Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het in de zaak met parketnummer 18/740004-19 onder 5. primair ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft veroordeling voor de overige ten laste gelegde feiten gevorderd.
Ten aanzien van feit 1 in de zaak met parketnummer 18/740004-19 heeft de officier van justitie aangegeven dat het medeplegen niet bewezen kan worden.
In de zaak met parketnummer 18/840036-19 kan op grond van de aangifte en getuigenverklaring bewezen worden dat verdachte aangever heeft bedreigd met de woorden
'Ik steek je neer'. De officier van justitie heeft aangegeven dat zij op grond van deze bewijsmiddelen en de verklaring van verdachte overtuigd is dat hij aangever heeft bedreigd. Verdachte heeft immers verklaard dat hij ontzettend boos was en vond dat hij duidelijkheid moest krijgen. En de woorden 'neersteken' passen ook bij het gedrag dat verdachte bij andere gelegenheden heeft laten zien.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het volgende aangevoerd ten aanzien van de feiten die zijn ten laste gelegd in de zaak met parketnummer 18/740004-19.
Feit 1 kan met uitzondering van het medeplegen bewezen worden.
Ten aanzien van feit 2 kan niet bewezen worden dat verdachte documenten, een pasfoto en een armband heeft gestolen. Ten aanzien van de armband is twijfel en verdachte heeft aangegeven dat hij de documenten en pasfoto in de kluis heeft laten liggen. Bewezen kan worden dat verdachte met een ander vuurwerk en een zegelring heeft gestolen.
Verdachte moet vrijgesproken worden van feit 3, omdat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van de pizza ontbreekt. Er was geen samenwerking met de medeverdachte bij het wegnemen van de pizza. De bedreiging heeft plaatsgevonden met het doel om weg te komen voordat de politie zou komen in verband met eerder gepleegde feiten.
Feit 4 kan bewezen worden. Bij de bewezenverklaring moet aangesloten worden bij de bekennende verklaring van verdachte, te weten dat hij blikje drinken, lucifers en kauwgom heeft gestolen. Medeplegen en dus de diefstal van de pizza's kan niet bewezen worden, omdat er geen nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte was.
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het onder 5. primair ten laste gelegde, omdat hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. Het onder 5. subsidiair ten laste gelegde kan bewezen worden.
De raadsman heeft voorts gemotiveerd vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/840036-19, vanwege het ontbreken van overtuigend bewijs.
Parketnummer 18/740004-19, feit 1
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 5 september 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik was op 7 februari 2019 met [medeverdachte] bij het emballageapparaat van de [benadeelde partij 3] . Ik droeg een rode jas. Deze jas had verschillende scheuren.
Ik heb met een mes een winkelmedewerker bedreigd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 februari 2019, opgenomen op pagina 131 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019036022 d.d. 5 maart 2019, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 7 februari 2019 was ik aan het werk in de [benadeelde partij 3] gevestigd aan de [straatnaam] te Leeuwarden. Ik ging samen met [slachtoffer 2] naar de achterzijde van de emballageapparaat en wij liepen daar via de deur naar buiten. Toen wij buiten kwamen zagen wij daar twee jongens staan. Ik zei tegen de jongens dat zij verdacht werden van winkeldiefstal met de vraag of zij mee wilden lopen zodat zij met ons mee konden lopen. Ik hoorde de jongens zeggen: 'Nee, we zullen het je uitleggen'. Ondertussen zetten de jongens de spullen die ze in hun handen droegen neer. Ik zag toen dat de jongens weg wilden rennen. Ik zag dat ze sneller naar achteren begonnen te lopen. Ik pakte de jongen met de rode jas bij zijn beide bovenarmen. Ik zei toen: 'Loop gewoon even mee, ga niet moeilijk doen'. Op dat moment had ik het idee dat hij mee zou lopen maar hij begon zich te verzetten. Ik duwde de jongen richting het emballage apparaat. Ik hoorde mijn collega [slachtoffer 2] zeggen: 'Laat ze gaan, laat ze gaan!' Op dat moment liet ik los. Toen ik mij omdraaide zag ik de jongen met de donkere jas met een mes op een afstand van ongeveer 10 á 15 centimeter langs mijn gezicht zwaaien. Ik zag dat hij het mes in zijn rechterhand had. Ik zag dat hij nogmaals met zijn rechterhand een slaande beweging richting mijn gezicht maakte. Ik voelde mij door het mes ernstig bedreigd en onveilig. Ik vreesde dat ik geraakt zou worden met het mes. Ik vreesde dat ik ernstig letsel zou oplopen van het mes. Ik schrok toen ik het mes zag.