ECLI:NL:RBNNE:2019:3717

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 augustus 2019
Publicatiedatum
27 augustus 2019
Zaaknummer
18/042203-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop en zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

Op 27 augustus 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 juli 2018 betrokken was bij een ernstig verkeersongeval op de N34 nabij Emmen. De verdachte, geboren in 1952, reed als bestuurder van een Opel Mokka en kwam op de verkeerde weghelft terecht, wat leidde tot een frontale aanrijding met een motorfiets. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend had gereden, waardoor de bestuurder van de motorfiets, [slachtoffer 1], om het leven kwam en de passagier, [slachtoffer 2], zwaar lichamelijk letsel opliep. De verdachte had geen verklaring voor zijn gedrag en stelde dat hij een black-out had gehad, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze claim. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en veroordeelde de verdachte tot een taakstraf van 180 uren, met een vervangende hechtenis van 90 dagen, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de ernst van het ongeval en de impact op de slachtoffers en hun nabestaanden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/042203-19
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 augustus 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1952 te [geboorteplaats 1] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 augustus 2019.
De verdachte is verschenen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 juli 2018 te of nabij Emmen, althans in de gemeente Emmen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, N 34, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, op de N34, zijnde een autoweg waar een maximum snelheid 100 kilometer per uur gold en/of waar een doorgetrokken streep voor de rijbaan van de rijrichting van verdachte was aangebracht en/of
welke weg - op de locatie waar verdachte zich bevond - een rechte weg betrof, waarbij aan beide zijden van de weg (vrij) dicht op de rijbanen in de berm van die weg een vangrail was geplaatst (waardoor uitwijken nauwelijks mogelijk was) (terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die weg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of (rijdende met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur) naar links heeft gestuurd en/of (daarbij) geheel of gedeeltelijk terecht is gekomen op het weggedeelte, bestemd voor het tegemoetkomend verkeer, zonder dat er enige te rechtvaardigen aanleiding of reden was om op dat weggedeelte (voor het tegemoetkomend verkeer) te (gaan) rijden, in elk geval niet, althans onvoldoende, heeft voldaan aan zijn verplichting zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, en/of (daarbij) een doorgetrokken streep is overgereden en/of (vervolgens) (deels) op die weghelft voor het tegemoetkomende verkeer is blijven rijden terwijl tegemoetkomend verkeer naderde en/of (vervolgens) onverhoeds/plotseling, althans zonder zich er voldoende van te vergewissen of zich naast hem verkeer bevond, dan wel of de weg vrij was, (terug) is gestuurd naar de - gezien zijn rijrichting – voor hem bestemde weghelft en/of(vervolgens) met zijn voertuig is gebotst tegen, althans in aanraking is gekomen met een hem tegemoetkomende motor en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer 1] werd gedood en/of [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel (heupfractuur en/of afgezet been, althans zeer ernstig beenletsel) heeft bekomen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 juli 2018 te of nabij Emmen, gemeente Emmen, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, N 34, en toen heeft gereden op die N 34, (welke weg een autoweg betrof, alwaar een maximum snelheid 100 kilometer per uur gold en/of een doorgetrokken streep voor de rijbaan van de rijrichting van verdachte was aangebracht en/of welke weg – op de locatie waar verdachte zich bevond - een rechte weg betrof, waarbij aan beide zijden van de weg (vrij) dicht op de rijbanen in de berm van
