ECLI:NL:RBNNE:2019:397

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2019
Publicatiedatum
6 februari 2019
Zaaknummer
18/025781-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ouders verantwoordelijk voor ontuchtige handelingen met minderjarige dochter

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 5 februari 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een moeder die haar 14-jarige dochter beschikbaar heeft gesteld voor een massage door een 36-jarige man. De verdachte had eerder via een datingsite contact met deze man en had hem ontmoet, waarbij seksuele handelingen plaatsvonden. De verdachte maakte een afspraak voor de man om haar dochter te masseren, terwijl zij zelf niet in de slaapkamer aanwezig was. Tijdens de massage heeft de man de dochter ontuchtig betast. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door haar dochter in deze situatie te brengen, en dat zij op de hoogte moest zijn van de seksuele context van de afspraak. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het opzettelijk bevorderen van ontucht met haar minderjarige dochter en legde een gevangenisstraf van één dag en een taakstraf van 150 uren op. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, de dochter, voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/025781-18
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 februari 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 januari 2019.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.M. Terpstra, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode omvattende de maand april 2012 te Joure,
in elk geval in de gemeente De Fries Meren, in een woning gelegen aan
het [straatnaam] , aldaar, het plegen van ontucht door haar
minderjarige dochter/kind, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum]
1997, met een derde, te weten [medeverdachte] , opzettelijk heeft
teweeggebracht en/of bevorderd, immers is/heeft verdachte in
voornoemde periode
- via een internetverbinding (Skype) in contact gekomen met een
persoon
genaamd [medeverdachte] en/of
- die/een persoon genaamd [medeverdachte] via een
internetverbinding
(skype) een foto van haar minderjarige dochter/kind, [slachtoffer]
, toegezonden en/of geïnformeerd over haar minderjarige
dochter/kind, [slachtoffer] , en/of
- met die [medeverdachte] overeengekomen dat hij haar minderjarige
dochter/kind, [slachtoffer] , mocht/zou masseren en/of
(vervolgens) een tijd en plaats afgesproken waarop en alwaar die
geplande
massage zou plaatsvinden en/of die [medeverdachte] daarover
geïnformeerd en/of daartoe uitgenodigd en/of
- die [medeverdachte] een beloning van 20 euro in het vooruitzicht
gesteld, wanneer hij die [slachtoffer] zou gaan masseren en/of
- haar minderjarige dochter/kind, [slachtoffer] , geïnformeerd
over
de komst van die [medeverdachte] en dat hij haar zou gaan masseren
en/of
(daarbij)
(toen die [slachtoffer] aangaf dat ze dat niet wilde)
- die [slachtoffer] medegedeeld: "Je moet nu naar boven gaan,
je
uitkleden en vast op bed gaan liggen" en/of tegen die [slachtoffer]
gezegd, dat wanneer ze niet mee zou werken, zij dan het
volgende weekend niet weg/uit mocht gaan, althans (telkens) (een)
mededeling(en) van gelijke aard of strekking en/of
- verdachtes slaapkamer en/of bed ter beschikking gesteld ten behoeve
van
de geplande massage van die [slachtoffer] en/of
(nadat die [slachtoffer] geheel of gedeeltelijk naakt op dat/een
bed in die/een slaapkamer in die woning was gaan liggen)
- die [medeverdachte] in verdachtes woning binnengelaten en/of
- die [medeverdachte] medegedeeld: "Ze ligt boven.", althans een
mededeling van gelijke aard en/of strekking, en/of (zodoende)
- die [medeverdachte] in de gelegenheid gesteld het (geheel of
gedeeltelijk) naakte lichaam van die [slachtoffer] te
masseren/betasten/aanraken,
waarop die [medeverdachte] (daadwerkelijk) ontuchtig de/een
borst(en) en/of bil(len) en/of een of meerdere ander(e) de(e)l(en) van
het lichaam van die [slachtoffer] heeft
