1.14.Een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 1 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend dat op 22 mei 2019 bij de fouillering van [verdachte] een geldbedrag van € 625,45 is aangetroffen en in beslag genomen.
Ten aanzien van de verweren dat niet kan worden bewezen dat verdachte in de woning van [slachtoffer 1] is geweest en dat ook niet kan worden bewezen dat verdachte de inbraak tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd, overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte en [medeverdachte 1] hebben de middag vóór de inbraak in de woning van [slachtoffer 1] (hierna: de woning) gehoord dat er die nacht niemand in de woning zou zijn. Verdachte heeft toen het idee geopperd om de woning binnen te gaan, omdat er misschien contant geld zou liggen. Daarbij was een vriend van [medeverdachte 1] aanwezig.
Die nacht, rond 3.00 uur, is [medeverdachte 1] naar de woning gegaan. Hij heeft de voordeur opengebroken met een koevoet die hij had meegenomen uit de door verdachte gebruikte loods aan de [straatnaam] te Leeuwarden (hierna: de loods). Vervolgens is [medeverdachte 1] naar binnen gegaan. Hij heeft in de woning naar geld gezocht en heeft de decoder van de bewakingscamera meegenomen. Na de inbraak heeft [medeverdachte 1] verdachte gebeld en heeft verdachte hem en zijn vriend bij de woning opgehaald. Vervolgens zijn zij naar de loods gereden. Daar heeft [medeverdachte 1] de decoder neergelegd.
Later die nacht is verdachte met een grote, oranje tas naar de woning gegaan. Op camerabeelden is te zien dat hij rond 5.30 uur de oprit oploopt en verdwijnt in de inham waar zich de voordeur van de woning bevindt en dat hij ongeveer 17 minuten later weer uit die inham tevoorschijn komt en wegloopt met de oranje tas.
Bij de inbraak zijn onder meer een Playstation met toebehoren, meerdere horloges, een hoofdtelefoon van het merk Bose, een kluis met € 1.400,00 aan contant geld, een decoder van een camerasysteem, een rieten mand, zonnebrillen van de merken Prada en Ray-Ban en meerdere pasjes weggenomen.
Twee dagen na de inbraak zijn in de loods meerdere voorwerpen aangetroffen die zijn gestolen uit de woning, waaronder een koptelefoon van het merk Bose, een doosje van het merk Prada met daarin twee Ray-Ban zonnebrillen, en een rieten mand. Ook is daar een breekijzer aangetroffen. De vriendin van verdachte heeft na de inbraak in de loods een aantal voorwerpen zien liggen die uit de woning zijn gestolen, waaronder een aantal horloges op een horlogehouder en een controller van een Playstation. Drie dagen na de inbraak is bij de fouillering van verdachte een contant geldbedrag van € 625,45 aangetroffen.
Verdachte heeft zijn vriendin verteld dat de spullen van [slachtoffer 1] in een door hem gebruikte, witte, overkapte aanhangwagen zaten. In een witte, overkapte aanhangwagen, die geparkeerd stond in de buurt van de loods, zijn meerdere voorwerpen aangetroffen die zijn gestolen uit de woning. Dit betreft onder meer een opengeflexte kluis, horloges en pasjes met daarop de naam van [slachtoffer 1] . De sleutel van het disselslot van de aanhangwagen hing in de loods.
De omstandigheden dat verdachte in de nacht van de inbraak bij de woning is geweest en dat in de door hem gebruikte loods en aanhangwagen goederen zijn aangetroffen die uit de woning zijn gestolen, alsmede de verklaringen van verdachtes zoon en vriendin, duiden op zijn betrokkenheid bij de inbraak. Verdachte heeft daarvoor geen aannemelijke verklaring gegeven. De rechtbank weegt deze omstandigheid mee bij de beantwoording van de vraag of het tenlastegelegde medeplegen van de inbraak kan worden bewezen.
De rechtbank hecht geen geloof aan verdachtes verklaring dat hij naar de woning is gegaan om de bloedsporen die [medeverdachte 1] daar had achtergelaten uit te wissen en dat hij niet naar binnen is gegaan omdat hij licht zag en stemmen hoorde bij de tegenovergelegen woning. Daartoe overweegt zij dat verdachte deze verklaring voor het eerst ter terechtzitting heeft afgelegd, terwijl hij bij de politie wisselende verklaringen heeft afgelegd die allemaal in strijd zijn met de ter terechtzitting afgelegde verklaring. De rechtbank acht het ook zeer onwaarschijnlijk dat verdachte 17 minuten lang heeft gewacht in de inham bij de voordeur naar de woning, voordat hij weer is weggelopen. Bovendien verklaart deze verklaring van verdachte niet hoe het kan dat zowel in de door verdachte gebruikte loods als in de door hem gebruikte aanhangwagen meerdere voorwerpen zijn gezien en aangetroffen die zijn gestolen uit de woning. De rechtbank zal deze verklaring van verdachte dan ook als volstrekt onaannemelijk terzijde schuiven.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte in de woning is geweest met het doel om uit die woning geld of goederen te stelen.
Uit de bewijsmiddelen blijkt niet wie de in de tenlastelegging genoemde goederen uit de woning heeft meegenomen (met uitzondering van de decoder). Op grond van deze bewijsmiddelen is de rechtbank echter van oordeel dat het niet anders kan dan dit is gedaan door verdachte en [medeverdachte 1] (en mogelijk de vriend van [medeverdachte 1] ).
Ook is de rechtbank op grond van het voorgaande van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] (en mogelijk de vriend van [medeverdachte 1] ), gericht op het plegen van een inbraak in de woning, is komen vast te staan. Hoewel uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat sprake is van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Verdachte heeft het idee geopperd om de woning binnen te gaan en hij heeft [medeverdachte 1] opgehaald nadat deze de deur had opengebroken en de decoder uit de woning had meegenomen. Enkele uren later is verdachte zelf door de opengebroken deur de woning binnengegaan. Vervolgens zijn de door verdachte of [medeverdachte 1] (en mogelijk de vriend van [medeverdachte 1] ) uit de woning gestolen voorwerpen bewaard in de door verdachte gebruikte loods en aanhangwagen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen van de inbraak bewezen.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
De rechtbank past ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.