die weg een vangrail was geplaatst (waardoor uitwijken nauwelijks mogelijk was)) niet voortdurende de controle over het door hem gebezigde voortuig heeft gehouden en/of niet voortdurend achtzaam is geweest op het overige verkeer en/of met dat voertuig, gezien verdachtes rijrichting, de rijbaan – bestemd voor het tegemoetkomende verkeer - (deels) heeft bereden op een moment dat tegemoetkomend verkeer naderde, waaronder een
motorfiets, en/of (daarbij) een doorgetrokken streep heeft overschreden en/of onvoldoende rechts heeft gehouden waardoor, althans mede waardoor tussen genoemde voertuigen een
botsing of aanrijding, althans aanglijding is ontstaan, waarbij de bestuurder van die motorfiets om het leven is gekomen en/of de passagier van die motorfiets (zeer) ernstig gewond is geraakt, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft gesteld dat hij een black-out heeft gehad. Hij kan zich nog enkel herinneren dat zijn vrouw iets heeft geroepen en dat hij toen zag dat hij op de verkeerde weghelft reed. Hij heeft de auto toen naar zijn eigen weghelft (terug)gestuurd om te voorkomen dat hij een aanrijding zou krijgen met de hem tegemoetkomende vrachtwagen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 13 augustus 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 13 juli 2018 reed ik op de N34 in mijn auto.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 14 juli 2018, opgenomen op pagina 78 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018180933 van 5 oktober 2018, inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik reed in een Opel Mokka, kleur grijs. Ik had de auto gelijk bij het oprijden van de N34 op cruise control gezet. Het was mooi rustig op de weg. Ik reed 100 km/u.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 20 juli 2018, opgenomen op pagina 24 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Op 13 juli 2018 was ik, verbalisant, in privétijd onderweg aar huis. Ik was in burger gekleed en reed in mijn privéauto. Ik reed op de N34 net komende vanaf de N381.
Toen ik ongeveer ter hoogte van de hectometerpalen 62.1 en 62.2 reed, zag ik dat er een
rij voertuigen mij tegemoet kwam welke reden in de tegenovergestelde richting. Ik
bedoel hiermee in de richting van afslag N381van de N34.
Ik zag dat één voertuig opvallend uit de rij voertuigen ten opzichte van de rest
reed. Ik bedoel hiermee dat dit voertuig uit de rij reed en langzaam richting de
middenlijn reed. Ik zag dat dit een hoge personenauto was welke grijs van kleur was.
Ik zag dat dit grijze voertuig mij passeerde toen deze al op de witte middenlijn reed. Ik zag dat dit voertuig net nadat deze mij gepasseerd was langzaam over de middenlijn ging rijden en op mijn weghelft ging rijden. Het voertuig reed van mij af.
Ik zag dat dit voertuig geen richting aanwijzer aan had. Ik zag dat van dit voertuig
gedurende de tijd dat het op de voor hem verkeerde weghelft reed geen remlichten
oplichten.
Ik zag dit alles in de binnenspiegel van mijn auto. Ik zag in mijn binnenspiegel dat het verkeer wat op een afstand achter mij reed uitwijkmanoeuvres ging uithalen om niet met het grijze voertuig in botsing te komen.
Ik zag dat een kleine personenauto welke achteraf mintgroen van kleur was en in
dezelfde richting reed als ik, dusdanig uitweek door nagenoeg volledig in de berm te
gaan rijden. Ik zag dat het grijze voertuig langs dit voertuig reed en vervolgens
weer in de richting van de eigen rijbaan stuurde.
Ik verbalisant had inmiddels mijn voertuig wat afgeremd. Ik had het vermoeden dat
zich een groot verkeersongeval zou gaan voordoen. Ik zag op een gegeven moment in
mijn binnenspiegel ter hoogte van de plek waar ik de grijze auto weer naar de eigen
rijbaan had zien sturen allemaal voorwerpen door de lucht vliegen. Ik ging er vanuit
dat dit voertuigonderdelen waren.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 19 juli 2018, opgenomen op pagina 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Op 13 juli 2018 omstreeks 19.09 uur hoorde ik verbalisant dat door mijn collega per portofoon gemeld werd dat hij zojuist op de Rijksweg N34 nabij de kruising van die weg met de provinciale weg N381 getuige was van een ernstige aanrijding die daar zojuist plaats had gevonden.
Uit het door mij ter plaatse ingestelde onderzoek bleek mij dat er meerdere
voertuigen bij het ongeval betrokken waren.
