ECLI:NL:RBNNE:2019:4270
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake last onder dwangsom opgelegd aan ESD-SIC BV met betrekking tot bodembedreigende stoffen
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 15 oktober 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen ESD-SIC BV en de Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen. ESD-SIC BV, gevestigd te Delfzijl, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Gedeputeerde Staten, waarbij een last onder dwangsom was opgelegd. Deze last hield in dat ESD-SIC BV voor 1 december 2018 moest voldoen aan de eisen van artikel 2.9 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, met betrekking tot de activiteiten met petroleumcokes op hun bedrijfsgronden. De rechtbank heeft vastgesteld dat petroleumcokes als een bodembedreigende stof wordt beschouwd volgens de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming 2012 (NRB 2012). De rechtbank oordeelde dat ESD-SIC BV niet had aangetoond dat de opslag van petroleumcokes geen bodembedreigende activiteit was en dat de opgelegde last onder dwangsom rechtmatig was. De rechtbank heeft het beroep van ESD-SIC BV ongegrond verklaard, waarbij zij de conclusie van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) heeft gevolgd, die had geadviseerd dat petroleumcokes onder de definitie van bodembedreigende stoffen valt. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de begunstigingstermijn voor het voldoen aan de last niet onredelijk was, gezien de eerdere waarschuwingen aan ESD-SIC BV.