ECLI:NL:RBNNE:2019:3733

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 augustus 2019
Publicatiedatum
29 augustus 2019
Zaaknummer
18/830181-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval onder invloed van alcohol met zwaar lichamelijk letsel en doorrijden na aanrijding

Op 29 augustus 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 22 april 2017 te Muntendam. De verdachte, geboren in 1994, was als bestuurder van een Peugeot onder invloed van alcohol en met een snelheid die de toegestane limiet overschreed, betrokken bij een aanrijding met een fietser, die zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend had gedragen, wat leidde tot de aanrijding. De verdachte heeft de plaats van het ongeval verlaten, wat als een verzwarende omstandigheid werd beschouwd. Tijdens de rechtszitting op 15 augustus 2019 heeft de verdachte bekend, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van roekeloosheid, maar van onvoorzichtigheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden en een rijontzegging van 24 maanden, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs was ingevorderd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de gevolgen voor het slachtoffer en de verkeersveiligheid.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/830181-17
ad informandum gevoegd parketnummer 96-153249-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 augustus 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 augustus 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr A. van den Oever.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 april 2017, te Muntendam, althans in de gemeente
Menterwolde, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk: Peugeot), daarmede
rijdende over de weg, (Kerkstraat), zich zodanig heeft gedragen dat een aan
zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in
elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
terwijl hij, verdachte onder invloed was van het gebruik van alcoholhoudende
drank,
genoemde weg heeft bereden met een snelheid hoger dan ter plaatse was
toegestaan, althans een snelheid hoger dan gezien de omstandigheden ter
plaatse verantwoord was,
tengevolge waarvan verdachte zijn voertuig niet tijdig tot stilstand heeft
kunnen brengen voor een fietser, die de genoemde Kerkstraat overstak/wilde
oversteken, waardoor een aanrijding/botsing is ontstaan tussen het door verdachte
bestuurde voertuig en de fiets, bestuurd/bereden door [slachtoffer] en/of waardoor aan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten negen, althans een
aantal, gebroken ribben en/of een gebroken bekken, of zodanig lichamelijk
letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8,
eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet
heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde,
achtste of negende lid van genoemde wet;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 22 april 2017 te Muntendam, althans in de gemeente
Menterwolde, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk: Peugeot),
daarmee rijdende op de Kerkstraat,
genoemde weg heeft bereden met een snelheid hoger dan ter plaatse was
toegestaan, althans een snelheid hoger dan gezien de omstandigheden ter
plaatse verantwoord was,
waardoor een aanrijding/botsing is ontstaan tussen het door verdachte
bestuurde voertuig en een fiets, bestuurd/bereden door [slachtoffer] ,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
2.
hij op of omstreeks 22 april 2017 te Muntendam, gemeente Menterwolde, als
bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd
na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn
adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a
van de Wegenverkeerswet 1994, 375 microgram, in elk geval hoger dan 88
microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het
besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum
waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf
jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart
2002 heeft plaatsgevonden;
3.
hij, als degene als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij
een verkeersongeval, dat had plaatsgevonden in Muntendam op/aan de Kerkstraat,
op of omstreeks 22 april 2017 de plaats van vorenbedoeld ongeval heeft
verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan
een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Zij heeft daartoe ter terechtzitting een (schriftelijk) bewijsmiddelenoverzicht overgelegd. Zij acht ten aanzien van feit 1 de schuld in de mate van roekeloosheid bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat het tenlastegelegde onder 1 primair, 2 en 3 kan worden bewezen. Hij acht, anders dan de officier van justitie, geen sprake van roekeloos rijgedrag van verdachte. De mate van schuld is aanmerkelijk.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring, wettig en overtuigend bewezen. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 augustus 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding verdachte van 22 april 2017, opgenomen op pagina 16 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017102741 van 23 november 2017, inhoudend de verklaring van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanrijding van 11 mei 2017, opgenomen op pagina 10 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 11 mei 2017, opgenomen op pagina 35 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
5. een geschrift (letselrapportage), opgenomen op pagina 74 e.v. van voornoemd dossier, van Universitair Medisch Centrum Groningen;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 22 april 2017, opgenomen op pagina 37 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige 1] ;
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 22 april 2017, opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige 2] ;
8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van rijden onder invloed van 11 mei 2017, opgenomen op pagina 24 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ;
9. een ademanalyseonderzoekformulier, opgenomen op pagina 70 e.v. van voornoemd dossier, d.d. 22 april 2017 ondertekend door de bedienaar [verbalisant 2] ;
10. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van VerkeersOngevallenAnalyse met nummer: 21.04.2017.22.54.5310 van 24 mei, inhoudend de verklaring van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] .