Dit betroffen de voertuigen:
Opel Mokka personenauto met kenteken [kenteken 1]
Toyota Aygo met kenteken [kenteken 2]
Honda ST1100 motorfiets met kenteken [kenteken 3]
Renault Megane personenauto met kenteken [kenteken 4]
Aangetroffen situatie
Ik zag tijdens het aanrijden de Opel Mokka stilstaan op oostelijke rijstrook van de rijbaan van de N34, op het viaduct in de N34 ter hoogte van de Slenerweg, die ter plaatse onder de N34 doorloopt. Deze auto had aan de rechtervoorzijde aanrijdingschade.
Ik zag een rij-remspoor van meerdere tientallen meters (schatting) op de rijbaan vanaf de Opel Mokka dat eindigde op de westelijke rijstrook van de N34. Ik zag, dat op die rijstrook voor het begin van dat remspoor een vrachtauto stilstond.
De door mij aangetroffen ongevalssituatie strekte zich uit over een traject meer dan
100 meter.
Ik zag, dat op de oostelijke rijstrook de Renault personenauto met kenteken [kenteken 4]
stond die aan de voorzijde zwaar beschadigd was. Op dezelfde rijstrook tegen die
Renault personenauto lag op de rijbaan de tevens zwaar beschadigde Honda Motorfiets
met kenteken [kenteken 3] . Ik zag dat naast het linker voorwiel van de Renault personenauto een man in motorkleding lag. Dit betrof, naar mij later bleek de motorfietser. Ik zag dat door een tweetal personen kennelijk eerste hulp werd verleend aan het slachtoffer [slachtoffer 1] . Dit slachtoffer was niet bij kennis.
Ik zag enkele tientallen meters voorbij de Renault personenauto een tweede slachtoffer eveneens in motorkleding op de middenstreep op de rijbaan liggen. Naar mij later bleek betrof dit het slachtoffer [slachtoffer 2] , nader genoemd.
Door ambulance personeel werd mij kort na hun komst ter plaatse meegedeeld dat zij
bij het slachtoffer [slachtoffer 1] geen teken van leven meer hadden aangetroffen en zij hem
als overleden beschouwden. Over het slachtoffer [slachtoffer 2] werd mij meegedeeld dat zij beenletsel had en voor nadere behandeling zou worden overgebracht naar het UMCG te Groningen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanrijding misdrijf van 27 november 2018, opgenomen op pagina 8 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Op 13 juli 2018 te 19:08 uur kreeg ik kennis van een verkeersongeval.
Naar dit ongeval werd door mij samen met andere collega's terstond ter plaatse van het ongeval een nader onderzoek ingesteld.
[verdachte] reed als bestuurder van zijn personenauto merk Opel type Mokka voorzien
van kenteken [kenteken 1] in noordelijke richting over de N34 en begon nabij hm 62.3 de
rijstrook voor het hem ter plaatse tegemoetkomende verkeer te volgen.
Achter de verdachte [verdachte] reed op dat moment de betrokkene/getuige [getuige 3] als bestuurder van zijn personenauto, merk Renault, type Megane voorzien [kenteken 4]
Uit tegenovergestelde richting naderde op dat moment de betrokkene/getuige [getuige 1] als
bestuurster van haar personenauto, merk Toyota type Aygo met kenteken [kenteken 2] rijdende in zuidelijke richting.
Als eerste voertuig achter betrokkene [getuige 1] reed de betrokkene [slachtoffer 1] als bestuurder
van zijn motorfiets, merk Honda type ST1100 met kenteken [kenteken 3] . Als passagier bevond zich achterop de motorfiets het slachtoffer [slachtoffer 2] .
Achter betrokkene [slachtoffer 1] reed de getuige [getuige 2] , die op dat moment een vrachtauto bestuurde.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 13 juli 2018, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Op 13 juli 2018 omstreeks 22.15 uur vond in het Scheper ziekenhuis Boermarkeweg 60 te Emmen de schouw plaats in het mortuarium op het lichaam van de overledene [slachtoffer 1] geboren op [geboortedatum 2] 1954 [geboorteplaats 2] .
