ECLI:NL:RBNNE:2019:3913

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 september 2019
Publicatiedatum
17 september 2019
Zaaknummer
18/720203-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van oplichting en verduistering met betrekking tot rijplaten

Op 17 september 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van oplichting en verduistering van rijplaten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar de verdachte die, samen met een medeverdachte, betrokken zou zijn geweest bij het verkrijgen van rijplaten door middel van valse voorwendselen. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor de eerste twee feiten en veroordeling voor het derde feit, waarbij een taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf werd geëist. De verdediging pleitte voor integrale vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de misdrijven.

De rechtbank oordeelde dat de feiten 1 en 2 niet wettig en overtuigend bewezen konden worden, en sprak de verdachte hiervan vrij. Voor feit 3, dat betrekking had op de verduistering van rijplaten, oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij het huren of de onrechtmatige verkrijging van de rijplaten. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, en dat de verdachte niet op de hoogte was van de onrechtmatige oorsprong van de rijplaten. Daarom werd ook voor feit 3 vrijspraak verleend.

De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, niet-ontvankelijk verklaard, omdat het feit niet bewezen was. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren. De rechtbank heeft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en bepaald dat de kosten door de betrokken partijen zelf gedragen moeten worden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720203-18
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 september 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 september 2019.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.M. Terpstra, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.H.S. van Rest.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 28 februari 2018 tot en met 8 maart 2018, in ieder geval in de maand maart 2018, te Leeuwarden en/of te Earnewâld en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels, een medewerker van het bedrijf [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het afleveren van 60 rijplaten, door valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- telefonisch het bedrijf [benadeelde partij 1] te benaderen met de vraag 60 rijplaten af te leveren bij de gasputlocatie te Earnewâld, gevestigd aan het [straatnaam] en/of (daarbij)
- een valse naam, te weten [naam 1] op te geven, en/of
- op te geven dat die [naam 1] bij [bedrijf] te Oudega werkzaam was en/of (zulks terwijl [benadeelde partij 1] de aflevering van de platen uitbestede aan het bedrijf [benadeelde partij 2] )
- die medewerker van dat bedrijf [benadeelde partij 1] met een afgeschermd nummer te bellen dat de klus op schema lag en dat de platen weer konden worden opgehaald,
waardoor die (medewerk(st)er van het bedrijf [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 28 februari 2018 tot en met 8 maart 2018, in elk geval in de maand maart 2018 te Earnewâld en/of (elders) in de provincie Friesland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk 60 rijplaten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten als huurder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 28 februari 2018 tot en met 8 maart 2018, te Earnewâld en/of elders in de Provincie Friesland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 60 rijplaten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2.
hij in of omstreeks de periode van 31 mei 2018 tot en met 9 juni 2018, in ieder geval in de maand juni 2018, te Haskerhorne en/of te Earnewâld en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een medewerker van het bedrijf [benadeelde partij 3] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het afleveren van 40 rijplaten, door valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- telefonisch het bedrijf [benadeelde partij 3] te benaderen met de vraag 40 rijplaten af te leveren bij de gasputlocatie te Earnewâld, gevestigd aan het [straatnaam] en/of (daarbij)
- een valse naam, te weten [naam 4] op te geven,
waardoor die (medewerk(st)er van het bedrijf [benadeelde partij 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in of omstreeks de periode van 30 mei 2018 tot en met 5 juni 2018, in ieder geval in de maand juni 2018, te Leeuwarden en/of te Earnewâld en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels, een medewerker van het bedrijf [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het afleveren van 40 rijplaten, door valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- telefonisch het bedrijf [benadeelde partij 2] te benaderen met de vraag 40 rijplaten af te leveren bij de gasputlocatie te Earnewâld, gevestigd aan het [straatnaam] en/of (daarbij)
- een valse naam, te weten [naam 4] op te geven,
waardoor die (medewerk(st)er van het bedrijf [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 4 juni 2018 en 5 juni 2018 te Earnewâld en/of elders in de Provincie Friesland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk 40 rijplaten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten als huurder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 4 juni 2018 en 5 juni 2018 te Earnewâld en/of elders in de Provincie Friesland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 40 rijplaten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s).