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 februari 2019, opgenomen op pagina 138 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Ik heb op 9 februari 2019 telefonisch contact gezocht met aangever [slachtoffer 1] en hem gevraagd welke jongen door hem was vastgepakt en welke jongen een mes zou hebben getrokken. Ik hoorde aangever tegen mij zeggen dat het mogelijk was dat hij de twee verdachten door de stress en hectiek door elkaar had gehaald.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 februari 2019, opgenomen op pagina 139 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 7 februari 2019 kwam mijn collega [slachtoffer 1] naar mij toe. [slachtoffer 1] is werkzaam in mijn filiaal van de [benadeelde partij 3] gevestigd aan de [straatnaam] te Leeuwarden. [slachtoffer 1] en ik zijn vervolgens naar buiten gelopen en hebben tegen de jongens gezegd dat zij waren aangehouden terzake winkeldiefstal. Ik zag dat de jongens weg wilden lopen en heb daarom de jongen met de rode jas vast gepakt. Ik zag dat [slachtoffer 1] de andere jongen vast pakte. Hierop ontstond een korte worsteling. Ik hoorde de jongen met de rode jas tegen mij zeggen dat ik hem los moest laten. Dit deed ik niet. Na enkele seconden hoorde ik hem tegen mij zeggen 'kijk eens wat ik heb' en ik voelde iets onder mijn ribben drukken aan de rechterzijde van mijn lichaam. Ik keek en zag dat de jongen een mes in zijn hand had. Ik liet de jongen onmiddellijk los. Ik zag dat de jongen naar [slachtoffer 1] toe rende welke nog met de andere jongen aan het worstelen was. Ik hoorde dat hij tegen [slachtoffer 1] riep 'laat hem los' en zag dat hij hierbij dreigde met een mes. Dit deed hij met het mes richting [slachtoffer 1] gericht.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 februari 2019, opgenomen op pagina 204 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik wil wel vertellen over wat er bij de [benadeelde partij 3] in Camminghaburen gebeurd is. Ik ben daar samen met [medeverdachte] geweest. We stonden bij het lege flessen apparaat. We zagen twee mannen van de [benadeelde partij 3] aankomen. We werden door die mannen aangesproken. Ze zeiden dat we wat gestolen hadden en mee naar binnen moesten. Ik wilde niet mee naar binnen. We deden al wat stapjes naar achter en wilden wegrennen. Een van de mannen pakte mij toen bij mijn linkerschouder. Dat deed mij pijn. Ik zei tegen hem dat hij mij los moest laten. Ik zag dat [medeverdachte] ook wat aan het worstelen was met die andere man. Ik heb toen een mes uit mijn zak gehaald. Ik hield het mesje wat voor mijn lichaam. Ik zei tegen die man: 'Kijk eens naar beneden'. Hij deed dat ook en liet mij daarna los. Ik heb toen tegen die man die [medeverdachte] vast had gezegd dat hij hem los moest laten. Ik liet hem het mes zien.
Parketnummer 18/740004-19, feit 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 5 september 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb samen met [medeverdachte] uit het huis van mijn stiefvader en moeder in Leeuwarden een kluis weggenomen. We hebben deze kluis vanuit de slaapkamer meegenomen naar buiten. We hebben daar samen de kluis opengebroken met een bijl. Wij hebben twee zegelringen en vuurwerk uit de kluis gehaald. [medeverdachte] en ik hebben daarna de kluis op zolder verstopt. De documenten zaten toen nog in de kluis.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 februari 2019, opgenomen op pagina 114 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019036022 d.d. 5 maart 2019, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Ik wil bij deze aangifte doen van diefstal van mijn kluis met inhoud. Op 8 februari 2019 omstreeks 12:40 uur is mijn vriendin [slachtoffer 4] vertrokken uit onze woning gelegen aan de [straatnaam] te Leeuwarden. Wij hebben een kluis op onze slaapkamer staan met daarin waardevolle spullen. In deze kluis bewaren wij 2 gouden zegelringen, een gouden horloge met bruin lederen band, documenten met betrekking tot onze woning, zoals notariële stukken en stukken met betrekking tot onze hypotheek, pasfoto's en een stalen armband. Sinds kort lag er ook wat vuurwerk in deze kluis wat ik had afgepakt van [verdachte] . [verdachte] is een zoon van mijn huidige vriendin [slachtoffer 4] en zodoende mijn stiefzoon. De kluis stond in onze kledingkast.
