ECLI:NL:RBNNE:2019:3714

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 augustus 2019
Publicatiedatum
27 augustus 2019
Zaaknummer
18/820097-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens meerdere winkeldiefstallen met oplegging van ISD-maatregel

Op 26 augustus 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1966 en thans gedetineerd in PI Overijssel, PIV Zwolle. De verdachte is bijgestaan door haar advocaat, mr. J. Boelstra, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R. van der Heide. De zaak betreft meerdere winkeldiefstallen die plaatsvonden in Groningen en Drachten in 2019. De verdachte heeft op verschillende data goederen weggenomen uit winkels, waaronder verzorgingsproducten en kleding, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening. De rechtbank heeft de feiten 1 tot en met 5 wettig en overtuigend bewezen verklaard, waarbij de verdachte deze feiten duidelijk heeft bekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de afgelopen jaren veelvuldig is veroordeeld wegens vergelijkbare feiten en dat zij op de veelplegerslijst staat. De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar gevorderd, terwijl de verdediging pleitte voor een voorwaardelijke maatregel met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de oplegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is ter beveiliging van de maatschappij en ter beëindiging van de recidive van de verdachte. De rechtbank heeft de vorderingen tot tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling afgewezen, omdat de onvoorwaardelijke ISD-maatregel zal worden opgelegd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar gemaakt op 26 augustus 2019.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820097-19
ter berechting gevoegd parketnummers 18/720006-19 en 18/820158-19
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 18/150715-16, 18/820095-17 en 18/720075-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 augustus 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans gedetineerd te PI Overijssel, PIV Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 augustus 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Boelstra, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 11 maart 2019 te Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een aantal potjes vaseline en een verpakking Bisolvon hoestdrank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
zij op of omstreeks 5 januari 2019, te Drachten, althans in de gemeente Smallingerland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een winkel aan de [adres 1] heeft weggenomen twee, althans een, verzorgingsproduct(en) van het merk Palmolive, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
zij op of omstreeks 5 januari 2019, te Drachten, althans in de gemeente Smallingerland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een winkel aan de [adres 2] heeft weggenomen een aantal verzorgingsproducten, merk Dove en/of nepwimpers en/of drie, althans een aantal, panty's en/of zes, althans een aantal, spenen en/of een badcape, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4.
zij op of omstreeks 29 april 2019 te Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen sokken en/of knijpbeestjes en/of slippers en/of een shopper, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [benadeelde partij 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
5.
zij op of omstreeks 29 april 2019 te Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (kinder)kleding, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan het winkelbedrijf [benadeelde partij 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1, 2, 3, 4 en 5.
Standpunt van de verdediging
Namens verdachte is geen verweer gevoerd tegen de tenlastegelegde feiten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feiten 1, 2, 3, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
feit 1
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 augustus 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 maart 2019, opgenomen op pagina 16 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019062170 d.d. 12 maart 2019, inhoudend de verklaring van [verbalisant 1] .
feit 2
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 augustus 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 januari 2019, opgenomen op pagina 11 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019004976 d.d. 6 januari 2019, inhoudend de verklaring van [verbalisant 2] .
feit 3
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 augustus 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 januari 2019, opgenomen op pagina 15 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019004976 d.d. 6 januari 2019, inhoudend de verklaring van [verbalisant 3] .
feit 4
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 augustus 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 april 2019, opgenomen op pagina 18 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019109021 d.d. 30 april 2019, inhoudend de verklaring van [verbalisant 4] .
feit 5
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 augustus 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 30 april 2019, opgenomen op pagina 27 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019109021 d.d. 30 april 2019, inhoudend de verklaring van [verbalisant 5] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1, 2, 3, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
zij op 11 maart 2019 te Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een aantal potjes vaseline en een verpakking Bisolvon hoestdrank, toebehorende aan het winkelbedrijf [benadeelde partij 1] ;
2.
zij op 5 januari 2019 te Drachten met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een winkel aan de [adres 1] heeft weggenomen twee verzorgingsproducten van het merk Palmolive, toebehorende aan [benadeelde partij 2] ;
3.
