Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18/840024-19
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2, 3 primair, 4, 5, 6 en 7 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. De officier van justitie heeft daartoe verwezen naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde aangevoerd dat, ondanks dat er geen wapenonderzoek is gedaan naar de taser, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het een echte taser is in de zin van de Wet wapens en munitie. De officier van justitie heeft daartoe verwezen naar de videoclip "Race" en de verklaringen van de verschillende medeverdachten, die hebben verklaard dat het een echte taser is gelet op het feit dat het lampje ging branden en dat de taser knetterde.
Ten aanzien van het onder 7 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat het signalement van verdachte overeenkomt met het door getuige [getuige] beschreven signalement. Nu er onder verdachte bovendien diverse gereedschappen aangetroffen zijn en er verder niemand in de omgeving is gezien, kan wettig en overtuigend worden bewezen dat het verdachte is geweest die de scooter heeft gestolen.
Parketnummer 18/101799-19
De officier van justitie heeft op grond van de bewijsmiddelen in het dossier en hetgeen verdachte ter zitting heeft verklaard bewezenverklaring gevorderd van het onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde. De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde vrijspraak gevorderd omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18/840024-19
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 3 primair en subsidiair, 5, 6 (voor zover het gaat om de taser/het stroomstootwapen) en het onder 7 ten laste gelegde, nu er in het dossier onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde aangevoerd dat medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard de scooter samen gestolen te hebben met [medeverdachte 2] . Nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte meer heeft gedaan dan een eind verderop op de hoek staan, kan niet worden bewezen dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde aangevoerd dat het voorhanden hebben van de taser/het stroomstootwapen (voor zover het daar al op lijkt) niet bewezen kan worden, nu uit het dossier niet is gebleken dat verdachte enige handelingsbevoegdheid over het wapen had. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat uit de videoclip "Race" blijkt dat de taser continu in handen is geweest van iemand anders dan verdachte.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 7 primair en subsidiair ten laste gelegde aangevoerd dat verdachte ontkent de scooter aangeraakt te hebben. Indien de rechtbank het door getuige [getuige] omschreven signalement echter overeen vindt komen met het signalement van verdachte, dan kan hooguit de meer subsidiair ten laste gelegde vernieling bewezen worden, nu er voor de diefstal en de heling onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen.
Ten aanzien van het onder 1, 2, 4 en 6 (voor zover het gaat om het balletjespistool) ten laste gelegde heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd.
Parketnummer 18/101799-19
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde, omdat er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde aangevoerd dat verdachte niet wist en ook niet had moeten vermoeden dat de kentekenplaat gestolen was. Verdachte heeft de scooter gepakt, maar heeft niet stilgestaan bij de kentekenplaat die op de scooter zat.
Ten aanzien van het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak 18/840024-19 onder 5 en 7 primair en subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 5 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat - hoewel de taser/het stroomstootwapen er alle schijn van heeft echt te zijn - niet kan worden bewezen dat het een wapen betreft in de zin van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie. Er is geen onderzoek door een deskundige naar het wapen gedaan waarbij is vast komen te staan dat het een echte taser betreft, terwijl ook overigens geen bewijsmiddelen voorhanden zijn waaruit dit blijkt.
De rechtbank acht het onder 7 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe ten aanzien van het onder 7 primair ten laste gelegde dat niet vastgesteld kan worden dat het verdachte de persoon is geweest die de scooter voor de woning van aangeefster heeft weggenomen. Verdachte is immers pas bij de scooter gezien toen deze al op de stoep voor de woning van getuige [getuige] stond. Nu zich in het dossier ook geen bewijs bevindt dat verdachte wist dat de scooter van diefstal afkomstig was, kan ook de subsidiair ten laste gelegde heling niet bewezen worden. De rechtbank acht de vernieling van de scooter zoals onder 7 meer subsidiair ten laste gelegd wel bewezen, zoals hieronder nader zal worden overwogen.
