Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
vonnis van de kantonrechter ex art. 254 lid 5 Rv d.d. 26 juni 2019
[verzoekster] ,
[verweerder] ,
[naam] ,
Procesverloop
Motivering
De vordering
€ 480,00
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 26 juni 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [verzoekster] en [verweerder]. [Verzoekster] heeft [verweerder] gedagvaard met de vordering tot doorbetaling van haar loon, dat zij sinds 1 maart 2019 niet meer ontving. De mondelinge behandeling vond plaats op 7 juni 2019, waarbij [verzoekster] en haar gemachtigde aanwezig waren, terwijl [verweerder] niet verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding op juiste wijze is betekend en heeft verstek verleend tegen [verweerder].
[Verzoekster] heeft gesteld dat zij sinds 21 september 2018 als administratief medewerkster in dienst is bij [verweerder] en dat er geen schriftelijke arbeidsovereenkomst is opgesteld. Na een ziekmelding op 28 februari 2019 heeft [verweerder] de loonbetaling stopgezet. [Verzoekster] heeft vervolgens haar vorderingen onderbouwd met verwijzingen naar relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, waaronder artikel 7:610a en 7:629 BW, en heeft een spoedeisend belang bij haar vorderingen aangetoond.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van [verzoekster] voor zover niet onrechtmatig of ongegrond, bij verstek zullen worden toegewezen. De vordering tot doorbetaling van het loon is toegewezen, met een gematigde wettelijke verhoging van 20%. Daarnaast is [verweerder] veroordeeld tot het verstrekken van loonspecificaties en tot betaling van buitengerechtelijke kosten. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van [verweerder] gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.