ECLI:NL:RBNNE:2019:4214

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 oktober 2019
Publicatiedatum
11 oktober 2019
Zaaknummer
17/080083-02
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hervatting van verpleging van overheidswege na niet-naleving voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 3 oktober 2019 uitspraak gedaan in een vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege van de veroordeelde. De rechtbank constateert dat de veroordeelde niet heeft voldaan aan de opgelegde voorwaarden, waaronder het verbod om zonder toestemming van de reclassering naar het buitenland te gaan. De veroordeelde had een relatie met een vrouw die een reclasseringsverleden had, wat leidde tot problemen in zijn omgang en uiteindelijk tot zijn aanhouding. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot hervatting van de verpleging toegewezen, omdat de veiligheid van anderen in het geding is. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het verleden van de veroordeelde, zijn gedrag en de risico's van recidive. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de rechtbank ook de houding van de veroordeelde ter zitting heeft betrokken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de algemene veiligheid van anderen gevaar loopt door het gedrag van de veroordeelde, en heeft daarom de hervatting van de verpleging gelast.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/080083-02
Beslissing van de meervoudige kamer d.d. 3 oktober 2019 op een vordering van de officier van justitie tot hervatting van de verpleging van overheidswege
in de zaak tegen

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats],
thans verblijvende in PI Leeuwarden te Leeuwarden.

Procesverloop

De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de rechtbank een last tot hervatting van de verpleging van overheidswege zal geven.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 19 september 2019, waarbij aanwezig waren de veroordeelde, diens raadsman mr. A.R. Ytsma, de officier van justitie mr. H.J. Mous en mevrouw A.W.P. Menten en de heer V.A. Buwalda als deskundigen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken, waaronder met name het advies van GGZ Reclassering Limburg d.d. 17 september 2019, het rapport van de forensisch psychiater van 30 augustus 2019 en een proces-verbaal van politie in een nieuwe strafzaak tegen veroordeelde.