De schouw werd uitgevoerd door de GGD-arts dokter M.F. Hau en de collega's Lubben en Kruizinge van de VOA van de politie Noord-Nederland. Na de schouw bleek dat de overledene was overleden aan inwendig letsel.
7. Een geneeskundige verklaring, op 15 augustus 2018 opgemaakt en ondertekend door E.F.M. Veldhuis, chirurg, opgenomen op pagina 22 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als zijn/haar geneeskundige verklaring:
Medische informatie betreffende:
[slachtoffer 2]
A. Uitwendig waargenomen letsel:
1. Ernstige heupfractuur li met perforatie kop door de heupkom
2. Sacrumfractuur Re
3. Open tibiaplateau fractuur re
4. Enkel fractuur li met voetletsel
E. Overige van belang zijnde informatie
Zeer ernstig gewond aan bekken en benen
F. Geschatte duur van de genezing:
Maanden- Jaren
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 23 juli 2018, opgenomen op pagina 56 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Ik reed als bestuurster van mijn Toyota personenauto met kenteken [kenteken 2] over de
N34 in zuidelijke richting in de richting van Coevorden. Toen ik de oprijstrook vanaf de N381 in de richting van Coevorden opreed, reed ook een motorrijder iets na mij die oprijstrook op. Die reed mij aanvankelijk wel wat snel achter op en voegde achter mij
in op de N34. Daar nam de motorrijder wel behoorlijk afstand tot hij op een in mijn
beleving in een voor mij prettige afstand achter mij bleef reden.
Kort nadat ik de N34 was opgereden zag ik vanuit de rij tegemoet komend verkeer
vanuit de richting Coevorden een auto zich losmaken uit die rij mij daar naderende
auto's. Die begon gezien zijn rijrichting mij dus te naderen over de voor die
bestuurder linkerrijstrook. Ik zag vervolgens ook dat die bestuurder daar gewoon in
mijn richtring bleef rijden en geen aanstalten maakte terug te sturen naar zijn eigen weghelft.
Toen ik zag dat de bestuurder die mij over mijn weghelft tegemoet reed niet terug
ging naar zijn eigen weghelft, ben ik vol in de remmen gegaan en heb toen ik zag dat
er een frontale aanrijding dreigde op het laatste moment naar rechts uitgeweken
waarbij ik met de rechterzijde van de door mij bestuurde auto tegen de vangrail
rechts van de rijbaan terecht kwam en mijn auto daardoor over de gehele rechterzijde
beschadigd raakte.
Ik zag nog in mijn ooghoeken dat er vervolgens links van mij een aanrijding tussen de
auto ontstond waarvoor ik was uitgeweken en de motor die aanvankelijk achter mij reed.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 14 juli 2018, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 3] :
Ik reed in mijn Renault Megane, voorzien van kenteken [kenteken 4] over de N34. Ter hoogte van ongeveer hectometerpaal 62.4 reed ik achter een kleine grijze auto. Ik zag dat deze auto richting de middenstreep reed en vervolgens op de rijbaan terecht kwam voor het tegemoetkomend verkeer. Ik zag dat er een motorrijder vanuit de tegengestelde richting aan kwam rijden. Deze motor probeerde de grijze auto te ontwijken door over de middenstreep te gaan rijden. Ik zag dat de grijze auto plots weer terug richting eigen weghelft stuurde. Het volgende moment botste de motor frontaal tegen mijn auto aan. Het ging allemaal ontzettend snel. Ik denk dat de motor nog een tik van de grijze auto heeft gehad en daarom uit balans is geraakt en tegen mijn auto aan is gereden. Ik probeerde nog te remmen, maar het mocht niet meer baten. Ik hoorde een enorme klap en ik zag iemand over mijn auto vliegen. Toen zag ik een hoop rook in de auto. Ik dacht dat mijn auto in de brand stond. Toen ik stil stond, ben ik aan de rechterzijde uitgestapt. Ik zag dat er een man links voor mijn auto op de grond lag. Een stuk terug zag ik iemand op de grond liggen en hoorde de persoon schreeuwen.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal Plaats-delict Verkeers Ongevallen Analyse van 17 oktober 2018, nummer 20072018.1915.5300, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Aangetroffen betrokkenen
Bij dit ongeval waren de volgende voertuigen betrokken:
Voertuig 1 - Opel
Personenauto, merk Opel, type Mocca, kleur grijs, kenteken [kenteken 1] , hierna genoemd: Opel.