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feiten 1 en 2. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 3 subsidiair tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met daarbij reclasseringstoezicht. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. De medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij betrokken was bij het vervoeren van de platen, door deze - samen met verdachte - op de aanhanger te laden en vervolgens van Earnewâld naar Burgum te vervoeren. Verdachte heeft de platen vervolgens weggezet op het terrein van zijn werkgever. De aanhangwagen waarop de platen zijn vervoerd hebben verdachte en [medeverdachte] samen opgehaald bij het verhuurbedrijf. Verdachte en [medeverdachte] zijn door aldus te handelen gezamenlijk verantwoordelijk voor het gepleegde feit. Verdachte en [medeverdachte] hebben de rijplaten anders dan door misdrijf geleverd gekregen en hebben deze platen zich toegeëigend. Daarmee hebben verdachte en [medeverdachte] zich schuldig gemaakt aan verduistering.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe onder meer het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feiten 1 en 2 bevat het dossier nagenoeg niets anders dan een aangifte van het rijplatenbedrijf en een getuigenverklaring van een werknemer van [benadeelde partij 1] .
Uit het dossier blijkt enkel dat verdachte een aanhanger met daarop rijplaten heeft verplaatst van voor het bedrijf naar achter het bedrijf, dat hij de door hem geleende bus aan [medeverdachte] heeft geleend en dat hij mee is geweest bij het ophalen van een door [medeverdachte] gehuurde aanhangwagen. Het hebben van telefonisch contact met [medeverdachte] levert geen bewijs op van directe betrokkenheid bij het plegen van strafbare feiten. Bovendien is de verklaring van verdachte op een aantal punten nagetrokken, wat heeft geleid tot bevestiging van hetgeen verdachte heeft verklaard. Uit het dossier blijkt dat verdachte niet aanwezig was ten tijde van het wegnemen van de rijplaten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsvrouw de feiten 1 en 2 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3 overweegt de rechtbank als volgt.
Aangever [naam 5] heeft namens [benadeelde partij 1] aangifte gedaan van diefstal van 40 rijplaten. Hij heeft aangegeven dat hij werd gebeld door iemand die zich [naam 2] noemde, die 40 rijplaten wilde huren en die verzocht om deze rijplaten af te leveren op het [straatnaam] te Eernewoude. Omdat aangever het niet vertrouwde heeft hij de politie ingelicht. Hierop zijn twee rijplaten door de politie voorzien van een track en trace chip. Toen de rijplaten ‘in beweging’ kwamen heeft de politie deze gevolgd en zijn de rijplaten uiteindelijk aangetroffen bij het bedrijf waar verdachte werkzaam was. Verdachte heeft in een van zijn verhoren aangegeven dat hij door medeverdachte [medeverdachte] werd gevraagd om de rijplaten naar het terrein te verplaatsen waar hij werkzaam is. [medeverdachte] zou in de buurt van het bedrijf met de rijplaten zijn gestrand. Verdachte heeft aangegeven dat hij niet wist dat de rijplaten op onrechtmatige wijze waren verkregen en dat hij gelet op zijn activiteiten op die dag ook helemaal niet aanwezig heeft kunnen zijn bij enige wegnemingshandeling in Eernewoude. Medeverdachte [medeverdachte] heeft anders verklaard dan verdachte. Hij heeft verklaard dat hij door verdachte is gevraagd om in Eernewoude samen rijplaten op te laden op een aanhanger en dat deze vervolgens voor het bedrijf waar verdachte werkt zijn neergezet.
De rechtbank acht het onder 3 primair niet bewezen. Uit het dossier kan niet blijken dat verdachte betrokken is geweest bij het onder valse voorwendselen laten bezorgen van de rijplaten in Eernewoude. Bovendien zou hier, anders dan is ten laste gelegd, dan sprake zijn van een poging tot oplichting en geen voltooide oplichting. Aangever is immers niet bewogen tot afgifte door een oplichtingsmiddel, maar heeft in het kader van een ‘ontmaskeringsactie’ de politie ingeschakeld.