gemasseerd/betast/aangeraakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde nu zij geen opzet op het plegen van ontucht door [medeverdachte] met haar dochter had, ook niet in voorwaardelijke zin. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte er van uitging dat er een gewone ontspanningsmassage zou volgen en dat zij niet had verwacht en ook niet had hoeven verwachten dat [medeverdachte] ontuchtige handelingen met haar dochter zou plegen.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
[de bewijsmiddelen]
Nadere bewijsoverwegingen
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat de afspraak voor een massage in een seksuele context plaatsvond. De massage die [medeverdachte] aan verdachte zou geven bij hun eerste afspraak werd min of meer overgeslagen en het kwam gelijk tot seks met verdachte. Het moet verdachte zonder meer duidelijk zijn geweest dat de tweede afspraak voor massage niet los kon worden gezien van de seksuele context waarin de eerste afspraak was gemaakt. Verdachte vroeg haar dochter vrijwel naakt op bed in de slaapkamer te gaan liggen en zij bleef zelf beneden terwijl de man na binnenkomst in de woning meteen naar boven ging. Daar komt bij dat verdachte bij het verhoor door de politie heeft opgemerkt dat haar dochter als 14-jarige wel bekend was met dat soort dingen en dat zij eerder seks had gehad.
Alles samen beschouwd vloeit uit het bewijs voort dat verdachte, voorafgaand aan de ten laste gelegde massage, wist van het beoogde ontuchtige karakter daarvan en dat zij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [medeverdachte] inderdaad ontuchtige handelingen met haar 14-jarige dochter zou verrichten.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij in de maand april 2012 te Joure, in een woning gelegen aan het [straatnaam] aldaar, het plegen van ontucht door haar minderjarige dochter/kind, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1997, met een derde, te weten [medeverdachte] , opzettelijk heeft bevorderd, immers is/heeft verdachte in voornoemde periode
- via een internetverbinding (skype) in contact gekomen met een persoon genaamd [medeverdachte] en
- die [medeverdachte] via een internetverbinding een foto van haar minderjarige dochter [slachtoffer] toegezonden en geïnformeerd over haar minderjarige dochter [slachtoffer] en
- met die [medeverdachte] overeengekomen dat hij haar minderjarige dochter [slachtoffer] mocht/zou masseren en vervolgens een tijd en plaats afgesproken waarop en alwaar die geplande massage zou plaatsvinden en die [medeverdachte] daarover
geïnformeerd en
- haar minderjarige dochter [slachtoffer] geïnformeerd over de komst van die [medeverdachte] en dat hij haar zou gaan masseren en daarbij, toen die [slachtoffer] aangaf dat ze dat niet wilde die [slachtoffer] medegedeeld: "Je moet nu naar boven gaan, je uitkleden en vast op bed gaan liggen." en tegen die [slachtoffer] gezegd, dat wanneer ze niet mee zou werken, zij dan het volgende weekend niet weg/uit mocht gaan, althans mededelingen van gelijke aard of strekking en
- verdachtes slaapkamer en bed ter beschikking gesteld ten behoeve van de geplande massage van die [slachtoffer] en, nadat die [slachtoffer] gedeeltelijk naakt op dat bed in die slaapkamer in die woning was gaan liggen,
- die [medeverdachte] in verdachtes woning binnengelaten en
- die [medeverdachte] medegedeeld: "Ze ligt boven", althans een mededeling van gelijke aard of strekking, en zodoende
- die [medeverdachte] in de gelegenheid gesteld het gedeeltelijk naakte lichaam van die [slachtoffer] te masseren,
waarop die [medeverdachte] daadwerkelijk ontuchtig de borsten en andere delen van
