ECLI:NL:RBNNE:2019:3976

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 september 2019
Publicatiedatum
25 september 2019
Zaaknummer
18/054539-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de meervoudige kamer in een strafzaak betreffende drugshandel en diefstal

Op 25 september 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1976, die werd bijgestaan door mr. F.H. Kappelhof. Het Openbaar Ministerie was vertegenwoordigd door mr. T. Klooster. De zaak betreft meerdere tenlasteleggingen, waaronder het opzettelijk aanwezig hebben van en handelen in hard- en softdrugs, alsook diefstal van etenswaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 juli 2017 in Stadskanaal een aanzienlijke hoeveelheid drugs, waaronder MDMA en hennep, in zijn bezit had. Tevens heeft hij in de periode van 2 december 2016 tot en met 29 juli 2017 drugs verkocht en afgeleverd. De verdachte heeft de feiten erkend, maar de verdediging stelde dat de periode van drugshandel korter was dan ten laste gelegd. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was, waaronder getuigenverklaringen en WhatsApp-berichten, die de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel bevestigden. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling voor verslavingsproblematiek. Daarnaast werd een inbeslaggenomen geldbedrag van € 200,00 verbeurd verklaard. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die inmiddels hulp had gezocht bij een verslavingszorginstelling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/054539-18
ter berechting gevoegd parketnummer 18/244688-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 september 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 september 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Klooster.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18/054539-18:
1.
hij in of omstreeks de periode van 2 december 2016 tot en met 29 juli 2017 te Stadskanaal, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4- methyleendioxymethylamphemtamine (MDMA / XTC (speed)) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende gamma hydroxy boterzuur (GHB), zijnde 3,4-methyleendioxymethylamphemtamine (MDMA / XTC (speed)) en/of gamma hydroxy boterzuur (GHB) (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 29 juli 2017 te Stadskanaal opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,42 gram en/of 0,28 gram en/of 1,15 gram en/of 0,45 gram en/of 0,82 gram en/of 4,63 gram en/of 0,13 gram en/of 127,36 gram en/of 2,81 gram (totaal 138,05 gram), in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4 methyleendioxymethylamphemtamine (MDMA / XTC (speed)), zijnde 3,4- methyleendioxymethylamphemtamine (MDMA / XTC (speed)) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 2 december 2016 tot en met 29 juli 2017 te Stadskanaal, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid hennep en/of hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van Opiumwet;
4.
hij op of omstreeks 29 juli 2017 te Stadskanaal opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 16 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van hennep en/of
- ongeveer 49,96 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van hennep en/of
- ongeveer 85,98 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hennep en/of hasjiesj
een middel als bedoeld in de bij de Ow behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van Opiumwet.
Parketnummer 18/244688-18:
hij op of omstreeks 13 november 2018 te Stadskanaal een hoeveelheid eten- en drinkwaren (blikken Mega Force, kaas blokjes, metworst en/of barbecue spiezen), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Jumbo (vestiging
Beneluxlaan), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het in de zaak met parketnummer 18/054539-18 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde en voor het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/244688-18.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat hij namens verdachte meedeelt dat deze alle aan hem ten laste gelegde feiten inmiddels bekent. Hij wil schoon schip maken. Ook de handel in drugs erkent hij, maar de periode is korter dan de ten laste gelegde acht maanden geweest. Uit de WhatsApp-berichten volgt ook dat dit vooral in 2017 heeft plaatsgevonden.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18/244688-18
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 13 november 2018, nummer PL0100-2018299750-4 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018299750 d.d. 22 november 2018, inhoudend de verklaring van verdachte;
2. een landelijk aangifteformulier winkeldiefstal d.d. 13 november 2018, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [aangever] .