Overweging
De rechtbank acht niet alleen bewezen dat verdachte de zegelringen en het vuurwerk uit de kluis heeft gestolen, maar ook dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de kluis met daarin de documenten, pasfoto's en stalen armband. De kluis met daarin deze goederen heeft hij immers buiten de macht van de rechthebbende gebracht en hij heeft als heer en meester over deze kluis met inhoud beschikt door deze op de zolder van de woning van aangever te verstoppen.
Parketnummer 18/740004-19, feit 3
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 05 september 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik was op 11 februari 2019 samen met [medeverdachte] op pad.
Wij zijn eerst samen naar de [benadeelde partij 2] aan de [straatnaam] in Leeuwarden gegaan. Wij hadden geen geld bij ons. [medeverdachte] en ik hebben allebei in deze [benadeelde partij 2] eten gestolen. [medeverdachte] had drie diepvriespizza's gestolen en ik heb blikjes drinken, kauwgom en lucifers gestolen.
Enige tijd later zijn we naar de [benadeelde partij 1] gevestigd aan de [straatnaam] in Leeuwarden gegaan. Ik zag dat [medeverdachte] een pizza in zijn hand had. Ik stond toen bij [medeverdachte] in de buurt. Ik heb ook gezien dat hij zijn rugzak in zijn hand had. Bij de snoepafdeling zei [medeverdachte] : 'weg'. Ik dacht toen dat hij iets gestolen had. We gingen voorbij de kassa's zonder iets af te rekenen. Bij de uitgang werden we tegengehouden. We hebben toen overlegd of we ons lieten oppakken of dat we wat anders zouden doen. We hebben toen tegen elkaar gezegd dat we zouden proberen om weg te komen. [medeverdachte] en ik gingen 'vechten en bedreigen' omdat we niet wilden dat de politie ons te pakken kreeg. We hadden beiden een mes in onze handen. Ik heb met mijn mes dreigend naar een medewerker gezwaaid. Ik heb ook geprobeerd om [medeverdachte] te helpen om weg te komen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 februari 2019, opgenomen op pagina 23 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019036022 d.d. 5 maart 2019, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 5] :
Ik doe bij deze aangifte van winkeldiefstal namens de [benadeelde partij 2] gevestigd aan de [straatnaam] te Leeuwarden. Twee jongens hebben een winkeldiefstal gepleegd.
Op 11 februari 2019 was ik aan het werk in de [benadeelde partij 2] . Omstreeks 12:45 uur zat ik in het kantoor met assistent bedrijfsleider [slachtoffer 6] . Ik zat op de camerabeelden te kijken. Ik zag dat er twee jongens binnenkwamen. Ik besloot de jongeren op de camerabeelden te volgen. Ik deed dit samen met [slachtoffer 6] . Beide jongens liepen de winkel in en bleven staan bij het vriesvak met de pizza's. Ik zag dat de eerste jongen een pizza uit het vriesvak pakte, deze hield hij in zijn hand. Ik zag dat beide jongens verder liepen. Ik zag dat de tweede jongen bij het snoepvak stond. Ik heb niet gezien of hij wat pakte. De tweede jongen stond op dat moment bij het koeleiland achterin de winkel. Ik zag hij de pizza in zijn rugzak stopte. De tweede jongen kwam daar ook aanlopen en toen liepen ze samen langs de kassa. Ze rekenden niets af bij de kassa.
