ECLI:NL:RBNNE:2019:3769

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 juni 2019
Publicatiedatum
2 september 2019
Zaaknummer
18/730046-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door meerdere personen met braak en inklimming in Friesland

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 20 juni 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op klaarlichte dag drie woninginbraken heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 1993 en gedetineerd in PI Veenhuizen, had geld nodig en besloot dit te verkrijgen door inbraken te plegen. Samen met een mededader huurde hij een auto en reisde naar het Friese platteland, waar zij op drie opeenvolgende dagen woningen hebben bezocht en inbraken hebben gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich de toegang tot de woningen heeft verschaft door middel van braak en inklimming, en dat hij samen met anderen handelde. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot de opgelegde straf, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en toezicht. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan benadeelde partijen, waarbij de rechtbank de vordering tot immateriële schade heeft afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730046-19
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 juni 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats],
hans gedetineerd in PI Veenhuizen, gevangenis Esserheem, te Veenhuizen.,
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 juni 2019.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.B. Spaargaren, advocaat te 's-Gravenhage.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 augustus 2018 te Winsum, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een hoeveelheid goederen (waaronder een Asus laptop, (een) jas(sen), (een)
flesje(s) parfum, een (roze) (boodschappen)tas en/of een (hoeveelheid)
geld(bedrag)), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1]
, [slachtoffer 2] en/of [benadeelde partij 2],
heeft weggenomen in/uit de woning aan [straatnaam]
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder
zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking
en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 27 augustus 2018 te Boazum, gemeente Súdwest-Fryslân,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een hoeveelheid goederen (waaronder een Playstation 4 en/of een hoeveelheid
Playstation controllers), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan
een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan
[slachtoffer 3],
heeft weggenomen in/uit de woning aan [straatnaam]
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder
zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking
en/of inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 27 augustus 2018 tot en met 5 september
2018 te Boazum, gemeente Súdwest-Fryslân, en/of te Voorburg, gemeente
Leidschendam-Voorburg, althans in Nederland,
een hoeveelheid goederen, waaronder een Playstation 4 en/of Playstation 4
controllers, heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed
wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
3.
hij op of omstreeks 26 augustus 2018 te Workum, gemeente Súdwest-Fryslân,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een hoeveelheid goederen (waaronder een (hoeveelheid) geld(bedrag), (een)
portemonnees, sieraden, een bankpas en/of (zilveren) tafelgerei), in elk geval
enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4],
heeft weggenomen in/uit de woning aan [straatnaam]
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder
zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking
en/of inklimming;
4.
hij in of omstreeks de periode van 12 juni 2018 tot en met 12 juli 2018 te
Kimswerd, Beetsterzwaag en/of Koudum, allen in de provincie Friesland, althans
in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een hoeveelheid goederen, (waaronder
- te Kimswerd een hoeveelheid sieraden, oude munten, een laptop, tablet en/of
een rugzak, althans een tas,
- te Beetsterzwaag een (hoeveelheid) geld(bedrag), een navigatiesysteem en/of
een hoeveelheid verzorgingsproducten, en/of
- te Koudum een hoeveelheid sieraden),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan
- ( Kimswerd) [slachtoffer 5],
- ( Beetsterzwaag) [slachtoffer 6]
- ( Koudum) [slachtoffer 7],
heeft weggenomen (telkens) in/uit (een) woning(en) aan
- [straatnaam] te Kimswerd,
- [straatnaam] te Beetsterzwaag, en/of
- [straatnaam] te Koudum
(telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of (telkens) dat/die weg te
nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel
van braak, verbreking en/of inklimming.

Beoordeling van het bewijs

Feiten 1., 2. primair en 3.
Ten aanzien van het bewijs voor deze bewezen verklaarde feiten volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 september 2018, opgenomen op pagina 72 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 augustus 2018, opgenomen op pagina 391 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 september 2018, opgenomen op pagina 385 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland;
Feit 4.
De rechtbank is -met de officier van justitie en de raadsman- van oordeel dat er onvoldoende wettig dan wel overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte één of meer van de onder 4. genoemde inbraken heeft gepleegd. Verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1., 2. primair en 3. wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 28 augustus 2018 te Winsum, tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid goederen, waaronder een Asus laptop, jassen, flesjes parfum, een roze boodschappentas en een hoeveelheid geld, dat geheel aan een ander dan aan verdachte of zijn mededader toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [benadeelde partij 2], heeft weggenomen in/uit de woning aan [straatnaam] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
2. primair
hij op 27 augustus 2018 te Boazum, gemeente Súdwest-Fryslân, tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid goederen, waaronder een Playstation 4 en een hoeveelheid
Playstation controllers, dat geheel aan een ander dan aan verdachte of zijn mededader toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3], heeft weggenomen in/uit de woning aan [straatnaam] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
3.
hij op 26 augustus 2018 te Workum, gemeente Súdwest-Fryslân, tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid goederen, waaronder een hoeveelheid geld, portemonnees, sieraden, een bankpas en zilveren tafelgerei, dat geheel aan een ander dan aan verdachte of zijn mededader toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4], heeft weggenomen in/uit de woning aan [straatnaam], met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
2. primair Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
3. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1., 2. primair en 3. wordt veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van de door de officier van justitie geëiste straf met dien verstand dat de proeftijd beperkt kan blijven tot twee jaren.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft, samen met een ander, op klaarlichte dag drie woninginbraken gepleegd waarbij telkens een raam werd opengebroken. Verdachte had geld nodig en besloot dit 'te gaan maken' door het plegen van inbraken, samen met zijn toenmalige huisgenoot. Verdachte en zijn mededader huurden voor dat doel een auto en reisden op drie opeenvolgende dagen vanaf hun woonplaats Voorburg naar het Friese platteland. Zij reden rond op zoek naar geschikte woningen en pleegden vervolgens de bewezenverklaarde inbraken. Verdachte heeft hierbij geen enkel respect getoond voor het privédomein of het eigendomsrecht van anderen. De bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen oplegging van een gevangenisstraf. Verdachte is al een aantal malen veroordeeld voor vermogensdelicten en heeft eerder hulp van de reclassering gehad. De reclassering signaleert dat de drempel voor het plegen van vermogensdelicten bij verdachte laag ligt en dat het recidiverisico hoog wordt ingeschat.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij open staat voor hulp, ook in de vorm van een ambulante behandeling. De rechtbank acht, alles in aanmerking genomen, oplegging van een gevangenisstraf voor de geëiste duur passend en geboden. De rechtbank ziet geen gronden om de proeftijd op twee jaren te stellen in plaats van op de geëiste drie jaren. Integendeel zelfs, een langere proeftijd geeft ook een langer toezicht door de reclassering en dat kan zeker in het voordeel van verdachte zijn bij zijn streven naar een leven als gehuwd man met vaste huisvesting en een bestendig inkomen.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht het aan verdachte toebehorende alarmpistool vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu dit bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten zijn aangetroffen terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet.

