ECLI:NL:RBNNE:2019:4205

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 oktober 2019
Publicatiedatum
10 oktober 2019
Zaaknummer
18/820147-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens bedreiging en diefstal

Op 10 oktober 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere bedreigingen en (gekwalificeerde) diefstallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in een korte periode verschillende strafbare feiten heeft gepleegd, waaronder bedreiging met een mes en diefstal van goederen uit winkels en een school. De verdachte is niet verschenen tijdens de zitting, maar werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. C. Eenhoorn. Het Openbaar Ministerie was vertegenwoordigd door mr. M. Scharenborg. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft enkele feiten bewezen verklaard, maar de verdachte is vrijgesproken van een aantal andere tenlastegelegde feiten wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het lange strafblad van de verdachte en het feit dat hij niet openstaat voor hulpverlening. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding ingediend door benadeelde partijen, die door de rechtbank zijn toegewezen. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van 89 dagen gevangenisstraf, omdat de verdachte nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd binnen de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820147-19
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/830287-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 oktober 2019 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te PI Leeuwarden.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. C. Eenhoorn, advocaat te Groningen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M. Scharenborg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 april 2019 te Haren Gn, gemeente Groningen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door,
-met een mes een of meer stekende bewegingen te maken richting de buik althans het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
-met een mes een of meer zwaaiende en/of stekende bewegingen te maken in de richting van de buik en/of borst, althans het lichaam van die [slachtoffer 2] , zulks terwijl verdachte zich op geringe afstand van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] bevond;
2.
hij in of omstreeks de periode van 21 januari 2019 tot en met 22 januari 2019 te Haren Gn, gemeente Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een school gelegen aldaar aan het Vondelpad, een I pad van het merk Apple, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het Gomaruscollege, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op of omstreeks 21 maart 2019 te Groningen E 50,- althans een geldbedrag in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen E 50,- onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een sleutel behorende bij de kassa;
4.
hij op of omstreeks 2 april 2019 te Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een aldaar aan het [straatnaam] gelegen sportcomplex, een rugzak en/of een Mackbook Air van het merk Apple en/of een kluisje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of de [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
5.
hij op of omstreeks 29 maart 2019 te Groningen, gemeente Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een aldaar aan de [straatnaam] gelegen winkel, genaamd [benadeelde partij 3] , een kassalade met daarin ongeveer E 20,- en/of sleutels, in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
6.
hij op of omstreeks 2 april 2019 te Haren Gn, gemeente Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een aldaar aan de [straatnaam] gevestigd bedrijf, een tas met daarin een boek en/of cosmetica en/of een kabel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
7.
hij op of omstreeks 12 april 2019 te Haren Gn, gemeente Groningen, een geldkist en/of pinpas in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 4] en/of [slachtoffer 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldkist onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat alle feiten, met uitzondering van feit 3, wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat vrijspraak moet volgen, nu de
stillvan de camerabeelden van [bedrijf] , op grond waarvan een verbalisant verdachte ambtshalve heeft herkend, te vaag is om een persoon te kunnen herkennen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 3 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat op grond van het dossier niet is komen vast te staan dat het verdachte is die de diefstal bij de [benadeelde partij 1] heeft gepleegd. Aangever meent op camerabeelden van [bedrijf] de man te herkennen die betrokken is geweest bij de diefstal in de [benadeelde partij 1] . Op pagina 45 van het dossier is een
stillvan deze camerabeelden van [bedrijf] opgenomen op grond waarvan een verbalisant ambtshalve verdachte [verdachte] heeft herkend. De rechtbank is echter van oordeel dat voornoemde
still,waarop het gezicht van de persoon op de
stillonscherp in beeld is, te onduidelijk is om een persoon daadwerkelijk te kunnen herkennen. De rechtbank acht derhalve onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig om verdachte aan te wijzen als dader van de diefstal bij de [benadeelde partij 1] .
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hierna genoemde bewijsmiddelen de feiten 1, 2, 4, 5, 6 en 7 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Nu verdachte feit 1 duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
T.a.v. feit 1:
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 15 april 2019, opgenomen op pagina 15 e.v. van het dossier met nummer 2019108681 d.d. 6 juni 2019, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] ;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 17 april 2019, opgenomen op pagina 18 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 18 april 2019, met bijlage, opgenomen op pagina 27 van voornoemd dossier, inhoudende een relaas van verbalisant;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verdachtenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 25 april 2019, opgenomen op pagina 114 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [verdachte] .