Vrijspraak 18/101799-19 onder 2 primair ten laste gelegde
De rechtbank is – met de officier van justitie en de verdediging – van oordeel dat hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, nu er op grond van het dossier onvoldoende bewijs voorhanden is dat verdachte de kentekenplaat heeft weggenomen. De rechtbank acht opzetheling van de kentekenplaat wel bewezen, zoals hieronder nader zal worden overwogen. Het voorgaande betekent dat de rechtbank verdachte van het onder 2 primair ten laste gelegde vrijspreekt.
Bewezenverklaring overige feiten
De rechtbank acht het onder parketnummer 18/840024-19 1, 2, 3 primair, 4, 6 en 7 meer subsidiair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/101799-19 1 primair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte het onder parketnummer 18/840024-19 1, 2, 4 en 6 (ten aanzien van het balletjespistool) ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/101799-19 1 primair en 3 ten laste gelegde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Deze opgave luidt als volgt:
Parketnummer 18/840024-19
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 september 2019;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 mei 2019, opgenomen op p. 79 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019216469 d.d. 16 augustus 2019, inhoudend de aangifte van [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 september 2019;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 april 2019, opgenomen op p. 83 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de aangifte van [slachtoffer 2] .
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 september 2019;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 februari 2019, opgenomen op p. 30 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019031768 d.d. 12 juni 2019, inhoudend de aangifte van [slachtoffer 4] .
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde (ten aanzien van het balletjespistool)
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 september 2019;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 april 2019, opgenomen op p. 262 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019082666 d.d. 27 mei 2019, inhoudend het relaas van verbalisant.
Parketnummer 18/101799-19
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 september 2019;
2. Een afschrift van aangifte d.d. 30 januari 2019, opgenomen op p. 9 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019116123 d.d. 8 mei 2019, inhoudend de aangifte van [slachtoffer 6] .
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 september 2019;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2019, opgenomen op p. 26 van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant.
Parketnummer 18/840024-19
De rechtbank past ten aanzien van het onder parketnummer 18/840024-19 3 primair, 6 (waar het gaat om de taser/het stroomstootwapen) en 7 meer subsidiair ten laste gelegde de bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten, zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde:
1. De door verdachte ter zitting van 20 september 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik heb verklaard dat we op 29 april 2019 in de nacht met zijn vieren op pad zijn gegaan om scooters te stelen. Het klopt dat [medeverdachte 1] en ik de witte en de grijze scooter samen hebben gestolen. We hebben deze koudgezet bij een flat ergens bij Paddepoel. De scooters moesten uiteindelijk naar Assen om ze te verkopen aan [naam 1] . Het klopt dat ik heb verklaard dat je veel geld moet maken omdat je wel de hele nacht aan het werk bent. Toen de derde scooter, de paarse, gestolen werd stond ik op de hoek.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (inclusief Bijlage goederen) d.d. 30 april 2019, opgenomen op p. 92 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019216469 d.d. 16 augustus 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
De bromfiets stond op het stuurslot en kettingslot om de achterband. Hierbij werd het goed, zoals genoemd op de bijlage goederen, weggenomen.