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten ten aanzien van de mate van schuld overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft, onder invloed van alcoholhoudende drank met overschrijding van de ter plaatse toegestane snelheid de overstekende fietser [slachtoffer] , aan wie hij voorrang had moeten verlenen, aangereden, welke daardoor zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht. De rechtbank acht deze handelwijze van verdachte, gelet op de huidige jurisprudentie, niet te kwalificeren als schuld in de vorm van roekeloosheid als de bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994. Het moet dan gaan om een zeer ernstig gebrek aan zorgvuldigheid en betreft de zwaarste vorm van bewuste schuld, ook wel wegpiraterij genoemd, hetgeen in casu naar het oordeel van de rechtbank niet het geval is. De rechtbank is, gelet op de inhoud van voormelde bewijsmiddelen, van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat verdachte, na inname van een aanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank, de ter plaatse toegestane snelheid van 30 km/u, met minimaal 100% heeft overschreden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij omstreeks 22 april 2017, te Muntendam, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk: Peugeot), daarmede rijdende over de weg, Kerkstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend, terwijl hij, verdachte onder invloed was van het gebruik van alcoholhoudende drank, genoemde weg heeft bereden met een snelheid hoger dan ter plaatse was toegestaan, ten gevolge waarvan verdachte zijn voertuig niet tijdig tot stilstand heeft kunnen brengen voor een fietser, die de genoemde Kerkstraat overstak, waardoor een aanrijding is ontstaan tussen het door verdachte bestuurde voertuig en de fiets, bestuurd door [slachtoffer] en waardoor aan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een aantal gebroken ribben en een gebroken bekken werd toegebracht, terwijl hij verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
hij omstreeks 22 april 2017 te Muntendam, gemeente Menterwolde, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 375 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden;
3.
hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval, dat had plaatsgevonden in Muntendam op de Kerkstraat, omstreeks 22 april 2017 de plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist, aan een ander, te weten [slachtoffer] , letsel en schade was toegebracht.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De rechtbank heeft in het onder 1 primair bewezenverklaarde, gelet op het onderzoek ter terechtzitting gelezen, verbeterd gelezen dat verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair. overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, derde lid, van deze wet;
2. overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (375 microgram;
3. overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank overweegt dat het de bewezenverklaarde en gekwalificeerde feiten onder 1 en 2 aanmerkt als te zijn gepleegd in eendaadse samenloop.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 primair, 2 en 3 wordt veroordeeld tot 10 maanden gevangenisstraf, alsmede 3 jaren ontzegging van de rijbevoegdheid. De officier van justitie heeft bij haar strafeis betrokken het ter terechtzitting ad informandum gevoegde feit, onder parketnummer 96-153249-18, betreffende overtreding van artikel 8 lid 3 onder a van de Wegenverkeerswet op 29 juli 2018. De officier vordert aftrek van de tijd dat het rijbewijs van verdachte ingevorderd en ingehouden is geweest (circa 6 en 2 maanden).
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gepleit voor het opleggen van een werkstraf voor de duur van 160 uren, een geldboete en een forse ontzegging van de rijbevoegdheid, waarvan een onvoorwaardelijk deel gelijk is aan duur waarop het rijbewijs reeds ingehouden is geweest (in totaal 8 maanden).
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de strafsoort en strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Verdachte heeft op 21 april 2017 te Muntendam met een forse overschrijding van de ter plaatse toegestane snelheid een fietser aangereden. Verdachte verkeerde onder invloed van alcohol en heeft zeer onvoorzichtig en onoplettend gereden. Verdachte reed op een 30 km zone (binnen de bebouwde kom), veel te hard. Alle inzittenden verklaren eensluidend dat zij verdachte, tijdens het rijden meermalen hebben aangesproken op het “veel te harde rijden”. Verdachte heeft zijn snelheid niet aangepast en is vervolgens tegen het van rechts komende slachtoffer aangereden. De gevolgen van het gedrag van verdachte zijn ernstig. Het slachtoffer heeft zwaar lichamelijk letsel opgelopen bestaande uit een groot aantal gebroken ribben en een gebroken bekken. Naast het verwonden van het slachtoffer heeft verdachte hem ook in hulpeloze toestand achtergelaten, door de plaats van de aanrijding te verlaten. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Ten aanzien van het deelnemen aan het verkeer met alcohol op overweegt de rechtbank dat het algemeen bekend is dat de concentratie, de waarneming en het reactievermogen door het gebruik van alcohol negatief worden beïnvloed. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het door verdachte erkende (ter terechtzitting) ad informandum gevoegde feit onder parketnummer 96-153249-18, dat hiermee is afgedaan. Dit betreft wederom het als beginnend bestuurder rijden in een motorvoertuig met een (veel) te hoog ademalcoholgehalte (485 microgram). Verdachte geeft daarmee vooralsnog niet de indruk zijn gedrag in het verkeer te hebben aangepast.De rechtbank heeft nota genomen van de mededeling van verdachte dat hij thans, na het volgen van een 4 daagse cursus hem opgelegd door het CBR naar aanleiding van het ad informandum gevoegde feit, wel zijn rijstijl heeft aangepast
Bij het opleggen van de straffen heeft de rechtbank tevens gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting bij overtreding van artikel 6, 7 en 8 van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede - in strafmatigende zin - rekening gehouden met de lange duur tussen het plegen van de feiten en de uiteindelijke berechting.
Alles afwegende acht de rechtbank gelet op de ernst van het samenstel van de feiten en de bescherming van de verkeersveiligheid, het opleggen van onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren en een onvoorwaardelijke rijontzegging voor de duur van 24 maanden en -ter voorkoming van recidive- het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, passend en geboden. De rechtbank hoopt met een forse voorwaardelijke gevangenisstraf te voorkomen dat verdachte zich opnieuw, met drank op, in het verkeer begeeft.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 8, 164, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 24 maanden.
Bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invorderingen en inhoudingen van het rijbewijs (in de strafzaken met parketnummers 18/830181-17 en 96-153249-18) op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter, mr. E. Läkamp en mr. J.G. de Bock, rechters, bijgestaan door J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 augustus 2019.