Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier blijkt dat er geen sprake was van medeplegen door verdachte en medeverdachte [medeverdachte]. Verder blijkt dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte het slachtoffer tegen het hoofd heeft geschopt nadat hij hem met het veerdrukpistool tegen het hoofd had geslagen.
Het door verdachte uitgeoefende geweld kan niet worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag. De onder 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
De onder 2 ten laste gelegde bedreiging kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, met uitzondering van de ten laste gelegde bedreigende woorden. Op grond van de verklaringen kan niet worden vastgesteld dat verdachte degene was die deze woorden heeft geuit. Verder kan niet worden vastgesteld dat verdachte de trekker heeft overgehaald; wel dat hij de slede naar achteren heeft gehaald.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft ten aanzien van dit feit verklaard dat de zoon van aangeefster [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], met verdachte had afgesproken om de ten laste gelegde goederen voor zover die aan [slachtoffer 3] toebehoorden, uit de woning weg te nemen. Door het te laten lijken op een diefstal, kon er verzekeringsgeld geïnd worden. Daarnaast kon de opbrengst van de verkoop van deze goederen worden verdeeld.
Verdachte moet van het onder 4 ten laste gelegde feit worden vrijgesproken, omdat er onvoldoende bewijs is om tot een veroordeling te komen. De verklaring van [medeverdachte] is niet overtuigend. Het op de slaapkamer van verdachte aangetroffen en door verdachte geschreven briefje waarin hij over een overval spreekt, is geschreven onder invloed van wiet en moet in de context van de andere door verdachte geschreven teksten worden gelezen. Verder geldt dat alle informatie die in het briefje benoemd wordt, afkomstig is uit de uitzending van "Opsporing Verzocht" waarnaar verdachte gekeken had. Hieruit kan dus niet worden afgeleid dat verdachte de tekst op basis van eigen ervaring heeft geschreven.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 16 augustus 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb op 17 februari 2019 te Groningen meermalen met een veerdrukpistool hard op het hoofd geslagen van een jongen waarvan ik nu weet dat hij [slachtoffer 1] heet. [medeverdachte] heeft tegen het hoofd van [slachtoffer 1] geschopt. [medeverdachte] en ik zijn vervolgens samen weggegaan.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 februari 2019, opgenomen op pagina 59 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland van 20 mei 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1]:
Op zondag 17 februari 2019 zat ik met een aantal vrienden in het parkje bij de Mediamarkt aan de Sluiskade in Groningen. Verderop zaten 4 jongens. Een van die jongens rende samen met een andere jongen naar mij toe. Ik zag dat hij een pistool trok en ik hoorde hem zeggen: ''ik ga je schieten''. Ik hoorde dat hij dit een paar keer zei. Ik zag dat hij het vuurwapen in zijn hand had en dat hij dit wapen op mij richtte. Op een gegeven moment kwam hij naar mij toe en hield het pistool tegen de achterkant van mijn hoofd. Ik hoorde een leeg schot. Nadat ik dat hoorde, voelde ik iets heel hards tegen mijn hoofd. Dit was twee of drie keer. Ik voelde dat het pijn deed. Daarna lag ik op de grond. Hij ging samen met een vriend op mij inschoppen. Ik voelde dat dit op mijn hoofd was. Ik voelde dat dit pijn deed.
Ik voelde toen allemaal bloed over mijn hoofd en rug stromen. Eén wond is met drie hechtingen gehecht en de andere wond is geplakt.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 19 februari 2019, opgenomen op pagina 78 e.v. e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige]:
Op zondag 17 februari 2019 omstreeks 21:30 uur ben ik met een paar vrienden, vanaf
mijn huis, naar de stad gegaan om ergens te gaan zitten. We wilden naar het parkje achter de Westerhaven gaan.
Bovenaan de trap zaten vier personen. Een van die personen was [verdachte], die ken ik via sociale media. Ik zag toen dat drie van dat groepje in de richting van [slachtoffer 1] renden. Van een van de personen weet ik zeker dat het [verdachte] was.