Parketnummer 18/054539-18
Verdachte heeft bij de politie ontkend dat hij in soft- en harddrugs heeft gehandeld. De verklaring van de gemachtigd raadsman, dat verdachte de handel in hard- en softdrugs nu erkent, is geen wettig bewijsmiddel en kan daarom niet voor het bewijs worden gebezigd. Er zijn evenwel voldoende andere bewijsmiddelen om tot een bewezenverklaring te komen. Naast getuigenverklaringen van afnemers zijn er de WhatsApp-gesprekken, waarin soms expliciet, soms in verhullende taal over drugs wordt gesproken, en waaruit blijkt dat er bestellingen worden gedaan door verschillende afnemers. Bovendien zijn er verdovende middelen in verdachtes woning aangetroffen, waarvan hij zelf aangeeft dat het gaat om xtc, ghb, wiet, hasj en ghb. De aanwezigheid van weegschalen en versnijdingsmiddel in zijn woning duidt eveneens op de verkoop van verdovende middelen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Feit 1
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 juli 2017, opgenomen op pagina 51 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017181383 d.d. 20 december 2017, inhoudend als relatering van verbalisant:
Op zaterdag 29 juli 2017 omstreeks 18:00 uur bevond ik mij, verbalisant, in de woning
gelegen aan de [woonplaats] . In de woning hebben wij het volgende aangetroffen:
- 143 gram Speed (uit vriesvak koelkast keuken; [verdachte] geeft zelf aan dat het speed is)
- 103 gram versnijdingsmiddel (eigen verklaring [verdachte] , lag ook in de keuken)
- 3 Weegschalen (keuken)
- 30 milliliter GHB (Slaapkamer boven)
- 24 losse XTC pillen in ladeblokken slaapkamer boven.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 juli 2018, opgenomen op pagina 54 e.v. van het voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 29 juli 2017 heeft [verdachte] mij, verbalisant, toestemming gegeven om zijn mobiele telefoon te onderzoeken. In deze telefoon staan honderden WhatsApp gesprekken. Gesprekken WhatsApp uit de telefoon van [verdachte] . De letter R is het bericht van [verdachte] . De overige letters zijn de eerste letters van de namen van de contacten van [verdachte] .
* gesprek tussen [betrokkene 1] en [verdachte]24 december 2016H: Goedemorgen. Heb je ook halve liter ghb en voor 70 euro keta (09:51)
R: Hoe laat kom je (12:53u)
H: Tussen 2 e half 3 (12:54u)
2 januari 2017H: Goedemorgen. Heb je voor mij einde vd middag een liter ghb en 5 gram speed. En
als ik 400x wil wat kosten mij de pillen dan (10:57u)
3 januari 2017R: 400 snoep kost 700 (00:23u)
H: En 500 (00:24u)
R: 500 zitten op 800 (00:37u)
H: Bestel maar kerel 500 (14:37u)
R: Ok (14:38)
5 januari 2017H: Heb je halve liter gbl? En wat kost dat (15:37u)
R: Heb ik kost 60 (15:56u)
23 januari 2017H: He kerel heb je woensdag 1,5 liter ghb voor mij??? (15:03u)
R: Heb ik (15:04u)
3 februari 2017H: he kerel heb je morgen nog een halve liter ghb voor mij Gr [betrokkene 1] (22:33u)
4 februari 2017R: Jah (08:51u)
11 juli 2017:
[betrokkene 1] ; Goedemorgen kerel, alles goed. Ik ben er weer, heb jij ook mdma en 3 mmc
[verdachte] : nee maar kan vragen of ik het krijgen kan
[betrokkene 1] : Ok
[verdachte] : Mdma weet ik zeker van wel
[betrokkene 1] : Ok wil graag wat van hebben
[verdachte] : Hoeveel
[betrokkene 1] : 5 gram??
[verdachte] : Ga ik bestellen voor je.
[betrokkene 1] : duim omhoog en gbl en speed wil ik graag
[verdachte] : Is er altijd wel.
13 juli 2017:
[betrokkene 1] : He kerel bericht je mij ff als de mdma er is? gr HJ
14 juli 2017:
[verdachte] : Heb het.
29 juli 2017:
[betrokkene 1] : He kerel kan ik dinsdag rond het middaguur 2 liter ghb halen
[verdachte] : Ja
Feit 2
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 30 juli 2019, opgenomen op pagina 37 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verdachte.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verdovende middelen d.d. 29 augustus 2017, opgenomen op pagina 72 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten.