Bijlage goederen: Piaggio C38, kenteken [kenteken] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte d.d. 8 mei 2019, opgenomen op p. 197 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 3] :
Wij waren op zoek naar Vespa's om mee te nemen en geld aan te verdienen. Wij fietsten door de wijken, het was al een beetje schemerig. Op een gegeven moment zagen we ergens in een wijk, nabij de Korreweg in Groningen een paarse Vespa S staan. We zagen de scooter alle vier. Ik was samen met [verdachte] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] . Ik heb een schroef in het slot van deze scooter gedraaid. Ik heb zelf de cilinder ook getrokken. [medeverdachte 2] heeft de scooter van de bok af geduwd en de scooter gestart. [medeverdachte 2] heeft eerst en stuk gereden en ik ben bij [medeverdachte 2] achterop gestapt. Op een gegeven moment hebben we gewisseld en ben ik gaan rijden en is [medeverdachte 2] bij mij achterop gestapt. Ik ben toen naar mijn huis gereden. Met mijn huis bedoel ik de woning van mijn moeder aan de [straatnaam] in Groningen. [verdachte] en [medeverdachte 4] zijn achter ons aan gefietst. Ze konden ons wel bijhouden, want de scooter was erg sloom. Toen we thuis waren en de scooter bij mij in de tuin hadden gezet, zijn [medeverdachte 2] en ik bij [verdachte] en [medeverdachte 4] achter op de fiets gestapt en zijn we op zoek gegaan naar een andere Vespa om te stelen.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Vaststaat dat verdachte, en zijn medeverdachten in de nacht van 29 april 2019 op pad zijn gegaan met het vooropgezette plan om scooters te stelen en hiermee ‘geld te maken’ door de gestolen scooters te verkopen. Als gevolg hiervan zijn in de nacht van 29 april 2019 drie scooters gestolen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat deze scooters telkens op dezelfde wijze werden gestolen, namelijk door eerst een schroef in het slot van de scooter te draaien en vervolgens de cilinder eruit te trekken. Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat de gestolen scooters koud werden gezet, waarna gezocht werd naar een volgende scooter om te stelen. De gestolen scooters werden naar Assen gebracht om te verkopen, omdat de scooters in Assen het meeste geld zouden opleveren. Verdachte heeft bekend de scooter aan de Kleine Grachtstraat en de scooter aan de Tuinbouwstraat met zijn medeverdachten gestolen te hebben, maar betrokkenheid bij de diefstal van de scooter aan het Sabangplein (de paarse scooter) ontkent hij.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of er bij de diefstal van de paarse scooter aan het Sabangplein sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten, en of verdachte derhalve aangemerkt dient te worden als medepleger. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en neemt daarbij als uitgangspunt dat verdachte zowel bij het stelen van de scooter aan de Kleine Grachtstraat als de scooter aan de Tuinbouwstraat een actieve rol heeft gehad. Bij die diefstallen stonden een of meer medeverdachten (in wisselende samenstelling) op de hoek en/of drukten zij de scooter van de standaard en liepen ermee weg. Er was derhalve sprake was van een wisselende taakverdeling. Bij de diefstal van de scooter aan het Sabangplein stond verdachte op de hoek en is hij, zo blijkt uit de verklaring van [medeverdachte 3] - nadat door de medeverdachten het slot uit de scooter is getrokken - meegegaan om deze scooter koud te zetten. Vervolgens zijn zij gezamenlijk weer op zoek gegaan naar een andere scooter om te stelen. De rechtbank acht, in aanmerking genomen het hiervoor beschreven vooropgezette plan en de beschreven werkwijze, wettig en overtuigend bewezen dat er bij de diefstal van alle scooters die avond/nacht sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de medeverdachten. Dat verdachte bij de diefstal van de scooter aan het Sabangplein een minder actieve rol had en slechts op de hoek heeft gestaan, doet hier niet aan af. De rechtbank acht hiermee de onder 3 primair ten laste gelegde diefstal in vereniging wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde
1. De door verdachte ter zitting van 20 september 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik te zien ben in de videoclip "Race" van [naam 2] . Ik heb de taser ook gezien. De jongen met de grijze trui had de taser vast.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 april 2019, opgenomen op p. 262 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019082666 d.d. 27 mei 2019, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Na controle bleek dat er verschillende muziekvideo’s waren geplaatst op het mediaplatform Youtube door een gebruiker genaamd 'RPVanZuid Official'. In deze video te zien dat meerdere personen bivakmutsen dragen. Daarnaast zijn er meerdere personen te zien die met een mes zwaaien dan wel deze tentoon stellen. Verder wordt er met een handgebaar vermoedelijk een vuurwapen/pistool nagedaan. Dit gebeurt door de middel en wijsvinger naar voren te wijzen. De ring en pinkvinger worden dan ingetrokken en de duim als het ware omhoog gestoken. Verderop in de genoemde video is een zwart, vuurwapen gelijkend voorwerp te zien. Ook is er een wapen te zien welke verbalisant [verbalisant 1] doet vermoeden dat het een stroomstootwapen betreft. Te zien is dat er een rood lampje aan de zijkant brandt.
