ECLI:NL:RBNNE:2019:4070

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 oktober 2019
Publicatiedatum
2 oktober 2019
Zaaknummer
18/830393-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte voor wapenbezit na onvoldoende bewijs van bewustzijn en beschikking

Op 1 oktober 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1990, die beschuldigd werd van wapenbezit. De zaak kwam voort uit een schietincident op 17 december 2014 in Groningen, waarbij een vuurwapen van categorie III, een Crevena Zastava M99, was aangetroffen. De officier van justitie vorderde veroordeling op basis van verklaringen van de verdachte, tactische informatie van de politie, WhatsApp-gesprekken en DNA-onderzoek. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging.

De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Voor een bewezenverklaring is vereist dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen en daarover kon beschikken. Hoewel er aanwijzingen waren dat de verdachte het wapen op enig moment in zijn handen had, was er onvoldoende bewijs dat hij zich op of omstreeks de tenlastegelegde datum bewust was van het wapen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij het wapen voorhanden had op de datum van de tenlastelegging.

Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastelegging. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. R. Baluah, en de rechters mr. M.B.W. Venema en mr. S. Zwarts, met mr. K.E. van Rhijn als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830393-14
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 oktober 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
17 september 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door R.J. Mesland, advocaat te Haarlem. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.M. van der Spek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 december 2014 te Groningen, een wapen van categorie
III, te weten een vuurwapen (merk Crevena Zastava M99) voorhanden heeft
gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde. Hij heeft zich daarbij allereerst gebaseerd op de verklaring van verdachte zelf. Verdachte heeft verklaard dat hij op 17 december 2014 in de buurt van een schietincident in Groningen is geweest. Uit zijn verklaring en uit tactische informatie van de politie blijkt verder dat verdachte op
17 december 2014 ook in de straat in de wijk Vinkhuizen te Groningen is geweest, waar het ten laste gelegde wapen een dag later is aangetroffen. Daarnaast zitten er in het dossier WhatsApp-gesprekken van verdachte die gaan over de aankoop van een wapen. Uit tapgesprekken blijkt dat verdachte het met getuige [getuige] heeft over het halen van munitie. Op de telefoon van verdachte is een foto aangetroffen waarop een arm met een gouden armband en een tatoeage en een wapen zijn te zien. Uit andere foto's blijkt dat de gouden armband en de tatoeage van verdachte zijn. Tot slot is uit DNA-onderzoek gebleken dat niet kan worden uitgesloten dat verdachte het wapen vast heeft gehad. Er was sprake van een machtsrelatie van verdachte tot het wapen en verdachte moet zich bewust zijn geweest van de aanwezigheid van het wapen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Verdachte wordt er van beschuldigd dat hij op 17 december 2014 in Groningen een vuurwapen voorhanden heeft gehad. Voor een bewezenverklaring daarvan is in ieder geval nodig dat verdachte zich op of omstreeks de in de tenlastelegging genoemde datum in meer of mindere mate bewust was van de aanwezigheid van het wapen en dat de verdachte daarover kon beschikken. Vast is komen te staan dat met dit wapen op 17 december 2014 vijf kogels zijn verschoten tijdens een schietincident, waar verdachte volgens eigen verklaring bij aanwezig was. Voor de vaststelling dat verdachte ten tijde van dit moment het wapen in zijn beschikkingsmacht heeft gehad, is onvoldoende bewijs. Hiervan is ook de officier van justitie uitgegaan, gelet op de nadere aanvulling van de tenlastelegging. De rechtbank ziet aanwijzingen voor de conclusie dat verdachte het aangetroffen wapen weliswaar op enig moment in zijn handen heeft gehad en dus in zijn beschikkingsmacht. Op de telefoon van verdachte zijn namelijk meerdere foto's (van eerdere datum) aangetroffen waaruit kan blijken dat verdachte het wapen voorhanden heeft gehad. Het dossier bevat echter geen aanknopingspunten voor de vaststelling dat verdachte zich op of omstreeks (de ten laste gelegde datum) 17 december 2014 bewust was van de aanwezigheid van het wapen en dat hij daarover kon beschikken.
Dat verdachte het wapen op of omstreeks de tenlastegelegde datum voorhanden heeft gehad, acht de rechtbank gelet op het voorgaande niet bewezen.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, mr. M.B.W. Venema en mr. S. Zwarts, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 oktober 2019.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.