ECLI:NL:RBNNE:2019:3701

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 augustus 2019
Publicatiedatum
26 augustus 2019
Zaaknummer
18/249468-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens ontuchtige handelingen met een minderjarige en mishandeling van de partner

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 26 augustus 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige en mishandeling van zijn partner. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen met een driejarig meisje, waarbij de verklaringen van de moeder van het slachtoffer en haar partner werden ondersteund door forensisch bewijs. De verdachte voerde aan dat het forensisch bewijs per ongeluk op het lichaam van het slachtoffer was gekomen, maar de rechtbank achtte dit scenario niet aannemelijk en verwierp het verweer. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van seksueel binnendringen, omdat er geen bewijs was dat dit had plaatsgevonden.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van mishandeling van zijn levensgezel, waarbij de rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn partner had geslagen tijdens een ruzie, wat resulteerde in letsel. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster geloofwaardig waren en dat het noodweerscenario dat de verdachte schetste niet werd ondersteund door feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vijftien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en stelde bijzondere voorwaarden aan de verdachte, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/249468-18
ter berechting gevoegd parketnummer 18/097706-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 augustus 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 augustus 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.M. Suurmeijer, advocaat te Stadskanaal. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is na nadere omschrijving van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
18/249468-18
1.
hij op of omstreeks 14 juli 2017 te Musselkanaal, gemeente Stadskanaal, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2013, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht;
2.
hij op of omstreeks 14 juli 2017 te Musselkanaal, gemeente Stadskanaal, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2013, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hebbende verdachte
- zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis tussen en/of tegen de schaamlippen en/of in en/of tegen de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht, en/of
- zich in de (onmiddellijke) nabijheid van die [slachtoffer 1] afgetrokken (waarna/waarbij zijn, verdachtes, sperma op/in die [slachtoffer 1] is gekomen);
18/097706-19
hij op of omstreeks 23 februari 2019 te Musselkanaal, gemeente Stadskanaal zijn levensgezel, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door haar meermalen te slaan/stompen en/of meermalen te trappen/schoppen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het tenlastegelegde. Met betrekking tot de mishandeling vordert de officier van justitie dat verdachte wordt vrijgesproken voor zover het tenlastegelegde ziet op het trappen/schoppen van aangeefster.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot het zedendelict heeft het slachtoffer, desgevraagd door een verbalisant, geen verklaring afgelegd. De verklaringen van de moeder van het slachtoffer en haar partner zijn 'van horen zeggen' en zij hebben zelf op basis van die veronderstelde gebeurtenissen conclusies getrokken.
De spermacellen die op de buitenste schaamlippen van het slachtoffer zijn aangetroffen zijn afkomstig van eerder seksueel contact tussen verdachte en zijn partner. Na die seks heeft verdachte zich niet gedoucht en hij heeft zijn handen niet gewassen. Verdachte heeft het slachtoffer geholpen met aankleden, en waarschijnlijk zijn daarbij spermacellen van de hand(-en) van verdachte op het lichaam van slachtoffer terecht gekomen. Het ontbreekt aan bewijs dat het lichaam van het slachtoffer seksueel is binnengedrongen, nu geen celmateriaal is aangetroffen in het lichaam van het slachtoffer.
Met betrekking tot de mishandeling heeft verdachte zich tijdens een huiselijke ruzie moeten afweren tegen een klap met een paraplu door aangeefster. Daarbij heeft hij mogelijk aangeefster geraakt. De foto's die zich in het dossier bevinden tonen niet aan dat aangeefster letsel heeft bekomen van dit voorval.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
18/249468-18
1. De door verdachte ter zitting van 12 augustus 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 14 juli 2017 zat [slachtoffer 1] naakt bij mij op de bank.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 juli 2017, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017186305 d.d. 30 april 2018, inhoudend als verklaring van [moeder slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte namens mijn dochter [slachtoffer 1] . In oktober wordt zij 4 jaar.
Op vrijdag 14 juli 2017 paste [verdachte] op [slachtoffer 1] . Thuis heb ik [slachtoffer 1] opgehaald bij [verdachte] . [slachtoffer 1] vertelde mij dat ze [verdachte] zijn slurf heeft gezien op de bank. Ik heb haar nog een keer gevraagd of ze mij kon vertellen wat er nog meer was gebeurd. Toen kwam ze op een gegeven moment ... 'mamma [verdachte] deed ook' toen maakte ze een aftrekbeweging en had ze het over melk dat er uitkwam. Het bleef eerst een tijdje stil, ze lag lekker bij me. Toen kwam ze omhoog en toen kwam het er uit. De melk was op zijn buik gekomen en dat moest ze proeven. Ik heb haar nog gevraagd of hij nog bij haar tut was geweest. Toen deed ze met haar hand voor dat hij met zijn piemel bij haar tussendoor was geweest en met zijn vingers. Bij haar vagina. Ze ging met haar hele hand langs haar vagina, van voor naar achter. Toen heb ik gevraagd of hij dat met zijn hand of met zijn slurf had gedaan. Toen zei zij met zijn slurf.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 16 juli 2017, opgenomen op pagina 36 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [stiefvader slachtoffer 1] :
Ik heb een relatie met [moeder slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] is haar dochter. Wij wonen in Musselkanaal.
Vrijdag 14 juli 2017 kwam ik thuis van werk. Toen heeft [moeder slachtoffer 1] [slachtoffer 1] opgehaald bij [verdachte] . [slachtoffer 1] kwam naast mij zitten. Ineens zegt ze tegen me "ik heb [verdachte] zijn slurf gezien en die is veel groter dan die van [naam 1] ". Ik ben geschrokken en werd boos. Dat is niet iets dat je wil horen, ik vroeg haar "hoe je hebt [verdachte] zijn slurf gezien, hoe waar"? Ze zei "op de bank". Ik vroeg aan haar "wat heb jij dan precies gezien?" Ze zei "zijn slurf". Ik vroeg "moest hij dan plassen" Nee zei ze, "hij lag op de bank". Ik heb haar gevraagd "waarom heb jij dan dat gezien? wat is er gebeurd" Ik vroeg ook "heeft hij daar iets mee gedaan”. Ze zei "hij heeft aan mijn tut gezeten." Ik vroeg "waarmee?" Zij zei "met zijn slurfje". Ik zei tegen haar dat ik even wilde kijken. Ik heb haar broek uitgedaan en heb gekeken. Ik zag dat er wel vocht zat bij haar schaamlippen.
4. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2017.07.18.094, d.d. 25 januari 2018, opgenomen op pagina 102 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017186305 d.d. 30 april 2018, opgemaakt door M.J.W. Pouwels, op de door de deskundige afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als verklaring:

tabel 1 resultaten onderzoek naar biologische sporen

Omschrijving bemonstering
Aanwijzing spermavloeistof
Spermacellen waargenomen
Aanwijzing speeksel
Veiliggesteld voor DNA-onderzoek als
tongbasis
Nee
Nee
n.v.t.
[SIN-nummer 1]
binnenkant lippen/ buitenkant tandenrij
Nee
Nee
n.v.t.
[SIN-nummer 2]
buitenste schaamlippen 'nat'
Ja
Ja
Nee
[SIN-nummer 3]
binnenste schaamlippen 'nat'
Ja
Nee
Nee
[SIN-nummer 4]
tussen billen 'nat'
Ja
Nee
Nee
[SIN-nummer 5]
om de anus 'nat'
Nee
Nee
Nee
[SIN-nummer 6]
in de anus 'droog'
Nee
Nee
Nee
[SIN-nummer 7]
Resultaten, interpretatie en conclusie 2
Van het referentiemonster bloed [referentienummer 1] van het slachtoffer [slachtoffer 1] is een DNA-profiel verkregen. Dit DNA-profiel en het eerder verkregen DNA-profiel van de verdachte [verdachte] [referentienummer 2] (geboren op [geboortedatum 1] 1987) zijn betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek).
In Tabel 2 staat vermeld van wie het celmateriaal op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek afkomstig kan zijn.