Voertuig 2 - Honda
Motorfiets, merk Honda, type SC 26, kleur blauw, kenteken [kenteken 3] , hierna genoemd: Honda.
Voertuig 3 - Renault
Personenauto, merk Renault, type Megane, kleur grijs, kenteken [kenteken 4] , hierna genoemd Renault.
Voertuig 4 - Toyota
Bedrijfsauto: merk Toyota, type Aygo, kleur blauw, kenteken [kenteken 2] , hierna genoemd Toyota.
Ik zag dat het ongeval had plaats gevonden op de N34 ongeveer ter hoogte van Hmp 62.6 te Emmen, gelegen in de gemeente Emmen. De N34 betrof een autoweg, dit werd aangegeven middels bord G3, hetgeen betekent autoweg. De toegestane maximum snelheid ter plaatse was 100 km/h.
De N34 had ter plaatse zijn verloop van Emmen naar Odoorn en vice versa en was bestemd voor verkeer in beide richtingen. Ik zag dat de N34 ter plaatse was voorzien van een doorgetrokken groene aslijn. Aan de zijde van de groene aslijn, gezien vanuit de richting Odoorn bevond zich een onderbroken witte lijn. Aan de zijde van de groen aslijn, gezien vanuit de richting Emmen, bevond zich een ononderbroken witte lijn. Ik zag dat de N34 aan beide zijden was voorzien van een witte ononderbroken kantlijn. Ter plaatse betrof het een recht weggedeelte van de N34.
Het ongeval had plaats gevonden op de N34 op een recht weggedeelte van de N34. Op dit weggedeelte was het uitzicht vrij voor alle betrokken bestuurders van de betrokken voertuigen. Ter plaatse waren er geen omgevingsfactoren die van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan, verloop of de gevolgen van dit ongeval.
Wij zagen dat de Opel schade had aan de rechterzijde ter hoogte van het rechtervoorwiel. Wij zagen dat het rechter voorspatbord beschadigd was en dat de rechtervoorband lek was. Tevens zagen wij dat de rechterbuitenspiegel ontbrak en dat de rechter voorportier beschadigd was. Wij zagen dat op het rechter voorspatbord van de Opel een stukje zwarte stof zat welke qua kleur en samenstelling overeen kwam met de broek van de bestuurder van de Honda. Uit onderzoek is komen vast te staan dat dit stukje stof afkomstig was van de broek van de bestuurder van de Honda.
Op het wegdek werd een walkspoor aangetroffen, dit is een spoor welke veroorzaakt wordt door het rijden met een lekke band. Wij zagen dat dit spoor eindigde onder het rechtervoorwiel van de Opel, hieruit konden wij concluderen dat de op het wegdek aanwezige walkspoor veroorzaakt is door de Opel. De aanvang van dit spoor bevond zich op de rechter weghelft van de N34 iets voorbij Hmp 62.3. Het botspunt van dit ongeval heeft iets voor aanvang van het walkspoor gelegen. De rechtervoorband van de Opel was lek geslagen door de aanrijding met de Honda. Het botspunt van dit ongeval lag op de rechterweghelft van de N34, de weghelft van de Honda.