Ik zag toen dat [verdachte] met zijn rechterhand naar zijn broek ging. Wat ik vervolgens zag is dat [verdachte] iets in zijn handen hield. Ik zag dat hij zijn linkerhand er boven op legde en iets naar achteren trok. Ik zag dat hij het vervolgens tegen het hoofd van [slachtoffer 1] zette. Ik zag dat [verdachte] nog steeds in de richting van [slachtoffer 1] liep. Toen hij op ongeveer een halve meter afstand van [slachtoffer 1] stond hoorde ik hem zeggen: ''Ik schiet je dood''. Vervolgens zag ik duidelijk dat hij de trekker overhaalde. Ik zag echt duidelijk dat hij zijn vingeren naar achteren bewoog en dus wilde gaan schieten. Ik stond slechts op een meter afstand. Direct daarop hoorde ik een hele doffe knal. Ik zag toen dat het een zwart handpistool was. Vervolgens zag ik dat [verdachte] het wapen opnieuw met zijn linkerhand probeerde door te laden. Volgens mij duwde [verdachte], [slachtoffer 1] toen naar achter, ik zag dat [slachtoffer 1] op de grond viel. Ik zag dat hij het wapen vervolgens heel hard tegen het hoofd van [slachtoffer 1] drukte.
Ik bedoel dan dat hij het er niet zacht tegenaan zette, maar hij drukte het met heel veel agressie tegen het hoofd van [slachtoffer 1]. Het leek bijna wel of hij het pistool dwars door zijn hoofd wilde duwen. Wat er daarna is gebeurd weet ik niet precies. Ik weet nog dat [slachtoffer 1] opeens op de grond lag en dat [verdachte] een aantal keren heel hard met het pistool op het hoofd van [slachtoffer 1] sloeg. Ik zag toen dat het wapen uit elkaar viel en in verschillende delen in de bosschages terecht kwam. Ik zag dat er rond [slachtoffer 1] allemaal bloed lag en dat hij een flinke hoofdwond had. Ik zag dat [verdachte] daarna nog meerdere keren met beide vuisten hard op [slachtoffer 1] in sloeg. Ik zag dat nog één van de andere twee jongens [slachtoffer 1] een harde trap gaf.
1. De door verdachte ter zitting van 16 augustus 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben op 16 februari 2019 te Groningen samen met [medeverdachte] de woning van de moeder van [slachtoffer 3] binnengegaan met een bij de voordeur verstopte sleutel. Ik heb uit die woning een Mac Book Pro, een PlayStation 4, een iPhone, een Samsung Galaxy, een sleutel, buitenlands geld en een monitor meegenomen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 18 maart 2019, opgenomen op pagina 163 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2]:
Ik doe aangifte mede namens: [slachtoffer 3].
Op zaterdag 16 februari 2019 verliet ik omstreeks 15:30 uur mijn woning aan [straatnaam] te Groningen. Bij vertrek trok ik mijn voordeur achter mij dicht, deze valt dan in het slot. Zonder sleutel is deze normaliter niet te openen. Op zondag 17 februari 2019 kwam ik omstreeks 17:30 uur weer thuis. Omstreeks 22:45 uur wilde ik iets opzoeken op mijn computer. Dit betreft een MacBook Pro van het merk Apple. Normaal gesproken ligt deze MacBook altijd op de keukentafel. Nu zag ik echter dat de MacBook daar niet lag. Mijn zoon, [slachtoffer 3], is sinds vrijdag 15 februari op vakantie naar Spanje. Ik belde hem om hem te vragen of hij mijn MacBook misschien had gebruikt en ergens anders had opgeborgen. Hij vertelde mij dat hij de MacBook niet had gebruikt. Ik moest concluderen dat de MacBook gestolen moest zijn. [slachtoffer 3] vroeg om naar zijn kamer te gaan om te kijken of zijn PlayStation 4 er nog stond. Ik zag dat zijn Playstation er niet meer stond. Ik zag dat er kasten en lades open stonden. [slachtoffer 3] vroeg hij me om naar mijn geldkistje te gaan waarin buitenlandse valuta werd bewaard. Ik opende het kistje en zag dat het papiergeld weg was. Toen ik dit aan [slachtoffer 3] vertelde hoorde ik hem zeggen: "mam, dan weet ik wie het gedaan heeft". [slachtoffer 3] vertelde dat hij zijn vriend [verdachte] namelijk de stapel biljetten ongeveer een maand geleden had laten zien. [slachtoffer 3] wilde opscheppen en zei tegen [verdachte] dat het veel geld waard was. Ik zei tegen [slachtoffer 3] dat er geen sporen van braak waren en vroeg hem of [verdachte] kon weten waar de sleutel ligt. [slachtoffer 3] vertelde mij dat hij vorige maand, in januari, eens naar binnen was gegaan met de noodsleutel en dat [verdachte] had gezien waar hij deze vandaan haalde. Ik sprak nog steeds met [slachtoffer 3] aan de telefoon en hoorde dat hij zei dat hij via de Instagram account van [verdachte] had gezien dat hij een laptop en een PlayStation aan iemand probeerde te verkopen.