Door dit rode lampje ontstaat bij verbalisant [verbalisant 1] het vermoeden dat er wel enige vorm van elektriciteit in dit wapen aanwezig is.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde
De rechtbank overweegt als volgt met betrekking tot het onder 6 ten laste gelegde voorhanden hebben van een op een echte taser gelijkend voorwerp, als bedoeld in categorie I onder 7 van de Wet wapens en munitie.
Verdachte was met andere jongens aanwezig in de studio/kamer van een van hen om een muziekvideo op te nemen. Hierin is te zien hoe meerdere jongens al dan niet met een bivakmuts op, verschillende wapens in de handen hebben. Een van deze jongens, niet zijnde verdachte, heeft een op een echte taser gelijkend voorwerp in zijn hand. Dat wapen was in de onmiddellijke nabijheid van verdachte en verdachte was zich hiervan ook bewust. De jongens waren samen bezig om een video te maken, waarin, zoals de rechtbank dit begrijpt, wordt 'gespeeld' dat in hun leven geweld en gebruik van wapens er nu eenmaal bij horen. Naar het oordeel van de rechtbank maakte het daarbij niet uit wie van de groep, welk wapen zelf in de handen had. De rollen waren voor het opnemen van de video inwisselbaar. Daarmee komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van de verschillende in de video gebruikte wapens/voorwerpen. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigd bewezen dat verdachte samen met anderen het op een echte taser gelijkende voorwerp voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van het onder 7 meer subsidiair ten laste gelegde:
1. De door verdachte ter zitting van 20 september 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik was op 12 augustus 2019 aan het fietsen. Ik kwam de agenten in het politiebusje tegen die naar de getuige toegingen. Ik was alleen en ik fietste heel hard. Ik lag op een gegeven moment in de bosjes.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 augustus 2019, opgenomen op p. 25 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019214800 d.d. 14 augustus 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 5] :
Wij hebben een scooter voorzien van het kenteken: [kenteken] . Mijn man is 10 augustus 2019 met de scooter weggegaan. Toen hij terug kwam heeft hij de scooter op het trottoir geparkeerd. Op 12 augustus 2019 om 00.30 uur stond de scooter nog voor de deur geparkeerd. Op 12 augustus 2019 omstreeks 02:48 uur werd mijn man door de politie gebeld. De politie vertelde dat zijn scooter aangetroffen was. Mijn man is toen naar buiten gelopen en zag dat de scooter daadwerkelijk was weggenomen. U vraagt mij of er ook een gat in de voorkant van de kuip gebrand was. Dit was niet het geval. Dit moet door de dader zijn aangebracht. U vraagt mij tevens of er een schroefje van het kuipwerk rechts naast het slot los was. Dit was niet het geval. Ook dit moet de dader hebben gedaan.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 12 augustus 2019, opgenomen op p. 15 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Omstreeks 02:20 uur kregen wij de melding te gaan naar de Poortstraat te Groningen. Via de portofoon hoorden wij dat de verdachte al voor onze komst wegfietste richting de Hermansstraat. Ongeveer 50 meter voor de Poortstraat zag ik iemand op hoge snelheid voor ons dienstvoertuig langsfietsen in de richting van de Bedumerweg. Wij zagen niemand fietsen op de Poortstraat. Een straat verder op de Terdelt zagen wij ook niemand fietsen. Via de portofoon hoorde ik van de centralist dat de melder doorgaf dat de verdachte zojuist voor ons langs was gefietst. Parallel