Motivering

De opgelegde terbeschikkingstelling
Bij arrest van 4 augustus 2003 heeft het gerechtshof te Leeuwarden veroordeelde wegens vernieling, bedreiging, meermalen gepleegde verkrachting en meermalen gepleegde vrijheidsberoving ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
De terbeschikkingstelling is aangevangen op 3 december 2003. De rechtbank heeft bij beslissing van 16 juni 2015 de verpleging voorwaardelijk beëindigd. Bij beslissing van 25 juli 2018 heeft de rechtbank een eerdere vordering tot hervatting van de verpleging afgewezen.
Het advies van de reclassering
De reclassering rapporteert dat veroordeelde meewerkte aan alle afspraken, tot begin juli 2019 bericht kwam van de woonplek van veroordeelde, RIBW De Vliet, dat zaken niet naar wens verliepen. Veroordeelde had een relatie gekregen met een vrouw die later een reclasseringsverleden bleek te hebben. Hij had de vrouw bij hem laten overnachten zonder dit te melden. Veroordeelde kreeg hiervoor een waarschuwing maar de nacht daarop zou de vrouw weer in de woning zijn geweest. Er werden duidelijke afspraken gemaakt en veroordeelde zou meer afstand nemen van zijn vriendin. Op 29 juli 2019 hoorde de reclassering dat veroordeelde was aangehouden op verdenking van vrijheidsberoving. Later bleek dat hij ook verdacht werd van mensenhandel.
Ter terechtzitting hebben de beide deskundigen als eerste en tweede toezichthouder van veroordeelde een toelichting gegeven op het rapport. Zij hebben aangegeven dat veroordeelde voorheen binnen de structuur van de kliniek nog wel de goede kant op gestuurd kon worden als hij niet meer wilde. Buiten de kliniek zijn er echter meer negatieve invloeden en dan heeft de reclassering minder grip op hem. Veroordeelde zegt dat hij verder wil met zijn vriendin en ook daardoor zal het gevaar voor recidive hoger worden. Veroordeelde is zonder toestemming van de reclassering naar het buitenland gegaan en heeft daarmee een voorwaarde overtreden.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij zijn vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsman
De raadsman heeft bepleit de behandeling van deze vordering aan te houden tot 28 november 2019, zodat deze vordering tegelijk met de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling kan worden behandeld. In de tussenliggende periode kan aan de psycholoog worden gevraagd opnieuw te rapporteren en dit keer zal veroordeelde meewerken aan deze rapportage. In de nieuwe zaak zullen 7 getuigen gehoord worden en wanneer dat snel kan gebeuren, zal op de volgende zitting duidelijker zijn hoe het zit met de nieuwe strafzaak en of er nog iets overblijft van de verdenkingen.
Veroordeelde heeft bij de behandeling verklaard dat hij inderdaad met zijn vriendin en een aantal anderen in een auto naar Duitsland is gereden zonder dat hij daarvoor toestemming van de reclassering had. Hij heeft verder aangegeven dat hij de relatie met zijn vriendin voort wil zetten. Veroordeelde verzet zich tegen hervatting van de verpleging; hij zegt dat hij dan nergens meer aan mee zal werken en helemaal door zal draaien.
Veroordeelde en zijn raadsman hebben zich verzet tegen hervatting van de verpleging van overheidswege.
Het oordeel van de rechtbank
De terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege is in 2003 aan veroordeelde opgelegd na een veroordeling voor ernstige strafbare feiten die gericht waren tegen de onaantastbaarheid van het lichaam en de veiligheid van anderen. De rechtbank leest in het onderliggende arrest dat de bewezenverklaarde verkrachtingen en vrijheidsberoving plaats hadden binnen een relatie die veroordeelde met een vrouw was aangegaan. Veroordeelde nam binnen die relatie een dwingende en overheersende houding aan ten opzichte van zijn vriendin.
In 2015 is de opgelegde verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd.
Eind augustus 2017 heeft de officier van justitie voor de eerste maal gevorderd dat een last tot hervatting van de verpleging zou worden gegeven. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen gezien het strikte samenstel van voorwaarden waaronder de voorwaardelijk beëindigde terbeschikkingstelling zou worden voortgezet.
Uit de justitiële documentatie van veroordeelde komt naar voren dat hij in maart 2018 door de rechtbank is veroordeeld voor het medeplegen van vrijheidsberoving, het medeplegen van een poging tot afpersing en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. Veroordeelde kreeg daarvoor een gevangenisstraf opgelegd van 12 maanden. Deze feiten zijn gepleegd op 19 februari 2017, dus gedurende de periode van de voorwaardelijk beëindigde verpleging van overheidswege.
Het is aan de rechtbank te toetsen of er sprake is van het niet naleven van een gestelde voorwaarde of dat er sprake is van de situatie dat het belang van de veiligheid van anderen hervatting van de verpleging eist.
De rechtbank constateert dat veroordeelde niet voldaan heeft aan de voorwaarde dat hij niet zonder toestemming van de reclassering naar het buitenland zou gaan. Daarnaast is het duidelijk dat veroordeelde onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn omgang en relatie met de betreffende vriendin. Deze omgang heeft er in korte tijd mede voor gezorgd dat veroordeelde zijn dagbestedingsplek kwijt is geraakt, dat er problemen kwamen op zijn woonplek en dat hij werd aangehouden door de politie. Riskant acht de rechtbank voorts mede gelet op de indexdelicten- dat veroordeelde met zijn vriendin naar het buitenland ging met het doel dat zij zich daar zou prostitueren.
De rechtbank betrekt bij haar oordeel ook het hierboven weergegeven moeizame verloop van de terbeschikkingstelling na de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging, evenals de veroordeling tot een forse gevangenisstraf voor soortgelijke feiten als het indexdelict. Dan ligt er nog de conclusie van de reclassering dat het gevaar op recidive hoger wordt door de relatie die veroordeelde voort wil zetten. Tot slot kijkt de rechtbank naar de houding van veroordeelde ter zitting. Hij kwam dreigend over door uitspraken die erop neerkwamen dat hij bij hervatting van de dwangverpleging nergens meer aan mee zal werken en helemaal door zal draaien. De rechtbank begrijpt dat een dergelijke houding ook wordt ingegeven door de stoornissen waaraan veroordeelde lijdt, maar het laat wel zien dat veroordeelde snel kan afglijden naar een dreigende en dominante houding. Dit alles maakt dat de rechtbank tot de conclusie komt dat de algemene veiligheid van anderen gevaar loopt door het gedrag van veroordeelde.
De rechtbank komt, alles bij elkaar genomen, tot het oordeel dat de veiligheid van anderen hervatting van de verpleging eist.
De rechtbank ziet geen redenen om te wachten met haar einduitspraak tot de behandeling van de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling in november 2019, zoals door de raadsman is verzocht. Dit verzoek wordt dan ook afgewezen.

Beslissing

De rechtbank gelast de hervatting van de verpleging van overheidswege van [veroordeelde].
Deze beslissing is gegeven door mr. K. Post, voorzitter, mr. G.C. Koelman en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 oktober 2019.
Mr. Koelman is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.