Gezien het bovenstaande zal het volgende hebben plaats gevonden. De bestuurder van de Opel en de Renault hadden gereden over de N34 komende uit de richting Emmen en gaande in de richting Odoorn. De bestuurder van de Toyota en Honda hadden gereden over de N34 komende uit de richting Odoorn en gaande in de richting van Emmen. Dit is de tegenovergestelde richting van de Opel en de Renault. Op een voor ons onduidelijke reden is de bestuurder van de Opel op de voor hem verkeerde weghelft terecht gekomen, welke bestemd was voor het verkeer uit tegenovergestelde richting. De bestuurder van de Toyota kon door uitwijken in de berm een frontale aanrijding voorkomen, echter de linker buitenspiegel van de Opel en de Toyota hebben elkaar zeer vermoedelijk geraakt. Tevens is door het uitwijken van de bestuurster van de Toyota, de Toyota met de rechterzijkant tegen de in de berm staande vangrail gereden. De achter de Toyota rijdende Honda kon een aanrijding met de Opel niet meer voorkomen en botste met de rechterzijde van de Honda tegen de rechterzijde van de Opel aan. Door deze aanrijding is de Honda ten val gekomen en zijn de bestuurder en de Honda over het asfalt gegleden en op de weghelft gekomen bestemd voor tegemoetkomend verkeer. De bestuurder van de uit de richting Emmen naderende Renault kon een aanrijding met de bestuurder van de Honda en de Honda niet meer voorkomen. De bestuurder van de Honda is ter plaatse aan zijn verwondingen overleden. De passagier van de Honda raakte ten gevolge van de aanrijding zwaargewond.
Bewijsoverweging
Bij de vraag of sprake is van 'schuld' aan een verkeersongeval in de zin van art. 6 WVW 1994 komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij komt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte, met de door hem bestuurde auto een doorgetrokken streep heeft overschreden en op de weghelft voor het hem tegemoetkomend verkeer terecht is gekomen. Op die weghelft reed een motorfiets met [slachtoffer 1] als bestuurder en [slachtoffer 2] als passagier. De bestuurder van de motorfiets heeft geprobeerd de auto van verdachte te ontwijken. Toen verdachte terugstuurde naar zijn eigen weghelft is er een aanrijding ontstaan tussen verdachtes auto en de motorfiets. Door deze aanrijding kwam de motorfiets ten val en is deze over de weg gegleden naar de weghelft van het voor [slachtoffer 1] tegemoetkomend verkeer, waar [getuige 3] , rijdend in de Renault Megane, hem niet meer kon ontwijken. [slachtoffer 1] is ter plaatse aan zijn verwondingen overleden. Ten gevolge van de aanrijding heeft [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Het verkeersgedrag van verdachte leidt in beginsel tot de conclusie dat verdachte zich aanmerkelijk onoplettend heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte als bedoeld in art. 6 WVW te wijten is. Dat kan evenwel anders zijn indien omstandigheden zijn aangevoerd en aannemelijk zijn geworden - bijvoorbeeld dat verdachte ten tijde van het ongeval in verontschuldigbare onmacht verkeerde - waaruit volgt dat van schuld in vorenbedoelde zin niet kan worden gesproken.
Verdachte heeft gesteld dat hij een black-out moet hebben gehad, waardoor hij op de voor hem verkeerde weghelft is terechtgekomen. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij geen verklaring heeft voor deze black-out, nu hij verder gezond is, geen medicijnen gebruikt en hij niet bekend is met eerdere black-outs. Verdachte is direct na het ongeval medisch onderzocht, waaruit is gebleken dat hij gezond is.