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van feiten 2, 4, 5, 6 en 7 redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
T.a.v. feit 2:
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 19 februari 2019, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 2] namens [benadeelde partij 5] te Groningen:
Ik ben werkzaam als docent bij [benadeelde partij 5] aan het [straatnaam] te Groningen en
ben gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik maak gebruik van een Apple iPad en [benadeelde partij 5] is daar de eigenaar van. Op maandag 21 januari 2019 heb ik deze zwarte iPad in het kantoor neergelegd naast de gymzalen. De volgende ochtend kwam ik weer in het kantoor en zag ik dat de iPad weg was.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 12 april 2019, met bijlage, opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op de camerabeelden uit de school aan het [straatnaam] te Groningen, gericht op de gang, is te zien dat er op 21 januari 2019, omstreeks 21.19 uur een deur aan de rechterzijde opengaat. De verdachte komt binnen en staat in de gang. Op de camerabeelden gericht op de docentenkamer komt de verdachte in beeld met zijn handen in zijn zakken. De verdachte loopt richting de docentenkamer, opent de deur en kijkt kort naar binnen. Even later komt de verdachte weer in beeld en kijkt hij spichtig om zich heen. De verdachte lijkt iets in de rechterzak van zijn trui verborgen te hebben. De verdachte verdwijnt vervolgens weer uit beeld.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 22 februari 2019, met bijlage, opgenomen op pagina 35 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Naar aanleiding van een verzoek tot herkenning van een persoon, getoond op een foto, herken ik de mij ambtshalve bekende [verdachte] , geboren op [geboortedatum] -1971 te [geboorteplaats] , bijnaam ' [naam 1] '.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 22 februari 2019, met bijlage, opgenomen op pagina 37 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Naar aanleiding van een verzoek tot herkenning van een persoon, getoond op een foto, herken ik de mij ambtshalve bekende [verdachte] , geboren op [geboortedatum] -1971 te [geboorteplaats] , bijnaam ' [naam 1] '.
T.a.v. feit 4:
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 3 april 2019, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] , mede namens [benadeelde partij 2] te Groningen:
Op 2 april 2019, rond 08.20 uur, is mijn MacBook Air gestolen uit het kantoor van de [benadeelde partij 2] aan het [straatnaam] te Groningen. Ook is een kluisje van de [benadeelde partij 2] gestolen. Ik ben voorzitter van deze vereniging en in die hoedanigheid bevoegd tot het doen van aangifte namens deze vereniging. Ik zag op de bewakingsbeelden dat omstreeks 08.15 uur een mij onbekende man om het gebouw fietste en via een deur de kantine betrad. Vervolgens zag ik dat de man een kantoortje binnenging. Ik zag dat de man het kantoor uitkwam en het gebouw verliet. Bij het verlaten van het gebouw zag ik dat de man een rugzak droeg. Deze rugzak droeg hij niet toen hij het gebouw binnenging. Ik zag dat de man een soortgelijke rugzak droeg als de rugzak waarin mijn laptop zat. Dit is een blauwe Tommy Hilfiger rugzak. Ik zag tevens dat de rugzak behoorlijk bol stond. Het lijkt erop dat er meer in de rugzak zit dan mijn laptop. Mijn clubgenoten en ik zagen dat er ook een kluisje is weggenomen. Geschatte waarde van het kluisje en de inhoud is € 50,-. De rugzak waarover ik spreek is een blauwe rugzak van het merk Tommy Hilfiger. In de tas zat een MacBook Air 13-inch uit 2018 met serienummer [nummer] . De MacBook zit in een laptop hoes van case logic. Daarnaast zitten er JBL oortjes in. Ik mail u de screenshots van de bewakingscamera's en de bewegende beelden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 14 april 2019, met bijlage, opgenomen op pagina 52 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Ik herkende de op deze twee foto's (waarvan "screenshots" als bijlage zijn bijgevoegd) afgebeelde man als: [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971.