Hierop liepen [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en ik het kantoor uit en spraken de jongens aan. Ik hoorde [slachtoffer 6] vragen of ze mee wilden lopen naar het kantoor. Ik hoorde de jongens zeggen: 'Hoezo?' Ik hoorde [slachtoffer 6] zeggen: 'Omdat je een winkeldiefstal hebt gepleegd'. Ik vernam dat de jongens gelijk dwars waren. Ik had het idee dat de jongens er vandoor wilden gaan. Ik hoorde [slachtoffer 6] tegen mij zeggen: 'bel maar'. Ik ben hierop naar het kantoor gelopen om de telefoon te pakken. Ik liep terug en belde de politie. Ik zag dat [slachtoffer 6] de eerste jongen vastpakte en meenam naar het kantoor. Ik bleef bij de andere jongen staan, samen met collega [slachtoffer 7] . Deze jongen probeerde telkens naar buiten te lopen. Ik heb hem een paar keer teruggeduwd. Ik zei dat hij terug moest gaan en dat hij ook naar het kantoor moest. De jongen zei meerdere keren 'Waarom? Ik heb niks!' Op een gegeven moment hoorde ik [slachtoffer 7] roepen: 'MES!' Op dat moment dacht ik; ga dan maar weg. Ik ben aan de kant gestapt en hierna is de jongen weggegaan. Op het moment dat ik aan de kant stapte, zag ik het mes pas.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 februari 2019, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] :
Over de diefstal met geweld gepleegd bij de [benadeelde partij 2] aan de [straatnaam] te Leeuwarden kan ik het volgende verklaren. Ik ging naar de [benadeelde partij 2] met de bedoeling een pizza te stelen. Een maatje van mij was hierbij aanwezig. We zijn met z'n tweeën de [benadeelde partij 2] binnen gelopen. Ik pakte een pizza uit een koelvak. Ik deed deze pizza in mijn rugzak. Mijn maatje stond naast mij en zag wel wat ik deed. Vervolgens liepen wij voorbij de kassa's zonder voor de weggenomen pizza te betalen. Wij liepen hierna in de richting van de toegangsdeuren.
Naast de toegangsdeur zit een soort kantoortje. Ik zag dat diverse mensen vanuit het kantoortje naar de voordeur toeliepen en ons de weg versperden. Wij konden er niet langs. Een man sprak ons aan en zei dat wij iets hadden gestolen. Wij ontkenden dit.
Wij probeerden langs de mensen heen de winkel te verlaten. Daartoe probeerde ik mij tussen de mensen door te wurmen. Ik duwde hierbij tegen een man aan. Deze man richtte zich voornamelijk op mij. Ik lette ook voornamelijk op hem. Ik zag dat het mijn maat wel lukte om door de mensen heen te komen. Hij stond op een gegeven moment achter hun, dus tussen de toegangsdeuren en het winkel personeel. Ik stond toen nog aan de winkelzijde.
Vrijwel tegelijkertijd trokken mijn vriend en ik een mes. Zoals ik mij herinner trok ik het mes toen ik door de man vastgepakt werd. De man duwde mij richting het kantoortje.
Ik zag toen dat mijn vriend terug liep naar het winkelpersoneel en zijn mes in de richting van de man stak die mij vast had. Mijn vriend riep: 'Laat hem los!' Ik zelf hield het mes in mijn rechter hand beet. Ik hield het mes half voor mijn lichaam met het lemmet in de richting van die man. Ik hoorde iemand van het personeel roepen: 'Bel 112. Bel de politie'. Ik zag toen dat mijn vriend zich omdraaide en snel weg rende. Tegelijkertijd voelde ik dat de man die mij steeds aansprak mij in de richting van het kantoortje duwde. In het kantoortje werd ik door twee mannen bij beide armen beet gepakt. Een van de mannen hield mijn hand beet waar het mes in zat. In eerste instantie wilde ik het mes niet los laten omdat ik met het mes probeerde weg te komen. Toen ik echter merkte dat het mij niet lukte om weg te komen liet ik het mes los.
Tegelijkertijd pakte ik de tweede man, die mijn linkerhand beet hield, met mijn linkerarm om zijn nek heen beet. Ik deed dit omdat hij mij hard tegen een bureau duwde. Ik pakte hem beet zodat hij niets meer kon doen. Ik liet hem los nadat ik het mes los had gelaten. Ik gaf hem nog een duw. Hij duwde mij terug. Mijn vriend heeft zijn mes meegenomen van thuis. Ik wist wel dat hij een mes bij zich had.