aan de Poortstraat ligt een dichte bosschage met daarachter woningen met een grote binnenplaats. Ik ben uit ons dienstvoertuig gestapt en terug gelopen in de richting waar ik de fietser het laatst had gezien. Ik zag dat het hek van de binnenplaats open stond en dat er fietsen op de binnenplaats stonden. Met meerdere eenheden hebben wij op de binnenplaats rondgekeken maar niemand aangetroffen. Ik ben vervolgens richting de dichte bosschage gelopen. In het schijnsel van mijn zaklamp zag ik een fiets in de struiken liggen een aantal meter vanaf het voetpad. Ik ben de bosjes ingelopen en scheen verder rond met mijn zaklamp. Enkele meters van de fiets zag ik in het schijnsel van mijn zaklamp plots een paar benen en een donkere trainingsbroek met witte strepen door de struiken heen. Ik sommeerde de persoon zijn handen te laten zien. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , ben ook de bosschage ingelopen en heb me gevoegd bij verbalisant [verbalisant 3]. Wij zagen dat de verdachte zijn handen liet zien en dat hij handschoenen aan zijn handen droeg. Wij zagen dat dit werkhandschoenen waren voorzien van rubber laag voor extra grip. Bij het benaderen van de verdachte zagen wij dat de verdachte een zogeheten nektasje om zijn nek had in de kleur zwart en dat hij een blauw/grijze vest met capuchon droeg. Wij hebben de verdachte bij zijn polsen gepakt en hem omhoog geholpen. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb bij de verdachte de handboeien aangelegd. Bij de insluiting werd in de broekzak van de verdachte een zakmes en een aansteker dan wel crème brulee brander aangetroffen. In het tasje van de verdachte werden gereedschappen en schroeven aangetroffen welke gebruikt kunnen worden voor het stelen van scooters dan wel het trekken van sloten.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 12 augustus 2019, opgenomen op p. 27 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Ik zag dat er een man bij de scooter stond. Ik zag dat de man ineens wegrende. Vanuit mijn woning gezien rende de man over de stoep naar links in de richting van de Hermanstraat. Hij ging daar ergens de bocht om waarna ik hem niet meer kon zien. Korte tijd later zag ik een man op een fiets aankomen. Vanuit mijn woning gezien kwam deze man vanaf de rechterzijde. Hij fietste over de stoep langs de aldaar gelegen woningen aan de Poortstraat. Hij fietste langs de scooter die nog op de stoep stond. Ik zag dat de man de scooter voorbij fietste over de stoep. Een stukje verderop stopte hij, draaide zich om en fietste weer terug. Een paar meter van de scooter verwijderd, ging de man tegen de gevel van een woning staan tussen de beplanting. Ik zag dat de man heen en weer keek. Even later zag ik dat de man naar de scooter ging. Ik weet niet precies wat hij deed maar ik zag op een gegeven moment brand danwel vuur bij de scooter. Ik was op dat moment met de meldkamer van de politie aan het bellen en had nog steeds zicht op de man. Hij pakte vervolgens zijn fietst en fietste over de stoep weg. Vanuit mijn woning gezien fietste hij naar de linkerzijde en ging hij rechtsaf. Een stuk verderop zag ik meerdere politieauto's. De politieauto moet de man daar ergens bij de bosjes hebben gekruist. Ik kan u de persoon als volgt omschrijven:
- leek door zijn bewegingen jong van leeftijd.
- de man droeg een soort hoodie of trainingsjasje. Hij had twee van die witte koordjes aan zijn capuchon. Zijn bovenkleding leek blauw van kleur. Licht. Zijn bovenkleding en onderkleding leken bij elkaar te horen. De kleur was volgens mij hetzelfde.
