ECLI:NL:RBNNE:2019:4293

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 oktober 2019
Publicatiedatum
18 oktober 2019
Zaaknummer
19/3577
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot sluiting van bedrijfspanden en woning in verband met handelshoeveelheden hennep

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 15 oktober 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft de sluiting van vier bedrijfspanden en de woning van de verzoeker, die in verband met de Opiumwet zijn opgelegd door de burgemeester van de gemeente De Fryske Marren. De burgemeester had op 1 oktober 2019 een last onder bestuursdwang opgelegd, omdat in de bedrijfspanden handelshoeveelheden hennep waren aangetroffen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de sluiting van de bedrijfspanden gerechtvaardigd was, gezien de ernst van de situatie en het beleid van de burgemeester. Echter, de sluiting van de woning werd afgewezen, omdat er geen hennep in de woning was aangetroffen en de woning niet noodzakelijk gesloten hoefde te worden. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting van de woning niet bijdroeg aan het doel van de sluiting van de bedrijfspanden, aangezien het terrein van de jachtwerf toegankelijk bleef voor derden en de verzoeker. De voorzieningenrechter heeft de burgemeester opgedragen het betaalde griffierecht aan de verzoeker te vergoeden en verweerder in de proceskosten van de verzoeker te veroordelen tot een bedrag van € 1.024. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 19/3577
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 oktober 2019 op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoeker], te [plaats] , verzoeker
(gemachtigde: mr. A. Speksnijder),
en
De burgemeester van de gemeente De Fryske Marren, verweerder
(gemachtigde: mr. J. de Vries).

Procesverloop

Bij besluit van 1 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan verzoeker een last onder bestuursdwang opgelegd op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Tevens heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het geschil is behandeld op de zitting van 15 oktober 2019. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en door W.A. Jonker.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verbiedt de sluiting van de woning van verzoeker;
- wijst het verzoek voor het overige af;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174 aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.024.

Overwegingen

1. De last onder bestuursdwang houdt in dat vanaf 16 oktober 2019, 13:00 uur, op het adres [adres 1] te [plaats] vier bedrijfsgebouwen geheel of gedeeltelijk gesloten worden en dat op het adres [adres 2] de woning van verzoeker wordt gesloten. Het betreft een sluiting voor de duur van zes maanden.
2.1.
In elk van de vier bedrijfsgebouwen zijn delen van hennepplanten aangetroffen. Hennep is opgenomen in Lijst II van de Opiumwet. De aangetroffen hoeveelheden zijn zo groot dat van handelshoeveelheden moet worden gesproken. Dit betekent dat verweerder bevoegd is om op grond van artikel 13b van de Opiumwet tot sluiting van de bedrijfsgebouwen over te gaan.
2.2.
De sluiting is overeenkomstig het beleid van verweerder. Er is sprake van een ernstige situatie, zoals omschreven in het beleid, waarin tot directe sluiting kan worden overgegaan.
2.3.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder, bij afweging van alle betrokken belangen, in redelijkheid kunnen besluiten tot de sluiting van de bedrijfsgebouwen zoals omschreven in het besluit. Verweerder heeft voldoende met de bedrijfsbelangen van verzoeker rekening gehouden door het schiphuis slechts gedeeltelijk af te sluiten. Van een uitzondering voor het (gehele) bedrijfsgebouw waarin de werkplaats zich bevindt, heeft verweerder mogen afzien aangezien in de kelder van de werkplaats hennep is gevonden.
3.1.
In de woning van verzoeker is geen hennep aangetroffen. Dit betekent dat zelfstandige grond voor de sluiting van de woning op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet ontbreekt.
3.2.
Voor zover verweerder stelt dat de woning deel uitmaakt van een onlosmakelijk geheel, wijst de voorzieningenrechter erop dat verweerder niet is overgegaan tot volledige sluiting van de gehele jachtwerf. Het terrein van de jachtwerf, waaronder de steigers en een deel van het schiphuis, blijft als zodanig toegankelijk, niet alleen voor derden maar ook voor verzoeker. Gelet daarop heeft verweerder, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, niet in redelijkheid kunnen besluiten tot sluiting van de woning. De noodzaak hiertoe ontbreekt omdat het terrein van de jachtwerf toegankelijk blijft en het doel van “de loop eruit halen” dus niet met de sluiting van de woning wordt bereikt.
4. Op grond van het voorgaande oordeelt de voorzieningenrechter dat de sluiting van de woning achterwege dient te blijven. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding een voorziening te treffen die verder strekt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Keuning, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.drs. H.A. Hulst, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2019.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.