zij op 5 januari 2019 te Drachten met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een winkel aan de [adres 2] heeft weggenomen een aantal verzorgingsproducten, merk Dove en nepwimpers en drie panty's en zes spenen en een badcape, toebehorende aan [benadeelde partij 3] ;
4.
zij op 29 april 2019 te Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen sokken en knijpbeestjes en slippers en een shopper, toebehorende aan het winkelbedrijf [benadeelde partij 3] ;
5.
zij op 29 april 2019 te Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen kinderkleding, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [benadeelde partij 4] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. diefstal
2. diefstal
3. diefstal
4. diefstal
5. diefstal
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte ter zake van feiten 1, 2, 3, 4 en 5 de maatregel wordt opgelegd tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren (hierna: ISD-maatregel).
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gepleit voor een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders met bijzondere voorwaarden zoals door hulpverleningsorganisatie Unlimited is geadviseerd bij e-mail van 9 augustus 2019, gericht aan de raadsvrouw en zoals toegelicht ter zitting. Het opleggen van deze bijzondere voorwaarden zal tot een uitgebreid hulpprogramma leiden, bestaande uit onder andere dagbesteding, dagelijkse ambulante begeleiding, dagelijks methadon en het opstarten van psychodiagnostisch onderzoek en psychotherapie. De raadsvrouw vindt de oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel voldoende, omdat verdachte in de afgelopen jaren veel klinische en ambulante behandelingen met goed gevolg heeft afgerond. Ook laat verdachte zich goed begeleiden. Verdachte verkrampt op het moment dat haar teveel hulpverlening wordt aangeboden. De reclassering heeft niet serieus gekeken naar alternatieve behandelingsmethoden, maar er ligt nu wel een plan waarbij het aantal hulpverleners zal worden teruggebracht en het daarmee overzichtelijker zal worden voor verdachte.
Subsidiair verzoekt de raadsvrouw om aanhouding van verdere behandeling van de zaak, teneinde in de gelegenheid te worden gesteld om de reclasseringsrapporten die aan het recente reclasseringsadvies ten grondslag liggen te bestuderen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de reclasseringsrapportage, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Verdachte heeft in korte tijd vijf winkeldiefstallen gepleegd. Winkeldiefstallen zorgen voor veel overlast en hinder voor de gedupeerde winkeliers, en ook de samenleving wordt hierdoor benadeeld.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat zij in de afgelopen twintig jaar veelvuldig is veroordeeld wegens winkeldiefstallen. Sinds 2017 staat zij op de veelplegerslijst.
In het reclasseringsrapport wordt uiteengezet dat de kans op recidive hoog is, ondanks de intensieve klinische en ambulante behandelingen en begeleiding door de reclassering en Unlimited thans en in het verleden. Verdachte kampt met een harddrugsverslaving; zij wordt daarvoor behandeld middels het methadonprogramma van Verslavingszorg Noord-Nederland (VNN). Naast een harddrugsverslaving is bij verdachte sprake van een ontwikkelingsstoornis, een relatief hoge lijdensdruk en beperkt zelfinzicht. Verdachte heeft geruime tijd veel hulpverlening om zich heen. Zij wordt intensief begeleid door Unlimited, is onder bewind gesteld en voor de verstrekking van methadon is zij in beeld bij VNN. Daarnaast is zij langdurig bekend bij de reclassering.
Van september tot december 2017 is zij opgenomen geweest in het Intramuraal Motivatie Centrum (IMC). Tijdens een verlofmoment is zij teruggevallen in het gebruik van harddrugs. De behandelaren van het IMC hebben een langdurige klinische behandeling geadviseerd, maar hiertoe was verdachte niet bereid. Vervolgens is zij voor langdurige ambulante behandeling aangemeld bij GGZ Lentis. Deze behandeling is niet van de grond gekomen, omdat verdachte onvoldoende stabiel was. In februari 2018 is zij wederom opgenomen geweest in het IMC. Daarna is verdachte van mei tot juli 2018 opgenomen geweest in kliniek Vossenloo, waar zij werd behandeld voor haar verslaving en systeemtherapie en psychomotorische therapie kreeg. Tegelijkertijd is zij in deze periode aangemeld bij de Forensische Polikliniek voor psychotherapie. Op de momenten dat verdachte thuis was, verviel zij in passiviteit. Regelmatig kwam zij afspraken met de hulpverlening niet na en heeft zij hulpverlening op afstand gehouden.
