Op 8 oktober 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 18/257803-17, waarin de officier van justitie een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel heeft ingediend. De rechtbank oordeelde dat het dossier onvoldoende bewijs bevatte voor meer dan één eerdere hennepoogst. De officier van justitie had aanvankelijk een bedrag van € 27.606,64 gevorderd, maar dit werd later gecorrigeerd naar € 72.606,64. Uiteindelijk heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 14.110,75, dat de veroordeelde aan de Staat moet betalen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de aangetroffen hennepplanten en de omstandigheden in de kwekerij, maar concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor meerdere oogsten. De verdediging voerde aan dat er slechts één oogst was geweest en dat de vordering gematigd moest worden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen, maar de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel verlaagd tot het genoemde bedrag.