(V/O: verbalisant en A: verdachte):
O: Hoi [verdachte] , we zijn hier omdat je zelf hebt aangegeven dat de brand toch op een andere manier is ontstaan dan je tot nu toe hebt verklaard.
V: Hoe is dat precies gegaan? Hoe heb je de deken in de brand gestoken?
A: In het midden aangestoken en toen kwam er een vlam en toen heb ik het uitgemaakt.
O: Verdachte maakt een beweging met twee handen van een rondje met een gat van een diameter van ongeveer 10 centimeter.
V: Waarmee heb je de deken in de brand gestoken?
A: Aansteker.
V: Je zegt ik heb een deken in de brand gestoken, hoe heb je dat gedaan?
A: Ik hield alleen het dekbedovertrek vast, die hield ik omhoog en daaronder heb ik de aansteker gehouden. Toen ging het in de vlam en heb ik hem gelijk los gelaten.
V: En wat zag je toen?
A: Vuur.
A: Toen heb ik het uitgemaakt. Met een schoen eerst en toen verder met een handdoek. Omdat het best wel lang duurde, het was aan het smeulen en nog een paar vlammetjes en daarom pakte ik de handdoek, omdat het met de schoen niet lukte.
V: Hoe lang ben je bezig geweest met het uitmaken van het vuur?
A: Dat weet ik echt niet meer, sorry.
V: Hoe vaak heb je met de schoen erop geslagen?
A: Een paar keer, drie keer denk ik. Ik weet niet precies meer hoe lang.
V: En wat heb je met de doek gedaan?
A: Die gooide ik erop en toen liet ik hem erop liggen en duwde ik het aan. Toen was het ook een groter gat, daarom pakte ik de handdoek want ik dacht de schoen is te klein. Ik legde de handdoek erop want ik dacht dan gaat het uit. Er kwamen geen vlammen door de handdoek. Ik ging ook wel snel naar beneden dus ik heb ook niet lang kunnen kijken maar toen ik boven was kwam er geen vlammen doorheen.
V: Waarom heb je niet staan kijken met de handdoek?
A: Ik was in paniek en ik wilde verder gaan om niks te laten blijken anders zou Annie
boos worden.