Benadeelde partijen

Feit 1.
(1) [slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 47,67 ter vergoeding van materiële schade en € 500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gevorderde vergoeding voor geleden materiële schade kan worden toegewezen. De gevorderde immateriële schade is onvoldoende onderbouwd en de benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft niet-ontvankelijkverklaring bepleit ten aanzien van de gevorderde immateriële schade omdat dit deel van de vordering onvoldoende onderbouwd is.
Oordeel van de rechtbank
De gestelde materiële schade is niet weersproken en zal (hoofdelijk) worden toegewezen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente. De rechtbank zal voor dit bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. In het geval geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals hier aan de orde, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van angst, onzekerheid, schrik en machteloosheid vallen volgens vaste rechtspraak niet onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aangevoerd. De rechtbank overweegt daarnaast dat de benadeelde partij ten tijde van de inbraak niet in de woning aanwezig was. De vordering tot vergoeding van immateriële schade wordt dan ook afgewezen.
(2) [benadeelde partij 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 500,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat deze vordering, ondanks het ontbreken van een machtiging waaruit blijkt dat de indiener bevoegd is de buurtvereniging in rechte te vertegenwoordigen, zal worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit niets blijkt dat de indiener van de vordering penningmeester van de buurtvereniging is of dat hij gemachtigd is namens de buurtvereniging deze vordering in te dienen.
Oordeel van de rechtbank
Er is de rechtbank niet gebleken dat de indiener van de vordering, [naam], bevoegd is in rechte op te treden namens [benadeelde partij 2]. Om die reden zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
De rechtbank komt op basis van de aangifte van [slachtoffer 1] en de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring tot het oordeel dat de in de vordering genoemde 500 euro toebehoort aan de buurtvereniging en door verdachte en zijn mededader uit de woning van mevrouw [slachtoffer 1] is weggenomen. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze, door dit strafbare feit, geleden schade. De rechtbank zal daarom voor dit bedrag een schadevergoedingsmaatregel opleggen aan verdachte.
Feit 4.[slachtoffer 7] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 204,96 ter vergoeding van materiële schade en een bedrag van € 3.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36d, 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 4. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1., 2. primair en 3. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot drie maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als (algemene) voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 5 dagen na zijn ontslag uit detentie meldt bij de reclassering van het Leger des Heils op het adres Conradkade 53 in Den Haag. Daarna moet hij zich blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
2. dat de veroordeelde zich, als de reclassering dat nodig vindt, laat behandelen door de forensische ambulante psychiatrie of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde moet zich daarbij te houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
3. dat de veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dat inhoudt het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde moet daarbij de reclassering inzicht geven in zijn financiën en schulden.
4. dat de veroordeelde meewerkt aan het vinden van betaald werk of een zinvolle dagbesteding.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Verklaart onttrokken aan het verkeer het in beslag genomen alarmpistool.

Ten aanzien van feit 1.
Wijst de vordering van
de benadeelde partij [slachtoffer 1]toe als na te melden en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 47,67(zegge: zevenenveertig euro en zevenenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2018, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen een bedrag van € 47,67 (zegge: zevenenveertig euro en zevenenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van feit 1.
Bepaalt dat
de benadeelde partij [benadeelde partij 2]niet-ontvankelijk in haar vordering is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 2]te betalen een bedrag van
€ 500,00(zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Ten aanzien van feit 4.
Bepaalt dat
de benadeelde partij [slachtoffer 7]niet-ontvankelijk in haar vordering is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Bunk, voorzitter, mr. A.H.M. Dölle en mr. H.J. Idzenga, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 juni 2019.
Mrs. Bunk en Idzenga zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.