hem tegen een deur heeft horen schoppen.
Met betrekking tot de feiten 5 en 6 overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat verdachte niet eerder is vervolgd voor de ten laste gelegde feiten onder 5 en 6. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman dat vervolging van de feiten 5 en 6 in strijd zou zijn met het ne bis in idem-beginsel.
De rechtbank is van oordeel dat de feiten 5 en 6 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden op grond van de bewijsmiddelen in het dossier. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 6 november 2018 blijkt dat een verbalisant op 6 november 2018 het gebiedsverbod voor een deel van de binnenstad van Groningen heeft uitgereikt aan verdachte en hem heeft uitgelegd wat de strekking van dit gebiedsverbod is en voor welke periode dit gebiedsverbod geldt. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat verdachte, ook al heeft hij het gebiedsverbod niet ondertekend, op de hoogte was van de reikwijdte ervan en wist dat hij zich op de
11 november 2018 niet mocht bevinden in de Poelestraat en de Oosterstraat te Groningen en op 23 november 2018 niet in de Papengang te Groningen.