Onder feit 3 subsidiair wordt aan verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering door samen met een ander rijplaten, die hij als huurder onder zich had, zich wederrechtelijk toe te eigenen. In het dossier kunnen onvoldoende aanknopingspunten worden gevonden dat verdachte betrokken is geweest bij het huren van de rijplaten. Nu ook niet kan blijken dat de rijplaten anderszins aan verdachte en zijn medeverdachte waren toevertrouwd of dat zij deze onder zich hadden op grond van een andere rechtsverhouding, zal verdachte ook van verduistering worden vrijgesproken.
Onder feit 3 meer subsidiair is verdachte diefstal in vereniging ten laste gelegd. Een voldoende nauwe en bewuste samenwerking is daarvoor een vereiste.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier volgt dat verdachte de rijplaten van de openbare weg heeft verplaatst naar het terrein van zijn werkgever. Dit geeft verdachte ook toe. Naar het oordeel van de rechtbank is niet voldoende overtuigend vast komen te staan dat verdachte tezamen met [medeverdachte] de rijplaten in Eernewoude op de aanhanger heeft geladen, zoals [medeverdachte] in een van zijn verklaringen stelt. Deze verklaring staat tegenover de verklaring van verdachte, waarbij komt dat [medeverdachte] wisselend heeft verklaard. Uit het proces-verbaal van bevindingen waarin omschreven is dat verbalisanten achter de Mercedes Vito met de rijplaten op de aanhanger reden is door verbalisanten niet benoemd of zij verdachte in de bus hebben zien zitten. De door [medeverdachte] beweerde aanwezigheid van verdachte in Eernewoude op het moment waarop de rijplaten volgens de track en trace in beweging komen, laat zich niet rijmen met de bevinding elders in het dossier dat hij op vrijwel datzelfde moment is geregistreerd door camera’s van een tankstation te Twijzel. Daarmee is dus onvoldoende komen vast te staan dat verdachte (samen met [medeverdachte] ) de rijplaten heeft weggenomen. Medeplegen kan dus niet worden aangenomen op grond van een gezamenlijke uitvoering van de diefstal. Ook overigens biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten voor het bestaan van een nauwe en bewuste samenwerking. De constateringen dat
  • i) verdachte en zijn medeverdachte gezamenlijk naar de verhuurder van de aanhangwagen zijn gegaan,
  • ii) hij de door hem geleende bus aan de medeverdachte heeft uitgeleend,
  • iii) de medeverdachte in deze bus met daarachter de aanhanger met rijplaten is gaan rijden,
  • iv) de aanhanger voor het bedrijf waar verdachte werkzaam is heeft losgekoppeld en
  • v) verdachte de aanhanger met rijplaten op het terrein van zijn werkgever heeft geplaatst
zijn daartoe onvoldoende. Daarbij merkt de rechtbank op dat verdachte heeft verklaard dat hij op verzoek van de medeverdachte heeft geholpen de rijplaten te verplaatsen en voorts dat hij gedetailleerd heeft verklaard over hetgeen hij in de periode tussen het moment dat de rijplaten in beweging zijn gekomen en het wegzetten van de rijplaten heeft gedaan. Nader onderzoek van de politie heeft de juistheid van deze verklaring eerder bevestigd dan ontkracht.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte niet is komen vast te staan.

Benadeelde partij, ten aanzien van feiten 1 en 3

[benadeelde partij 1] , vertegenwoordigd door [naam 3] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 7.800,00 ter vergoeding van materiële schade en € 2.690,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen voor een bedrag van € 1.410,00 en de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in verband met de door haar bepleite integrale vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit de vordering van de benadeelde partij af te wijzen. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit de factuur die is gekoppeld aan feit 1 blijkt niet of het gaat om een nieuwprijs of niet. Gelet op de foto's lijken de rijplaten oud te zijn en daar hoort een afschrijving bij. Indien de rechtbank over gaat tot toewijzing van deze vordering, dan verzoekt de raadsvrouw dit bedrag te matigen. De andere vordering betreffende immateriële schade van uren is niet onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair, 2, 3 primair, 3 subsidiair en 3 meer subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Benadeelde partij, ten aanzien van feiten 1 en 3

Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. G.W.G. Wijnands en
mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 september 2019.
Mr. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.