ECLI:NL:RBNNE:2019:399

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2019
Publicatiedatum
6 februari 2019
Zaaknummer
18/025780-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige; beoordeling van bewijs en strafmaat

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 5 februari 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een 14-jarig meisje. De verdachte, 36 jaar oud, heeft zich schuldig gemaakt aan het masseren van het slachtoffer over haar ontblote borsten terwijl hij slechts gekleed was in een boxershort. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de grenzen van het betamelijke ver overschreed en geen rekening hield met de negatieve psychische gevolgen voor het jonge slachtoffer. De rechtbank achtte de verklaring van het slachtoffer geloofwaardig en verwierp de ontkenning van de verdachte. De bewezenverklaring omvatte onder andere het duwen van de stijve penis van de verdachte tegen de billen van het slachtoffer en het masseren van haar ontblote borsten.

De rechtbank oordeelde dat het bewezen verklaarde feit strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De officier van justitie had drie maanden gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank besloot tot een werkstraf van 200 uren, rekening houdend met de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoon van de verdachte. De rechtbank achtte het niet nodig om een gevangenisstraf op te leggen, gezien het lage recidiverisico van de verdachte.

Daarnaast heeft het slachtoffer zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 2.000,00. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij recht had op schadevergoeding, maar stelde het bedrag vast op € 1.000,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op aan de verdachte. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de zaak zorgvuldig hebben beoordeeld en de belangen van het slachtoffer in acht hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/025780-18
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 februari 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 januari 2019.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.G. Schmidt, advocaat te Schagen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de maand april 2012 te Joure, in elk geval in de gemeente De Friese Meren, in een woning gelegen aan of bij het [straatnaam] , aldaar, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1997), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, immers is/heeft verdachte opzettelijk ontuchtig meermalen, althans eenmaal, (zulks terwijl die [slachtoffer] in die woning geheel of gedeeltelijk naakt op een bed lag)
- zich uitgekleed tot verdachte (slechts) een boxershort droeg en/of (vervolgens)
- op het (geheel of gedeeltelijk naakte) lichaam van die [slachtoffer] gaan en/of (vervolgens) blijven zitten en/of
- zijn verdachtes (stijve) penis tegen de/een bil(len) en/of een of meerdere andere de(e)l(en) van het lichaam van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- de/een (ontblote) borst(en) en/of bil(len) van die [slachtoffer] gemasseerd/betast/aangeraakt en/of
- een of meerdere overige (ontblote) de(e)l(en) van het lichaam van die [slachtoffer] gemasseerd/betast/aangeraakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat verdachte het ten laste gelegde duwen/brengen van zijn stijve penis tegen de billen/het lichaam van het slachtoffer ontkent.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de verklaring van het slachtoffer geloofwaardig op het punt van het ten laste gelegde duwen/brengen van de stijve penis tegen haar billen. De enkele ontkenning door verdachte maakt dit niet anders, temeer nu de door het slachtoffer omschreven houding van verdachte (schrijlings zittend op haar lichaam) de rechtbank in die situatie aannemelijker voorkomt dan de door verdachte omschreven houding (geknield naast haar lichaam).
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
[de bewijsmiddelen]

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de maand april 2012 te Joure, in een woning gelegen aan het [straatnaam] aldaar, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1997, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers is/heeft verdachte opzettelijk ontuchtig, zulks terwijl die [slachtoffer] in die woning gedeeltelijk naakt op een bed lag
- zich uitgekleed tot verdachte slechts een boxershort droeg en vervolgens
- op het gedeeltelijk naakte lichaam van die [slachtoffer] gaan en vervolgens blijven zitten en
- zijn verdachtes stijve penis tegen de billen van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en
- de ontblote borsten van die [slachtoffer] gemasseerd en
- meerdere overige ontblote delen van het lichaam van die [slachtoffer] gemasseerd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, mocht de rechtbank menen dat oplegging van een vrijheidsstraf passend is, subsidiair het onvoorwaardelijk deel van de vrijheidsstraf te beperken tot één dag en voor het overige een taakstraf op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de opgemaakte rapportage, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd met een 14-jarig meisje door haar te masseren over onder andere haar ontblote borsten. Verdachte, 36 jaar oud, was op dat moment alleen gekleed in een boxershort. Door deze handelingen heeft verdachte de grenzen van het betamelijke ver overschreden. Hij heeft geen acht geslagen op de negatieve psychische gevolgen die zijn handelen konden hebben voor het jonge slachtoffer, maar heeft zich alleen laten leiden door eigen verlangens en lustgevoelens. Aldus heeft hij inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en recht op seksuele zelfbeschikking, welk recht met name voor meisjes in de puberteit zeer belangrijk is.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij beter had moeten weten en dat hij dit niet had moeten doen. Verdachte kwam schuldbewust over op de rechtbank. De reclassering heeft over verdachte gerapporteerd. Zij signaleren geen problemen binnen de diverse leefgebieden en zien een laag risico op recidive.
De rechtbank is van oordeel dat het onderhavige feit niet valt onder het zogenoemde taakstrafverbod van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht. Er kan weliswaar zes jaar gevangenisstraf voor dit feit worden opgelegd maar de bewezenverklaarde handelingen vallen niet onder het vereiste van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf niet nodig in deze zaak. De rechtbank zal verdachte een werkstraf opleggen voor de duur van 200 uren.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat hij de indruk heeft dat uiteindelijk niet het handelen van verdachte bepalend is geweest voor de negatieve impact die een en ander heeft gehad voor [slachtoffer], maar het aandeel van de moeder hierin. De raadsman heeft daarnaast aangegeven dat de vordering wel enigszins uit de pas loopt met vergelijkbare uitspraken.
Oordeel van de rechtbank
De (veronder)stelling van de raadsman treft geen doel. Zonder de ontuchtige handelingen die het slachtoffer heeft ondergaan, zou er ook geen aandeel van de moeder daarin zijn. Daar komt bij dat dan sprake zou zijn van de situatie als bedoeld in artikel 6:99 van het Burgerlijk Wetboek, namelijk dat ook een ander inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer, welke inbreuk eveneens een aanspraak op immateriële schadevergoeding heeft doen ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de aard van de gevorderde schadevergoeding, die mede ziet op genoegdoening voor ondervonden leed als gevolg van het handelen van verdachte, dat eventuele inbreuken door anderen die aanspraak op smartengeld zouden kunnen rechtvaardigen, in beginsel buiten beschouwing worden gelaten bij de vaststelling van de hoogte van de immateriële schadevergoeding.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het feit. De rechtbank is het eens met de raadsman dat de hoogte van de gevorderde vergoeding uit de pas loopt met vergelijkbare zaken. De rechtbank stelt de schade in redelijkheid en billijkheid op een bedrag van
€ 1.000,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank wijst het meer-gevorderde af.
Nu vast staat dat verdachte tot een bedrag van € 1.000,00 aansprakelijk is voor deze schade, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 36f en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf, voor de duur van 200 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.000,00(zegge: éénduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2012.
Wijst de vordering voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , te betalen een bedrag van € 1.000,00 (zegge: éénduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen. Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2012.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Post, voorzitter, mr. N.A. Vlietstra en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 februari 2019.
Mr. Van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.