ECLI:NL:RBNNE:2019:4071
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte voor wapenbezit na verwerping van niet-ontvankelijkheid OM
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 1 oktober 2019 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van wapenbezit. De verdachte, geboren in 1991 en thans gedetineerd, was niet verschenen tijdens de zitting, maar zijn advocaat, mr. P.Th. van Jaarsveld, was aanwezig. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. P.M. van der Spek. De tenlastelegging betrof het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie op 17 december 2014 in Groningen. De verdediging voerde aan dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege een opeenstapeling van gebreken, waaronder het opgewekte vertrouwen dat er geen vervolging meer zou plaatsvinden en overschrijding van de redelijke termijn.
De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding rauwelijks was gedaan en dat er geen kennisgeving van niet verdere vervolging was gedaan. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van opgewekt vertrouwen dat er geen vervolging meer zou plaatsvinden. De rechtbank oordeelde ook dat de enkele overschrijding van de redelijke termijn niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Wat betreft het bewijs oordeelde de rechtbank dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank stelde vast dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de tenlastegelegde datum het wapen voorhanden had. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde wapenbezit, omdat niet was komen vast te staan dat hij zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen en dat hij daarover kon beschikken. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter buiten staat was om het vonnis mede te ondertekenen.