Ten aanzien van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van de pizza's overweegt de rechtbank het volgende.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft erkend dat hij in de [benadeelde partij 2] aan de [straatnaam] een diepvriespizza heeft gestolen door deze pizza uit de vriezer te pakken, in zijn tas te stoppen en zonder de pizza te betalen langs de kassa te lopen. De vraag is of verdachte als medepleger van deze diefstal kan worden aangemerkt. Medeplegen kan bewezen worden als vast is komen te staan dat bij het begaan van een strafbaar feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af. Verdachte en zijn mededader hebben eerder uit de [benadeelde partij 2] aan de [straatnaam] diverse goederen gestolen, waaronder drie diepvriespizza's. Even later gingen zij samen naar een andere vestiging van de [benadeelde partij 2] , namelijk de [benadeelde partij 2] aan de [straatnaam] . Medeverdachte [medeverdachte] heeft daar een pizza uit de vriezer gepakt. Verdachte stond op dat moment in de directe nabijheid van de medeverdachte. Verdachte heeft ook gezien dat de medeverdachte zijn rugzak in zijn hand had. Verdachte was in de buurt van de medeverdachte toen de medeverdachte de pizza in zijn rugzak deed. De medeverdachte heeft verklaard dat verdachte de wegnemingshandeling heeft gezien. Verdachte en de medeverdachte zijn gelijktijdig de kassa's gepasseerd zonder enig goed te betalen. Verdachte wist op dat moment dat de medeverdachte iets gestolen had.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij niet van plan was om in de [benadeelde partij 2] aan de [straatnaam] iets te stelen en niet wist van het plan van de medeverdachte om iets te stelen. Verdachte is echter wisselend in zijn verklaringen over wat hij heeft gedaan tussen het bezoek aan de ene vestiging van de [benadeelde partij 2] en de andere vestiging van de [benadeelde partij 2] en ook over het geld dat hij bij zich zou hebben gehad. De rechtbank acht de verklaringen van verdachte op deze punten niet geloofwaardig.
Alles overwegende stelt de rechtbank vast dat, ook al was er geen sprake van een gezamenlijke uitvoering, verdachte wel bij de wegnemingshandeling aanwezig was en zich hier niet van heeft gedistantieerd, ook niet daarna. Verdachte is na een teken daartoe van de medeverdachte samen met de medeverdachte langs de kassa's gelopen zonder iets af te rekenen en heeft samen met de medeverdachte geweld en bedreiging met het geweld gebruikt om aan de winkelmedewerkers te ontkomen. Verdachte en de medeverdachte hebben overleg gehad over het gebruiken van geweld tegen de medewerkers van de winkel. Gelet hierop en het feit dat beide verdachten direct voorafgaand aan deze diefstal ook goederen hebben gestolen in een [benadeelde partij 2] , waaronder pizza’s, is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte vast is komen te staan. De bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde was van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.
Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde bewezen.
Parketnummer 18/740004-19, feit 4
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 5 september 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik was op 11 februari 2019 samen met [medeverdachte] op pad.
Wij zijn samen naar de [benadeelde partij 2] aan de [straatnaam] in Leeuwarden gegaan. Wij hadden geen geld bij ons. We gingen eten halen en we wisten dat we dit niet konden betalen. [medeverdachte] en ik hebben allebei in deze [benadeelde partij 2] eten gestolen. [medeverdachte] had drie diepvriespizza's gestolen en ik heb blikjes drinken, kauwgom en lucifers gestolen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 februari 2019, opgenomen op pagina 87 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019036022 d.d. 5 maart 2019, inhoudende als verklaring van verdachte:
[medeverdachte] en ik zijn naar de [benadeelde partij 2] in Westeinde gegaan. We wilden daar eten gaan stelen. Ik zag dat [medeverdachte] drie pizza's pakte. Op een plek waar geen camera was, heeft [medeverdachte] die pizza's in zijn rugzak gedaan. Ik pakte drie blikjes energydrink en snoep. Ik heb ook een doosje lucifers gepakt. Ik hield dit spul in mijn hand en daarmee ben ik de winkel uitgelopen. [medeverdachte] kwam even later ook en we zijn weggelopen. Onderweg hebben we het drinken opgedronken. Het snoep hebben we opgegeten.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 februari 2019, opgenomen op pagina 68 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Ik ben bedrijfsleider bij de [benadeelde partij 2] aan de [straatnaam] te Leeuwarden. Op 11 februari 2019 tussen 12.08 uur en 12.15 uur is er een winkeldiefstal gepleegd door twee jongens. Ik werd door een medewerker op verdacht gedrag gewezen van twee jongens. Ik ben hierop de twee jongens via de beveiligingscamera's gaan volgen. Op de beelden is te zien dat de jongens meerdere blikjes drinken en drie pizza's uit het schap pakken. Te zien is dat de pizza's door de jongens in de Puma rugzak worden gestopt, de jongen met de zwarte rugtas loopt de kassa voorbij zonder iets af te rekenen en de jongen met de groene jas houdt de blikjes en een pakje kauwgom gewoon in zijn handen en loopt daarmee de kassa voorbij de winkel uit zonder te betalen. Tevens is te zien dat de jongen met de groene jas nog een pakje lucifers pakt.