Feit 3
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 juli 2017, opgenomen op pagina 51 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017181383 d.d. 20 december 2017, inhoudend als relatering van verbalisant:
Op zaterdag 29 juli 2017 omstreeks 18:00 uur bevond ik mij, verbalisant, in de woning
gelegen aan de [woonplaats] . In de woning hebben wij het volgende aangetroffen:
- 50,5 gram gedroogde henneptoppen (uit de keuken)
- 89 gram Hasj (uit de keuken) Ambtshalve herkend en [verdachte] geeft zelf aan dat het hasj is.
- 3 Weegschalen (keuken)
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 juli 2017, opgenomen op pagina 9 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Op maandag 10 juli 2017 omstreeks 20:00 uur ben ik naar de [woonplaats] gegaan. Ik weet via via dat daar een man woont die drugs verkoopt. Ik ben aan de deur gegaan van de [woonplaats] , heb aangebeld en er werd open gedaan door een man van 40 a 50 jaar oud, brildragend, dun postuur, tussen de 1,80 en 1,90 meter groot. Ik ben met hem naar binnen gegaan en heb gevraagd of ik voor 15,- euro hasj mocht hebben. De man haalde de hasj uit een plastic doorzichtig bakje dat bij hem op het aanrecht stond. Ik heb de man betaald en ben weer weg gegaan. Ik heb inmiddels 2 of 3 keer hasj van deze man gekocht.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 29 juli 2017, opgenomen op pagina 19 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Ik ben gisteren, 28 juli 2017, ergens in de avond naar de [woonplaats] geweest. Ik weet dat ik daar drugs kan halen. De man die daar woont heet [verdachte] . Ik heb aangebeld en deed hij open. Ik ben met hem naar binnen gegaan en hij vroeg me wat ik wilde hebben. Ik zei dat ik voor een vijfje hash en voor een tientje wiet wilde hebben. Ik kon niet zien waar hij het vandaan pakte maar ik kreeg vervolgens dat waar ik om vroeg. Ik betaalde de 15,- euro en ben daarna weg gegaan.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 juli 2017, opgenomen op pagina 54 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant:
Op 29 juli 2017 heeft [verdachte] mij, verbalisant, toestemming gegeven om zijn mobiele telefoon te onderzoeken. In deze telefoon staan honderden WhatsApp gesprekken. Gesprekken WhatsApp uit de telefoon van [verdachte] . De letter R is het bericht van [verdachte] . De overige letters zijn de eerste letters van de namen van de contacten van [verdachte] .
* gesprek [betrokkene 2] en [verdachte] 2 december 2016I: hey kan ik nog ff langs komen (19:21u)
R: Jah maar alleen ff halen (19:25u)
I: Leg maar 10 groen klaar haha (19:28u)
27 Juni 2017I: leg maar 19 groen 10 hash en 5 eu rook klaar ben ik ook zo weg(20:04u)
R: *afbeelding* Duim omhoog (22:04u)
* gesprek ve en derde 8 juli 2017R: Wat moet je hebben. Dan maak ik het klaar (20:05u)
P: Ik moet wiet hebben (20:05u)
R: Hoeveel (20:05u)
P: Voor 20 euro (20:06u)
R: *afbeelding duim omhoog* (20:06u)
P: Dan kom ik er zo aan (20:06u)
R: Maak het klaar (20:06u)
Feit 4.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 31 juli 2019, opgenomen op pagina 46 e.v. en d.d. 30 juli 2017, opgenomen op pagina 37 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verdachte.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verdovende middelen d.d. 31 juli 2017, opgenomen op pagina 51 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1, 2, 3 en 4 van de zaak met parketnummer 18/054539-18 alsmede het feit van de zaak met parketnummer 18/244688-18 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/054539-18
1.