tabel 2 Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek

SIN
Celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
Toelichting
[SIN-nummer 3]
[slachtoffer 1] en
[verdachte] (sperma)
n.v.t.
kleiner dan 1 op 1 miljard '(DNA-profiel van sperma)'
1
[SIN-nummer 1]
[SIN-nummer 2]
[SIN-nummer 4]
[SIN-nummer 5]
[SIN-nummer 6]
[SIN-nummer 7]
slachtoffer [slachtoffer 1]
n.v.t.
1,2
Toelichting:
1. Vanwege de gevonden matches met het DNA-profiel van het slachtoffer [slachtoffer 1] [referentienummer 1] en
omdat het bemonsteringen van haar lichaam betreft, wordt aangenomen dat deze bemonsteringen
celmateriaal bevatten dat van het slachtoffer zelf afkomstig is.
2. In de bemonsteringen [SIN-nummer 4] en #05 zijn aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid
van spermavloeistof. BIJ het DNA-onderzoek is in deze bemonsteringen een zeer geringe hoeveelheid
mannelijk DNA-gemeten. Met aanvullend DNA-onderzoek kan worden getracht om meer genetische
informatie van een mannelijke donor In deze bemonsteringen te verkrijgen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
betrouwbaarheid van de verklaringen
De rechtbank acht de verklaringen van de moeder van het slachtoffer en haar partner geloofwaardig. Zowel op hoofdlijnen als op details verklaren zij gelijkluidend over wat het destijds driejarige slachtoffer hen heeft verteld. De verklaringen vinden steun in het forensisch bewijs. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van die verklaringen.
geen seksueel binnendringen
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten dat verdachte met zijn vinger(s) en/of zijn penis het lichaam van het slachtoffer seksueel is binnengedrongen. De moeder van het slachtoffer en haar partner verklaren hierover niets. Het NFI heeft geen spermacellen aangetroffen in het lichaam van het slachtoffer, de binnenste schaamlippen daaronder begrepen. De enkele aanwijzing van spermavloeistof op de binnenste schaamlippen acht de rechtbank onvoldoende om seksueel binnendringen aan te nemen. De rechtbank zal verdachte om die reden vrijspreken van feit 1.
ontuchtige handelingen
Uit de verklaringen en het forensisch bewijs volgt dat verdachte zich in strijd met sociaal-ethische normen heeft gedragen, door seksuele handelingen te verrichten in de onmiddellijke nabijheid van een minderjarige en waarbij sperma op haar schaamdelen is terechtgekomen.
verwerping verweer
Het scenario dat verdachte heeft geschetst acht de rechtbank niet aannemelijk. In de eerste plaats vindt de rechtbank het niet aannemelijk dat verdachte op het pleegmoment, 's middags tussen 14.50 uur en 17.10 uur [1] , spermacellen op zijn handen heeft gehad van seks die hij op de ochtend van de pleegdatum heeft gehad. Tussentijds heeft verdachte diverse handelingen verricht, waaronder het verschonen van zijn tweejarige zoon. In de tweede plaats vindt de rechtbank het niet geloofwaardig dat verdachte bij het aankleden van het slachtoffer met zijn vinger langs haar schaamdelen is gegaan en dat daarbij spermacellen zijn achtergebleven.. Bovendien geeft het door verdachte geschetste scenario geen verklaring voor het feit dat het slachtoffer gedetailleerd heeft verteld over de ontuchtige handelingen die verdachte in haar bijzijn zou hebben verricht.
conclusie
De rechtbank zal verdachte veroordelen voor het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige.
18/097706-19
1. De door verdachte ter zitting van 12 augustus 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 23 februari 2019 hadden mijn vriendin en ik ruzie, terwijl wij op de trap in ons huis stonden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 februari 2019, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019047476 d.d. 2 april 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] en inclusief een foto van het oor van deze [slachtoffer 2] :
Ik doe aangifte van mishandeling. Mijn vriend [verdachte] heeft mij opzettelijk geslagen waardoor ik letsel aan mijn oor heb.
(Ik, verbalisant [verbalisant] , zag het volgende letsel: Bloed aan rechteroor van aangever [slachtoffer 2] .)
Vandaag 23 februari 2019 liep het volkomen uit de hand. Op een gegeven moment loop ik naar beneden. Beneden aan de trap zie ik [verdachte] staan, hij droeg onze dochter [naam 2] in zijn rechterarm. Ik hoorde hem naar mij schreeuwen dat ik zijn PlayStation had vernield. Ik zei tegen hem dat dit niet zo was. Hij bleef maar schreeuwen dat dit wel zo was. Terwijl ik naar beneden loop, komt [verdachte] samen met [naam 2] op zijn arm de trap oplopen. Halverwege de trap schreeuwt hij nogmaals. Ik zag dat hij zijn linkerarm ophief. Ik had al het idee dat [verdachte] mij wilde slaan. Ik ben toen in elkaar gedoken en drukte de linkerkant van mijn lijf stijf tegen de trapleuning aan. Ik dook als het ware helemaal in elkaar om mezelf te beschermen. Ik voelde hierop een klap aan de rechterkant van mijn hoofd. Ik had direct pijn aan mijn oor.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 24 februari 2019, opgenomen op pagina 7 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] en inclusief een foto van de zijkant van het gezicht van deze [slachtoffer 2] :
Ik heb hem inderdaad met een paraplu geslagen. Dit deed ik op zijn benen, in ieder geval onder zijn heup. Ik sloeg hem met de paraplu nadat hij mij had geslagen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Vaststaat dat aangeefster en verdachte ruzie met elkaar hadden. Uit de processen-verbaal, de daarbij behorende foto's en de opmerking van de verbalisant in het proces-verbaal van aangifte blijkt voldoende dat aangeefster tijdens die ruzie en door toedoen van verdachte letsel heeft bekomen. Het noodweerscenario dat verdachte schetst, waarbij hij zich noodzakelijkerwijs heeft moeten verdedigen, wordt niet door feiten, omstandigheden of nadere verklaringen ondersteund en zal worden verworpen. De rechtbank komt tot de slotsom dat verdachte aangeefster heeft mishandeld door haar te slaan.