het lichaam van die [slachtoffer] heeft gemasseerd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Het opzettelijk bevorderen van het plegen van ontucht met haar minderjarig kind met een derde.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van tien maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf waarvan één dag onvoorwaardelijk is en het resterende deel voorwaardelijk, in combinatie met een onvoorwaardelijke taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de opgemaakte rapportage, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als moeder van een 14-jarige dochter toegestaan dat een 36-jarige man haar vrijwel naakte dochter masseerde. Verdachte had via een datingsite contact met deze man en had hem een keer ontmoet waarbij zij seks hadden. Vervolgens werd een afspraak tot het masseren van de dochter gemaakt. Verdachte was tijdens de massage niet zelf in de slaapkamer aanwezig. De man heeft haar dochter vervolgens ontuchtig betast door haar borsten en andere delen van haar lichaam te masseren. Verdachte valt het ernstige verwijt te maken dat zij haar dochter op deze wijze beschikbaar heeft gesteld om te voldoen aan de lusten van die man. Verdachte heeft gesteld dat zij op dat moment het kwalijke van haar handelen niet heeft ingezien omdat zij haar dochter had gevraagd of deze zich wilde laten masseren en haar dochter dat goed vond. Dit is geen enkele verontschuldiging. Haar dochter was 14 jaar, dus verdachte had haar moeten beschermen tegen ontuchtige handelingen. Het gaat hier om een ernstig strafbaar feit waarvoor niet een zogenoemde 'kale' taakstraf mag worden opgelegd.
Verdachte is niet eerder met justitie in aanraking geweest. De reclassering heeft met verdachte gesproken en een rapport over haar opgemaakt. De indruk bestaat dat verdachte haar toen 14-jarige dochter meer als vriendin dan als dochter zag en dat zij de gezagsverhoudingen uit het oog was verloren. Verdachte komt kwetsbaar over op het gebied van het opnemen van kennis en informatie. De reclassering schat de kans op herhaling laag in, mede omdat verdachte niet meer verantwoordelijk is voor de opvoeding van haar dochters die bij hun vader wonen.
Ter zitting heeft verdachte aangegeven dat zij nu wel begrijpt dat zij verkeerd heeft gehandeld en dat zij het masseren van haar toen 14-jarige dochter nooit had mogen toestaan. Verdachte heeft op de rechtbank een kwetsbare indruk gemaakt voor wat betreft haar vermogen zich te uiten en zaken te begrijpen.
Alles bij elkaar genomen is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan één dag, voorgeschreven in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht, geen toegevoegde waarde heeft en daarom niet nodig is. Oplegging van een taakstraf van 150 uren is aangewezen om verdachte goed duidelijk te maken dat zij heel fout is geweest in haar gedrag en dat zij daarvoor moet boeten. De rechtbank ziet geen toegevoegde waarde in oplegging van een voorwaardelijk strafdeel nu het feit inmiddels bijna zeven jaar geleden gepleegd is en verdachte noch in de periode daarvoor, noch in de periode daarna met justitie in aanraking is geweest.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat het toe te kennen bedrag naar redelijkheid en billijkheid dient te worden gematigd nu de genoemde jurisprudentie ziet op meer handelingen en meer feiten en dus niet vergelijkbaar is met deze zaak.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het feit.
Een dergelijk feit, artikel 250 van het Wetboek van Strafrecht, wordt zelden ten laste gelegd zodat er weinig tot geen zaken zijn waarmee de hoogte van de immateriële schade kan worden vergeleken. De rechtbank stelt de geleden schade in redelijkheid en billijkheid vast op een bedrag van € 1.500,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Het meer-gevorderde zal worden afgewezen.
Nu vast staat dat verdachte tot een bedrag van € 1.500,00 aansprakelijk is, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 36f en 250 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van één dag.

Een taakstraf voor de duur van 150 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.500,00(zegge: éénduizend en vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2012.
Wijst de vordering voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , te betalen een bedrag van € 1.500,00 (zegge: éénduizend en vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade. Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2012.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Post, voorzitter, mr. N.A. Vlietstra en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 februari 2019.
Mr. Van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.