hij in de periode van 2 december 2016 tot en met 29 juli 2017 te Stadskanaal, althans in Nederland, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt, een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4- methyleendioxymethylamphemtamine (MDMA / XTC ) en een hoeveelheid van een materiaal bevattende gamma hydroxy boterzuur (GHB), zijnde 3,4-methyleendioxymethylamphemtamine (MDMA / XTC en gamma hydroxy boterzuur (GHB), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 29 juli 2017 te Stadskanaal opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,42 gram en 0,28 gram en 1,15 gram en 0,45 gram, telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4 methyleendioxymethylamphemtamine (MDMA), zijnde 3,4- methyleendioxymethylamphemtamine (MDMA) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij in de periode van 2 december 2016 tot en met 29 juli 2017 te Stadskanaal, althans in Nederland, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt, een hoeveelheid hennep en hasjiesj, zijnde hennep en hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
hij op 29 juli 2017 te Stadskanaal opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 16 hennepplanten, en
- ongeveer 49,96 gram hennep en
- ongeveer 85,98 gram gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hennep en/of hasjiesj, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Parketnummer 18/244688-18
hij op 13 november 2018 te Stadskanaal een hoeveelheid eten- en drinkwaren (blikken Mega Force, kaas blokjes, metworst en barbecue spiezen), dat geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18/054539-18
1. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
2. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
3. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
4. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Parketnummer 18/244688-18
Diefstal
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2, 3 en 4 van de zaak met parketnummer 18/054539-18 en het feit in de zaak met parketnummer 18/244688-18 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden van meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling bij de Verslavingszorg Noord-Nederland (VNN) of een soortgelijke instelling.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een voorwaardelijke straf met oplegging van bijzondere voorwaarden, waaronder ambulante behandeling bij VNN, eventueel aangevuld met een taakstraf. Van een niets ontziende dealer, die de feiten pleegde enkel ten behoeve van zijn eigen financiële gewin, is geen sprake. Verdachte werd door anderen onder druk gezet om te handelen in drugs en heeft daarbij de verdiensten moeten afstaan. Voorts is sprake van enig tijdsverloop. Inmiddels heeft verdachte hulp gezocht bij VNN en is sinds oktober 2018 in behandeling.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van en het dealen in soft- en harddrugs. Uit de WhatsApp-gesprekken komt naar voren dat het een omvangrijke handel betrof. Ook komt uit het dossier naar voren dat verdachte aan minderjarigen heeft verkocht. Dit rekent de rechtbank verdachte aan. Het verkopen van drugs heeft een nadelig effect op de volksgezondheid en de criminaliteit omdat verslaafden veelal niet in staat zijn hun drugs met legaal verdiende inkomsten te betalen. De raadsman heeft aangevoerd dat het verdachte niet ging om zijn eigen financiële gewin, maar dat hij onder druk zou zijn gezet. Hiervoor bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank echter geen aanwijzingen. Volgens de landelijke oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht geldt voor handel in harddrugs gedurende een periode tussen de drie en zes maanden als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden. De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat hij sinds de ten laste gelegde feiten - ruim twee jaar geleden - niet meer in aanraking is gekomen met politie of justitie. Ook heeft hij hulp gezocht bij Verslavingszorg Noord-Nederland (VNN).Alles overwegende acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur met daarbij oplegging van de bijzondere voorwaarden, te weten toezicht door de reclassering en ambulante behandeling bij VNN en een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

Beslag

De rechtbank acht het inbeslaggenomen geldbedrag, te weten € 200,00, vatbaar voor verbeurdverklaring nu dit aan verdachte toebehoort en hij het geldbedrag grotendeels door middel van de onder 1 en 3 bewezenverklaarde feiten heeft verkregen. Vast staat immers dat verdachte inkomsten heeft gehad uit drugshandel. Wanneer geld wordt verkregen uit illegale bron dan mengt zich dat met geld verkregen uit legale bron, zowel wat betreft het in het bezit hebben van geld als het uitgeven van geld. Immers, wanneer een deel van de uitgaven wordt gedaan met illegaal verkregen geld, dan kan men (een groter deel van) het legaal verkregen geld overhouden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10, 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/054539-18 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/244688-18 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 4 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen vijf werkdagen na zijn detentie meldt bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen. Hierna moet verdachte zich blijven melden dan wel meewerken aan huisbezoeken, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde meewerkt aan ambulante behandeling voor zijn verslavingsproblematiek bij VNN of soortgelijke instelling, dit ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een geldbedrag ad € 200,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B.W. Venema, voorzitter, mr. H.R. Bracht en mr. A. Jongsma, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 september 2019.