T.a.v. feit 5:
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 3 april 2019, met bijlage goederen, opgenomen op pagina 55 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 4] :
Ik doe aangifte van diefstal van mijn kassalade met inhoud. Ik ben eigenaar van de '' [benadeelde partij 3] '', gelegen aan de [straatnaam] , 9718 LB te Groningen. Op 29 maart 2019 was ik werkzaam in de '' [benadeelde partij 3] ''. Op dinsdag 2 april 2019 zag ik dat mijn kassalade niet meer in mijn kassa zat. Op de camerabeelden zag ik dat er op 29 maart 2019, omstreeks 12:41 uur, een voor mij onbekende man, de winkel binnenkwam. Ik zag dat deze man door de winkel liep en uiteindelijk de kassalade uit de kassa haalde. Ik zag dat de man deze kassalade met inhoud in zijn tas deed. Ik zag dat de man vervolgens de winkel weer verliet. In de kassalade zat ongeveer 20 euro aan muntgeld en sleutels van het slot van de tuinmeubels buiten.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 3 april 2019, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Ik bekeek de camerabeelden van een diefstal van een kassalade gepleegd op 29 maart 2019. De diefstal vond plaats in de " [benadeelde partij 3] ", gelegen aan de [straatnaam] te Groningen.
12:41:44 uur Man komt de winkel binnen.
12:45:12 uur Man haalt tas van zijn rug.
12:45:17 uur Man opent tas en loopt achter de toonbank.
12:45:21 uur Man houdt tas in rechterhand en opent met links de kassa lade. Met links pakt de man de kassalade.
12:45:33 uur Man legt tas op de grond (uit het zicht) en pakt met beide handen de kassalade uit de kassa.
12:45:45 uur Man hurkt en heeft de kassalade in zijn beide handen. Man verdwijnt met kassalade uit het zicht op de locatie waar hij eerder de tas had neergelegd.
12:45:46 uur Man staat op en heeft de tas in zijn rechterhand.
12:45:47 uur Man loopt de winkel uit met de tas in beide handen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 3 april 2019, met bijlage, opgenomen op pagina 71 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Ik bekeek de beelden van afhaalrestaurant [benadeelde partij 3] aan de [straatnaam] te Groningen. Tijdens het bekijken van de beelden zag ik dat dit een mij ambtshalve bekende man betrof. Ik zag bij de binnenkomst van deze man, waarbij ik zijn gezicht goed kon zien, dat dit [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats], betrof.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 4 april 2019, met bijlage, opgenomen op pagina 75 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Ik herkende op de aan mij getoonde foto's van een diefstal in een winkel aan de [straatnaam] te Groningen de man als [verdachte] (bijnaam ' [naam 1] '), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971.
T.a.v. feit 6:
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland, met bijlage goederen, d.d. 1 mei 2019, opgenomen op pagina 78 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 5] :
Tussen 2 april 2019 om 20:30 uur en 21:26 uur is aan de [straatnaam] te Groningen, mijn tas gestolen. Het is een zwarte Eastpack Austin rugzak van 75 euro met een gesp met een drukknoop. Er zat een boek, cosmetica en twee kabels in.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 18 april 2019, met bijlagen opgenomen op pagina 81 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Ik heb naar aanleiding van een diefstal, gepleegd aan de [straatnaam] , de camerabeelden bekeken van 2 april 2019. Omstreeks 20.05 uur is te zien dat de deur in de keuken open gaat. Ik zie dat een persoon, die ik herken als [verdachte] , in de deuropening staat. Ik zie dat hij vervolgens een tas van de grond heeft gepakt. Ik zie dat dit een zwarte tas is. Ik zie dat [verdachte] vervolgens door de deur weer wegloopt.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 14 april 2019, met bijlage, opgenomen op pagina 85 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Ik herkende de op de foto afgebeelde man als: [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op
[geboortedatum] 1971.
T.a.v. feit 7:
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 18 april 2019, opgenomen op pagina 87 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 3] namens [benadeelde partij 4] te Groningen en [slachtoffer 6] :
Ik ben namens de slachtoffers gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik werk op de [benadeelde partij 4] in Groningen, gevestigd aan het [straatnaam] in Groningen. Op vrijdag 12 april 2019 werd ik gebeld door [slachtoffer 6] . [slachtoffer 6] kwam de personeelsruimte in en zag dat daar een kast was opengebroken. Dit was een inpandige kast die op slot zat door middel van een hangslot. Zij zag dat dit hangslot was verbroken en dat er een kras op de kast zat en een stukje uit de muur was afgebroken. Ik heb een foto van de opengebroken kast naar mijn collega's gestuurd met de vraag of er iets uit de kast miste. Hierop werd aangegeven dat het geldkistje miste. [slachtoffer 6] kwam er later achter dat zij haar pinpas miste. Deze zat in haar portemonnee. De portemonnee zat in haar tas die lag op tafel in de personeelsruimte. Dit is dezelfde personeelsruimte als waar de kast is opengebroken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 18 april 2019, met bijlage, opgenomen op pagina 92 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Ik bekeek de camerabeelden van een schoolplein. De camera is gericht op de ingang. De gebeurtenissen vinden plaats op 12 april 2019 tussen 15:40 uur en 15:49 uur. Ik zie op de beelden een man aankomen fietsen op een damesfiets, verder te noemen 'NN'. Ik zie dat NN bij de ingang naar binnen gaat. Ik zie dat NN hierbij een grijze rugtas op zij rug draagt. Ik zie ook dat NN uit dezelfde deur naar buiten komt, op zijn fiets stapt en weer wegfietst, het schoolplein af.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar van Politie Noord-Nederland d.d. 24 april 2019, met bijlage, opgenomen op pagina 93 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
De persoon op de fiets op de videobeelden herken ik als: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats].