Zonder langdurig ISD-kader blijft het recidiverisico hoog.
Gelet op de conclusies en bevindingen uit dit reclasseringsrapport ziet de rechtbank geen aanleiding om de eerdere rapportages die tot het adviesrapport hebben geleid te laten toevoegen aan het strafdossier. De rechtbank zal het subsidiaire standpunt van de raadsvrouw dan ook verwerpen.
De door verdachte begane feiten omvatten misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan deze misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld, de feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen, er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van de maatregel. Gelet op de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers is de officier van justitie bevoegd tot het vorderen van oplegging van de ISD-maatregel in de onderhavige zaak. Aan de voorwaarden voor oplegging van de ISD-maatregel is dus voldaan.
De rechtbank acht de oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel geboden ter beveiliging van de maatschappij en ter beëindiging van de recidive van verdachte. De reeds aangeboden hulp- en begeleidingstrajecten zijn tot dusver onvoldoende gebleken om recidive te voorkomen. Dit is voor een groot deel toe te schrijven aan de weigerachtige houding van verdachte om aan dergelijke hulp- en begeleidingstrajecten mee te werken. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat zij het stressvol vindt wanneer zij wordt omringd door meerdere hulpverleners; zij neigt dan tot wegduikgedrag. Door zowel de reclassering als namens Unlimited is dit bevestigd. De rechtbank ziet hierin reden om niet over te gaan tot het opleggen van een voorwaardelijke ISD-maatregel met bijzondere voorwaarden zoals door Unlimited voorgesteld, nu hierbij zich juist een keur aan hulpverleners bij verdachte meldt.
De rechtbank acht het niet realistisch dat de problematiek van verdachte binnen korte tijd zodanig kan afnemen dat het recidivegevaar in die korte tijd tot een acceptabel niveau daalt. Daarom is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. De rechtbank zal de maatregel dan ook voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat de problematiek van verdachte bij aanvang van de opname in de ISD-kliniek (opnieuw) zal worden gediagnosticeerd, waarna met voortvarendheid een plan van aanpak voor haar behandeling wordt opgesteld.
De rechtbank zal aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opleggen voor de duur van twee jaren.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Indien de rechtbank tot het opleggen van deze ISD-maatregel overgaat, heeft de officier van justitie de afwijzing van de vorderingen tot tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling met parketnummers 18/150715-16, 18/820095-17 en 18/720075-18 gevorderd.
Bij onherroepelijke vonnissen van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 21 oktober 2016, 25 september 2017 en 11 januari 2019, is verdachte veroordeeld tot onder meer deels voorwaardelijke gevangenisstraffen wegens (winkel-)diefstallen. De achtereenvolgende proeftijden zijn nog niet geëindigd. Als algemene voorwaarde is gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De rechtbank stelt vast dat het vonnis van 21 oktober 2016, bekend onder parketnummer 18/150715-16, al ten uitvoer is gelegd. De officier van justitie zal in die vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank zal de vorderingen tot tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling en bekend onder de parketnummers 18/820095-17 en 18/720075-18 afwijzen, omdat aan verdachte de onvoorwaardelijke ISD-maatregel zal worden opgelegd en de vorderingen ook zien op de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Legt aan verdachte op de maatregel tot:
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling

onder parketnummer 18/150715-16:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 21 oktober 2016.
onder parketnummer 18/820095-17:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 25 september 2017.
onder parketnummer 18/720075-18:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 11 januari 2019.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. H.R. Bracht en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. E.W. Jeuring, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 augustus 2019.
Mr. Eelsing is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.