Een opsomming van de spullen die ik mis;
- Playstation 4. Van mijn zoon [slachtoffer 3].
- IPhone 5. Van mijn zoon [slachtoffer 3].
- Samsung Galaxy. Van mijn zoon [slachtoffer 3].
- Sleutel van de berging.
1. De door verdachte ter zitting van 16 augustus 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb in een schrift geschreven dat ik een OV had gezet in september, toen ik nog 14 jaar was. Met een OV bedoel ik een overval. Dit schrift lag in mijn slaapkamer.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 1 september 2018, opgenomen op pagina 230 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4]:
Vandaag l september 2018 was ik aan het werk in de cafetaria [naam cafetaria] gelegen aan [straatnaam] te Groningen. Ik ben eigenaar van de zaak samen met mijn man genaamd [naam 1].
Wij waren met zijn tweeën aan het werk en op dat moment stond er l klant binnen. Het was omstreeks 22:00 uur.
Ik stond op het moment achter de kassa en had zicht op wie er binnen komt. Ik was even aan het frituren, ik hoorde geluid vanuit de ingang/voordeur komen. Ik draaide mij om en ik zag dat er drie personen binnen waren gekomen. Een van die personen liep direct naar mij achter de kassa. Ik zag dat deze persoon een mes in zijn handen had. De persoon die achter de kassa kwam drukte het mes tegen mijn buik aan. Ik zag dat het een klein mes betrof een soort fruitmesje. De andere twee die bleven aan de andere kant van de kassa staan. Een van die personen had een taser in zijn handen. Deze schreeuwde dat ze geld wilden hebben. Ik deed de kassa lade open en ik zei hierbij tegen de man met het mes, pak maar. De persoon die achter de kassa stond pakte geld uit de kassalade, vervolgens zag die een bakje staan waar wij kleingeld in hebben. Ik zag dat de persoon hier ook nog een greep in deed. Ik rende richting het barretje waar mijn telefoon lag. Ik pakte mijn mobiel en riep, als jullie niet weg gaan bel ik.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 6 maart 2019, opgenomen op pagina 261 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte]:
Ongeveer drie weken geleden logeerde ik bij [naam 2]. Toen ik daar was kwam [verdachte] ook langs.Toen ik bij [naam 2] was vertelde [verdachte] mij dat hij een overval had gepleegd op een cafetaria in de wijk Helpman. Hij heeft toen ook de beelden laten zien van Opsporing Verzocht. [verdachte] vertelde mij toen dat hij de jongen was met de taser. Hij vertelde ook nog dat ze dachten dat een van de twee anderen een meisje was maar dat was niet zo. Ook dat was een jongen. Hij had wel meisjeskleding aan volgens [verdachte]. Ik weet echt niet wie die andere twee zijn. [verdachte] heet ook nog gezegd dat de vrouw niet heeft gezegd dat zij de politie zou bellen, dat was volgens [verdachte] niet waar. De vrouw zou helemaal niets hebben gezegd.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt verhoor van getuige, d.d. 4 april 2019, opgenomen op pagina 296 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3]:
V: Ik heb jou gisteren uitgelegd dat de informatie die jij hebt met betrekking tot de overval op cafetaria "[naam cafetaria]" voor ons onderzoek van belang is.
V: Wat kan jij ons vertellen over deze overval?
V: Wie hebben het gedaan?
A: 3 jongens
V: Wie zijn die 3 jongens?
A: [verdachte]
V: En de andere 2?
A: Dat ga ik niet zeggen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, d.d. 20 december 2018, opgenomen op pagina 316 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Tijdens de doorzoeking in de slaapkamer van verdachte [verdachte] werd onder andere een schrift formaat A5 aangetroffen en in beslag genomen. In dit schrift is l pagina beschreven, dit betreft de eerste pagina. Hierop staat het volgende geschreven:
"Donderdag 20 december 2018 22:00
Hoi mijn naam is [verdachte] ik ben 15 nu eigenlijk wou ik dit schrijven beginnen op l januari 2019 maar ik dacht dat ik het zou vergeten. ik ben de laatste tijd echt klaar met het leven, en ik zie nog allerlij tegenslagen aan komen, school is gewoon aan het zeuren aan me hoofd, ik ben op een race in de nacht terwijl ik over een paar uur school heb. Dat sws 1x per week, ik smoke veelste veel, en ik merk dat me stress toeneemt hoe meer nuchter ik ben. 24/7 denk ik aan geld, in september heb ik een OV gezet toen was ik nog 14. ik was de eerste youngboy van groningen op opsporing verzocht. niks om trots op te zijn... maar ik krijg er zoveel respect door".