Overweging
De rechtbank is -in tegenstelling tot de raadsman- van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte. Deze samenwerking bestond in de kern uit een gezamenlijke uitvoering: de twee jongens gingen zonder geld naar een supermarkt om eten te 'halen', hebben beiden producten gepakt en gedeeld in de buit. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Parketnummer 18/740004-19, feit 5
De rechtbank acht -evenals de officier van justitie en de raadsman- het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 5 september 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Op 11 februari 2019 vernielde ik in Leeuwarden mijn fiets. Daarop werd ik aangesproken door een man. Toen die man mij wilde pakken heb ik een mes gepakt. Dit mes zag hij.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 februari 2019, opgenomen op pagina 89 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019036022 d.d. 5 maart 2019, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 8] :
Op 11 februari 2019 was ik aan het werk als rioolreiniger voor de gemeente Leeuwarden. Ik bevond mij omstreeks 11.20 uur aan de Heliconweg / kruising Tesselschadestraat te Leeuwarden. Ik was hier samen met mijn collega, [naam 1] . Hij wees mij op twee jongens naast de trap van het CJIB gebouw. Ik zag dat de blanke jongen aan het schoppen en slaan was tegen een fiets. Ik heb de jongens aangesproken en gezegd dat ze terug moesten gaan om de fiets mee te nemen. Ik zag dat de blanke jongen wat begon te provoceren. De blanke jongen kwam dichter bij mij. Ik zag vervolgens dat hij op ongeveer een meter voor mij stond. Ik zag dat hij toen met zijn rechterhand in zijn jas ging. Ik zag dat hij toen een mes onder zijn jas weg haalde. Ik zag dat hij hiermee direct een stekende beweging richting mij maakte met het mes uitgestoken naar mij toe gewezen. Ik zag dat het mes ongeveer op een halve meter van mij vandaan was. Ik voel mij bedreigd. Bij mij bestond de overtuiging dat de jongen mij zou steken met het mes. De jongen stond tegenover mij met het mes op mij gericht, dit was in een houding, als je dichterbij komt steek ik je neer.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 11 februari 2019, opgenomen op pagina 100 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Ik ben getuige geweest van een bedreiging op 11 februari 2019 aan de Heliconweg te Leeuwarden. Ik zag dat één persoon zijn jas open deed en met zijn hand iets uit de jas pakte. Ik zag dat de persoon een mes pakte uit zijn jas. Ik zag dat hij richting de medewerker van de gemeente liep. Ik zag dat de persoon een stekende en slaande beweging maakte met het mes.
Parketnummer 18/840036-19
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 5 september 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Op 27 juni 2019 was ik boos op [slachtoffer 9] . Hij is een begeleider van de jeugdinrichting het Poortje.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 juni 2019, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019166073 d.d. 1 juli 2019, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 9] :
Ik ben pedagogisch medewerker van jeugdinrichting Het Poortje. Gisteren, 27 juni 2019, bemoeide [verdachte] zich met een incident welke zich in de gymzaal had afgespeeld. Nadat dit incident was opgelost, was ik voornemens om [verdachte] op zijn gedrag aan te spreken.
[verdachte] was erg boos en keek in mijn richting en bedreigde mij met de woorden: 'Ik steek je neer. (…)'. Hij riep hierbij ook meerdere malen mijn naam. Hij bleef de uitgesproken bedreigingen een lange tijd en meerdere malen herhalen.
Ik ben bang dat hij zijn woordelijke bedreigingen daadwerkelijk ten uitvoer zal brengen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 1 juli 2019, opgenomen op pagina 14 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
Ik ben werkzaam als begeleider in het Poortje aan de Hoogeweg 9 te Groningen. Op 27 juni 2019 hoorde ik [verdachte] meerdere malen tegen [slachtoffer 9] zeggen: 'Ik steek je neer (..)'. Ik hoorde dat hij hierbij de naam van [slachtoffer 9] noemde.
Overweging
De rechtbank is van oordeel dat het door de raadsman gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak wordt weerlegd door de inhoud van voorgaande bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.