- de man had een schoudertas om zich heen. De man die ik zojuist heb omschreven is de man die op de fiets was.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 augustus 2019, opgenomen op p. 30 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 12 augustus 2019 bekeken wij betrokken Piaggio Zip, voorzien van kenteken [kenteken] . Wij zagen dat er een gat, veroorzaakt door middel van vuur, van ongeveer vijf centimeter in diameter in de kuip aan de voorzijde van de snorfiets zat. Tevens zagen wij dat er een schroef miste waarmee betrokken kuipdeel aan de snorfiets bevestigd zit. Deze bevindt zich ter hoogte van het contact slot aan de rechterzijde, gezien met het gezicht in de richting van het contactslot.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 7 meer subsidiair ten laste gelegde
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat op 12 augustus 2019 door een persoon een scooter is vernield door hier met een gasbrander/aansteker een gat in te branden. Getuige [getuige] heeft een persoon gezien die naar de scooter ging, waarna hij brand danwel vuur bij de scooter zag. Door getuige [getuige] is een signalement afgegeven van de persoon die hij in de nacht van 12 augustus 2019 even later heeft zien fietsen. Verdachte heeft verklaard dat hij de getuige ook heeft gezien en dat hij langs de politiebus is gereden. Verdachte heeft verder verklaard dat hij alleen was. Onder verdachte zijn bovendien diverse goederen aangetroffen, waaronder gereedschap en een aansteker/crème-bruleebrander. Het door getuige [getuige] beschreven signalement van de persoon die hij heeft gezien op de fiets komt tot slot grotendeels overeen met het signalement van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat het verdachte is geweest die door getuige [getuige] is waargenomen en dat het verdachte is geweest die de scooter heeft vernield. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het onder 7 meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Parketnummer 18/101799-19
De rechtbank past ten aanzien van het onder parketnummer 18/101799-19 2 subsidiair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 20 september 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik wist dat de scooter waar ik op 6 februari 2019 op reed, gestolen was. De kentekenplaat zat toen al op de scooter. Ik heb er niet over nagedacht of de kentekenplaat bij de scooter hoorde. Ik heb hier ook geen onderzoek naar gedaan.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 februari 2019, opgenomen op p. 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019116123 d.d. 8 mei 2019 inhoudend als verklaring van [slachtoffer 7] :
Op 5 februari 2019 uur parkeerde ik mijn snorscooter in de fietsenstalling. Op dat moment zag ik dat mijn snorscooter nog voorzien was van de kentekenplaat [kenteken] . Op 6 februari 2019 te 14.00 uur werd ik gebeld door collega [naam 3] met de vraag of ik een kentekenplaat op mijn snorscooter miste. Toen ik naar de fietsenstalling liep alwaar mijn scooter zich nog steeds bevond, zag ik dat mijn scooter niet meer voorzien was van de kentekenplaat [kenteken] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 februari 2019, opgenomen op p. 13 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 6 februari 2019 reden wij op de Grote Markt in Groningen. Aldaar zagen wij een bromfiets ons tegemoet rijden. Ik zag dat de persoon die de bromfiets bestuurde de later
aangehouden persoon [verdachte] betrof. Wij zagen in het voorbij rijden dat de bromfiets was voorzien van een blauwe kentekenplaat met kenteken [kenteken] . Tevens zagen wij dat op het spatbord op de voorkant van de bromfiets gele stickers waren bevestigd. Wij weten dat deze stickers alleen zitten op bromfietsen en dat er dan dus ook een gele kentekenplaat op het
voertuig dient te zitten. Hierdoor kregen wij het vermoeden dat er iets niet klopte met het voertuig. Tevens zagen wij dat de twee opzittenden van de bromfiets geen helm droegen. Ik ben vervolgens de op De laan aanwezige parkeergarage ingelopen en aldaar zag ik een bromfiets voorzien van kenteken [kenteken] . Uit onderzoek bleek dat de kentekenplaat die op de bromfiets zat gestolen was.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft erkend dat hij wist dat de scooter waar hij op 6 februari 2019 op reed gestolen was. Op dat moment was duidelijk zichtbaar dat op de scooter een blauwe kentekenplaat zat. Op de voorkant van de scooter waren echter gele stickers bevestigd, waaruit volgt dat de scooter en de kentekenplaat niet bij elkaar konden horen. Gelet op deze omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat – naast de scooter – ook de kentekenplaat van diefstal afkomstig was. Door op de scooter met de gestolen kentekenplaat te rijden heeft hij de gestolen kentekenplaat bovendien voorhanden gehad. Verdachte heeft zich hiermee naar het oordeel van de rechtbank schuldig gemaakt aan opzetheling, waarmee het onder 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.