Hieruit leidt de rechtbank af dat er geen medische gronden zijn, die een verontschuldigbare onmacht in de vorm van een black-out aannemelijk maken. Evenmin bevinden zich in het dossier medische verklaringen of andere aanwijzingen waaruit de aannemelijkheid van de door de verdediging geopperde black-out blijkt.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de gestelde verontschuldigbare onmacht onvoldoende is gebleken, dan wel aannemelijk is geworden. Er is daarom sprake van een verkeersongeval dat te wijten is aan de schuld van verdachte, als bedoeld in art. 6 WVW 1994.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 13 juli 2018 te Emmen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg N34, aanmerkelijk onoplettend heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, op de N34, zijnde een autoweg waar een maximum snelheid van 100 kilometer per uur gold en waar een doorgetrokken streep voor de rijbaan van de rijrichting van verdachte was aangebracht en welke weg - op de locatie waar verdachte zich bevond - een rechte weg betrof, waarbij aan beide zijden van de weg vrij dicht op de rijbanen in de berm van die weg een vangrail was geplaatst waardoor uitwijken nauwelijks mogelijk was, terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, niet op het voor hem gelegen gedeelte van die weg en het overige verkeer heeft gelet en is blijven letten, en rijdende met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur naar links heeft gestuurd en daarbij terecht is gekomen op het weggedeelte, bestemd voor het tegemoetkomend verkeer, zonder dat er enige te rechtvaardigen aanleiding of reden was om op dat weggedeelte voor het tegemoetkomend verkeer te gaan rijden en daarbij een doorgetrokken streep is overgereden en vervolgens op die weghelft voor het tegemoetkomend verkeer is blijven rijden, terwijl tegemoetkomend verkeer naderde en met zijn voertuig in aanraking is gekomen met een hem tegemoetkomende motor en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer 1] werd gedood en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel (heupfractuur en zeer ernstig beenletsel) heeft bekomen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft geen verweer gevoerd tegen de strafeis.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 15 juli 2019, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Hij is met zijn auto over een doorgetrokken streep gereden en op het weggedeelte van het tegemoetkomend verkeer terechtgekomen, waardoor een aanrijding ontstond met een motorfiets. [slachtoffer 1] , de bestuurder van die motor, is als gevolg van het ongeval overleden. Het leed dat daardoor aan de nabestaanden is toegebracht is onbeschrijflijk groot en zeer ingrijpend.
[slachtoffer 2] - de partner van [slachtoffer 1] - zat achter op de motor. Door het verkeersongeval heeft zij zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Ter zitting is gebleken dat de verwondingen aan haar been uiteindelijk hebben geleid tot de amputatie ervan. Naast het verlies van haar partner en de daarmee gepaard gaande emotionele pijn, heeft het ongeluk voor haar zeer verstrekkende lichamelijke gevolgen gehad, waarvoor een langdurig revalidatietraject noodzakelijk was en waarmee zij de rest van haar leven geconfronteerd zal blijven.
Bij de keuze voor de op te leggen straf en het bepalen van de hoogte ervan heeft de rechtbank tot uitgangspunt genomen wat in de jurisprudentie doorgaans wordt opgelegd voor het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval. De LOVS oriëntatiepunten noemen voor het begaan van dit misdrijf als strafmaat een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegd voor de duur van een jaar.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat hij niet eerder is veroordeeld voor verkeersfeiten en ook overigens niet met politie en justitie in aanraking is geweest. In strafverminderende zin houdt de rechtbank eveneens rekening met de omstandigheid dat verdachte een berouwvolle indruk maakt en dat hij betrokkenheid heeft getoond nadat [slachtoffer 1] is overleden en [slachtoffer 2] gewond is geraakt. Zo heeft verdachte een brief naar [slachtoffer 2] gestuurd en middels slachtofferhulp heeft een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer 2] . Een tweede gesprek is inmiddels ook al gepland.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde staf passend en geboden en zal deze opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf, voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen- bromfietsen daaronder begrepen - voor de tijd van twaalf maanden.
Bepaalt dat van deze bijkomende straf een gedeelte, groot zes maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde vóór het tijdstip waarop de uitspraak voor wat betreft de bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, mr. M.A.A. van Capelle en mr. M. van Steenhoven, rechters, bijgestaan door mr. D.M.A. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 augustus 2019.