Bewezenverklaring

18/249468-18
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 14 juli 2017 te Musselkanaal, gemeente Stadskanaal, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2013, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hebbende verdachte
- zijn, verdachtes, penis tegen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] gebracht, en
- zich in de onmiddellijke nabijheid van die [slachtoffer 1] afgetrokken.
18/097706-19
De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 23 februari 2019 te Musselkanaal, gemeente Stadskanaal zijn levensgezel, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door haar te slaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
18/249468-18, feit 2
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen
18/097706-19
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk. Als bijzondere voorwaarden moeten meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en een locatieverbod voor de straat waar het slachtoffer woont worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 28 juni 2019, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft seksueel misbruik gemaakt van een driejarig meisje door in haar onmiddellijke nabijheid te masturberen en zijn penis tegen haar schaamlippen te brengen. Verdachte heeft zijn lustgevoelens geplaatst boven de belangen van het jonge slachtoffer. Op zichzelf is dit een ernstig feit. Het is des te kwalijker, omdat de zorg van het slachtoffer aan verdachte was toevertrouwd. Zij was bekend in de woning van verdachte, kende verdachte en kwam daar vaker om te spelen. Ook voor de moeder van het slachtoffer en haar partner heeft dit veel impact gehad zoals blijkt uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring. Voor een vergrijp als dit past enkel een forse gevangenisstraf. Om te benadrukken dat dergelijk gedrag absoluut ontoelaatbaar is, legt de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op. Dit deel dient als prikkel voor verdachte om niet nogmaals tot het plegen van strafbare feiten over te gaan en tevens om daaraan bijzondere voorwaarden te kunnen koppelen.
Ook heeft verdachte zijn partner mishandeld door haar tegen het gezicht te slaan. De mishandeling vond plaats in de gezamenlijke woning, in het bijzijn van één van hun kinderen. De mishandeling heeft tot zichtbaar letsel geleid. Juist in de eigen woning en in gezelschap van de eigen partner dient het slachtoffer erop te kunnen vertrouwen dat zij veilig is. Verdachte heeft dit vertrouwen beschaamd.
Het zwaartepunt van de strafmaat ligt op de veroordeling wegens het zedendelict. De opgelegde straf wijkt af van de eis van de officier van justitie, omdat verdachte deels van het tenlastegelegde wordt vrijgesproken.

Benadeelde partij

18/249468-18
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 116,53 ter vergoeding van materiële schade en € 5.000 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vordering kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat -in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt- de materiële schadevergoeding kan worden toegewezen. De immateriële schadevergoeding moet worden gematigd.
Oordeel van de rechtbank
materieel
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 2 bewezen verklaarde. De vordering voor zover die ziet op materiële schade, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 15 juli 2017.
immaterieel
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 2 bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op € 2.500, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2017. De rechtbank zal de vordering voor het overige niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op 2 punten volgens de staffel liquidatietarief kanton, groot € 420, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 247, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/249468-18 onder 1. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/249468-18 onder 2. en het onder parketnummer 18/097706-19 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot zes maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich uiterlijk een week nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden meldt bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen;
2. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van De Waag of een vergelijkbare instelling in het forensische circuit, gericht op het in kaart brengen van delict scenario’s, zijn eigen handelen, seksualiteit en zijn beperkingen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Ook moet betrokkene meewerken aan de vervolgbehandeling indien dit noodzakelijk wordt geacht;
3. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd van drie jaar niet zal bevinden in de [straat] te Musselkanaal, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van 18/249468-18, feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
2.616,53, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2017.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op € 420.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € € 2.616,53, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 52 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 116,53 aan materiële schade en
€ 2.500 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. H.R. Bracht en mr. W. Geelhoed, rechters, bijgestaan door mr. E.W. Jeuring, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 augustus 2019.
Mrs. Eelsing en Geelhoed zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.PV verhoor verdachte d.d. 23 oktober 2017, p. 57.