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar van Politie Noord-Nederland d.d. 24 april 2019, met bijlagen, opgenomen op pagina 96 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
De persoon op de videobeelden herken ik als: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats].
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 26 april 2019, met bijlagen, opgenomen op pagina 99 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Er werd een drietal foto's getoond van een persoon die werd verdacht van het plegen van diefstal (door middel van braak/verbreking) op 12 april 2019 bij een school aan het [straatnaam] te Groningen. Deze persoon verplaatste zich op een fiets. Ik herkende de op deze foto's afgebeelde man als: [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1, 2, 4, 5, 6 en 7 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 14 april 2019 te Haren Gn, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door:
- met een mes een stekende beweging te maken richting de buik, van die [slachtoffer 1] en
- met een mes zwaaiende en stekende bewegingen te maken in de richting van de buik en borst, van die [slachtoffer 2] , zulks terwijl verdachte zich op geringe afstand van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bevond;
2.
hij op 21 januari 2019 te Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen uit een school gelegen aldaar aan het Vondelpad, een iPad van het merk Apple, toebehorende aan het Gomaruscollege;
4.
hij op 2 april 2019 te Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen uit een aldaar aan het [straatnaam] gelegen sportcomplex, een rugzak en een MacBook Air van het merk Apple en een kluisje, toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of de [benadeelde partij 2] ;
5.
hij op 29 maart 2019 te Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen uit een aldaar aan de [straatnaam] gelegen winkel, genaamd [benadeelde partij 3] , een kassalade met daarin ongeveer € 20,- en sleutels, toebehorende aan [slachtoffer 4] ;
6.
hij op 2 april 2019 te Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen uit een aldaar aan de [straatnaam] gevestigd bedrijf, een tas met daarin een boek en cosmetica en een kabel, toebehorende aan [slachtoffer 5] ;
7.
hij op 12 april 2019 te Groningen, een geldkist en pinpas toebehorende aan de [benadeelde partij 4] en/of [slachtoffer 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldkist onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
2. diefstal;
4. diefstal;
5. diefstal;
6. diefstal;
7. diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van alle ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden. Bij de strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met het lange strafblad van verdachte, het feit dat verdachte niet lijkt te willen stoppen met zijn drugsgebruik en het feit dat verdachte niet openstaat voor hulpverlening. Er is momenteel geen alternatief voor een langdurige gevangenisstraf.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Hoe langer verdachte gedetineerd zit, hoe minder hij in staat zal zijn zich te handhaven in de maatschappij.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het (ter terechtzitting toegelichte) rapport van het Leger des Heils, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een relatief korte periode schuldig gemaakt aan verschillende strafbare feiten. Verdachte heeft in de eerste plaats een schoonmaker en een conciërge van de [naam school] in Haren bedreigd door met een mes stekende bewegingen in hun richting te maken. Verdachte heeft daardoor een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van verschillende (gekwalificeerde) diefstallen, waarmee hij geen enkel respect heeft getoond voor andermans eigendommen. De rechtbank rekent verdachte het voorgaande aan.
Bij de bepaling van de hoogte van de straf neemt de rechtbank de LOVS-oriëntatiepunten als uitgangspunt. Daarnaast heeft de rechtbank bij de hoogte van de straf in aanmerking genomen dat verdachte eerder veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten. De rechtbank weegt de documentatie van verdachte in strafverhogende zin mee.
De rechtbank acht minder feiten bewezen dan de officier van justitie en zal daarom bij de straftoemeting naar beneden afwijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. Oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, zoals verzocht door de raadsman, acht de rechtbank gelet op de veelheid aan feiten en het forse strafblad van verdachte niet passend.
Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van het Leger des Heils van 21 augustus 2019. De reclassering heeft een weinig hoopgevend advies uitgebracht. Verdachte komt sinds 1989 met grote regelmaat in aanraking met politie en justitie naar aanleiding van overwegend vermogensdelicten. Tot op heden hebben toezicht en interventies recidive niet kunnen voorkomen. Verdachte heeft stellig aangegeven geen bemoeienis meer te wensen van de reclassering of andere instanties. Zolang verdachte er niet voor kiest om te stoppen met het plegen van delicten en niet openstaat voor hulpverlening, wordt geen mogelijkheid gezien om met interventies het recidiverisico in te perken en verdachtes gedrag te veranderen. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat en gelet op hetgeen hiervoor is overwogen wordt geadviseerd een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Gelet op voornoemd advies van de reclassering, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest, passend en geboden.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [benadeelde partij 5] , tot een bedrag van € 554,17 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan (feit 2);
2. [slachtoffer 3] , tot een bedrag van € 1.462,93 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan (feit 4);
3. [slachtoffer 5] , tot een bedrag van € 117,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan (feit 6).
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen benadeelde partij toegewezen moeten worden met toepassing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de vorderingen van benadeelde partij [benadeelde partij 5] en benadeelde partij [slachtoffer 5] geheel toegewezen kunnen worden. Met betrekking tot de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering kan worden toegewezen met aftrek van het kortingsbedrag van de laptop, nu de geleden schade het bedrag betreft wat de benadeelde partij daadwerkelijk voor de laptop heeft betaald.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 5] :
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door de verdediging is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2019.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] :
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.266,87, welk bedrag een rechtstreeks gevolg is van het onder 4 bewezen verklaarde, en wijst de vordering tot voornoemd bedrag toe, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 april 2019. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de stukken is gebleken dat [slachtoffer 3] op het oorspronkelijke aanschafbedrag van € 1.175,54 van de MacBook Air een korting heeft gekregen van € 196,06. De verdediging heeft de gestelde schade ten aanzien van de MacBook Air tot een bedrag van € 979,48 niet betwist. De rechtbank zal de schade die [slachtoffer 3] heeft geleden ten aanzien van de diefstal van de MacBook Air toewijzen tot dit bedrag van € 979,48, nu dat het bedrag is wat [slachtoffer 3] daadwerkelijk voor de MacBook Air in 2018 heeft betaald.
De hoogte van de overige schadeposten is niet door de verdediging betwist. Deze schadeposten zijn derhalve voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank wijst de vordering derhalve toe tot een bedrag van € 1.266,87 en wijst de vordering voor het overige af.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 5] :
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 6 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door de verdediging is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 april 2019.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 25 augustus 2016 van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer - een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 9 september 2016. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat verdachte voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen. Tevens zijn aan voormelde veroordeling bijzondere voorwaarden verbonden. Op 14 februari 2018 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Nederland te Groningen bepaald dat van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf 31 dagen ten uitvoer moesten worden gelegd. Voor de resterende 89 dagen gevangenisstraf is de proeftijd verlengd met 1 jaar.
De officier van justitie heeft bij vordering van 5 juni 2019 de tenuitvoerlegging gevorderd van de resterende voorwaardelijke gevangenisstraf.
Nu verdachte de bewezenverklaarde feiten 1, 2, 4, 5, 6 en 7 heeft begaan voor het einde van de proeftijd en voorts uit de stukken blijkt dat verdachte onvoldoende heeft meegewerkt aan de opgelegde bijzondere voorwaarden, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de resterende voorwaardelijke straf, te weten 89 dagen gevangenisstraf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 285, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 4, 5, 6, en 7 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 5]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 554,17(zegge: vijfhonderdvierenvijftig euro en zeventien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 5] te betalen een bedrag van € 554,17 (zegge: vijfhonderdvierenvijftig euro en zeventien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2019, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 11 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 554,17 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 5] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van feit 4:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.266,87(zegge: duizend tweehonderdzesenzestig euro en zevenentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 april 2019.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 3] te betalen een bedrag van € 1.266,87 (zegge: duizend tweehonderdzesenzestig euro en zevenentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 april 2019, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 22 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 1.266,87 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van feit 6:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 5]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 117,-(zegge: honderdzeventien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 april 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 5] te betalen een bedrag van € 117,- (zegge: honderdzeventien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 april 2019, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 117,- aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/830287-16:
Gelast de tenuitvoerlegging van de (resterende) straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer in strafzaken van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 25 augustus 2016, te weten: 89 dagen gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. H.R. Bracht en
mr. R.R. van der Heide, rechters, bijgestaan door mr. C.A.C. Thiadens, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 oktober 2019.