ECLI:NL:RBNNE:2019:3633

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 augustus 2019
Publicatiedatum
21 augustus 2019
Zaaknummer
C/19/127583 / KG ZA 19-109
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van een voertuig in kort geding met betrekking tot eigendom en bruikleenovereenkomst

In deze zaak vorderden de gezamenlijke erfgenamen van de op [datum] overleden [naam 1] de afgifte van een Porsche Coupé, die op naam van de erflater stond, van [verweerder]. De eisers stelden dat [verweerder] het voertuig in bruikleen had gekregen, maar dat de bruikleenovereenkomst was beëindigd. [verweerder] voerde aan dat hij de eigendom van het voertuig had verkregen door een eerdere overdracht in 2001 en door verjaring. De voorzieningenrechter oordeelde dat [verweerder] zijn stelling over de eigendomsoverdracht niet had onderbouwd, aangezien het voertuig nog steeds op naam van de erflater stond en er geen bewijs was van een betaling of overdracht. Ook de claim van verjaring werd verworpen, omdat de vordering tot revindicatie niet na vijf, maar na twintig jaar verjaart. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eisers recht hadden op de afgifte van het voertuig en dat er voldoende spoedeisend belang was. De vordering tot afgifte werd toegewezen, met een dwangsom voor het geval [verweerder] niet zou voldoen aan de uitspraak. De proceskosten werden eveneens aan [verweerder] opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Assen
zaaknummer / rolnummer: C/19/127583 / KG ZA 19-109
Vonnis in kort geding van 22 augustus 2019
in de zaak van

1.[eiseres 1] ,

wonende te [plaats] ,
2.
[eiseres 2],
wonende te [plaats] ,
3.
[eiseres 3],
wonende te [plaats] ( [land] ),
4.
[eiseres 4],
wonende te [plaats] ,
5.
[eiser 1],
wonende te [plaats] ,
6.
[eiser 2],
wonende te [plaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. F.J.M. Kobossen te Twello,
tegen
[verweerder],
wonende te [plaats] ,
verweerder in conventie,
eiser in reconventie,
vrijwillig verschenen in deze procedure,
advocaat mr. M. Drolsbach te Tiel.
Partijen zullen hierna [eisers] en [verweerder] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties;
  • de door [verweerder] overgelegde producties en aanzegging eis in reconventie;
  • de mondelinge behandeling;
  • de pleitnotitie van mr. Drolsbach tevens voorwaardelijke eis in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Eisers zijn de gezamenlijke erfgenamen van de op [datum] te [plaats] overleden [naam 1] (hierna: erflater). Eiseres sub 1 is met erflater gehuwd geweest tot het tijdstip van zijn overlijden en eisers sub 2 tot en met 6 zijn de kinderen van erflater.
2.2.
Ieder van de erfgenamen is voor 1/6 onverdeeld aandeel gerechtigd tot de nalatenschap van erflater en ieder van de erfgenamen heeft de nalatenschap zuiver aanvaard.
Eiseres sub 1 is benoemd tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder en heeft beide benoemingen aanvaard.
2.3.
Tot de nalatenschap van erflater behoren een 30-tal auto's van het merk Porsche. In het kentekenregister van de RDW staat een Porsche Coupé met het kenteken [nummer] (hierna: het voertuig) op naam van erflater vermeld.
2.4.
Tussen erflater en [verweerder] heeft een bruikleenovereenkomst bestaan met betrekking tot het voertuig. Daarbij is afgesproken dat [verweerder] het voertuig mocht gebruiken om deel te nemen aan autorally's voor klassieke Porsches. [verweerder] heeft sinds 2007 niet meer met het voertuig deelgenomen aan autorally's.
2.5.
Erflater heeft [verweerder] bij brief van 1 september 2010 onder meer het volgende geschreven:
"Ik heb jou verteld dat ik de auto graag terug wil te meer omdat jij de auto niet gebruikt zoals wij dat afgesproken hebben (…). Zoals jou bekend is de auto nog steeds van mij. Van enige overdracht is nooit sprake geweest. Het verbaast dan ook dat de auto in Amerika is. Het kenteken op mijn naam is nog steeds in mijn bezit. Ik hoop dat jij mij duidelijkheid kunt verschaffen over het verblijf van de auto en hopelijk medewerking aan terugkeer van de auto."
2.6.
Op 15 oktober 2010 heeft [verweerder] een brief met de volgende inhoud aan erflater geschreven:
"In antwoord op je twee briefjes laat ik je weten uiterst verbaasd te zijn, dat jij kennelijk onze eerder gemaakte afspraak met betrekking tot de 911 wenst te vergeten.
Er zijn voldoende personen die op de hoogte zijn met deze afspraak en kunnen bevestigen."
2.7.
[verweerder] heeft deel I en deel II van het kentekenbewijs onder zich. Deel III van het kentekenbewijs maakt deel uit van de nalatenschap van erflater.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eisers] vorderen samengevat - de veroordeling van [verweerder] tot afgifte van de Porsche, gekentekend [nummer] , aan [naam 2] in haar kwaliteit van executeur in de nalatenschap van [naam 1] binnen zeven dagen na dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per week of een gedeelte daarvan met een maximum van
€ 100.000,-, met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten.
3.2.
[verweerder] voert verweer strekkende tot afwijzing van de vordering.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in (voorwaardelijke) reconventie

4.1.
[verweerder] vordert samengevat - [eisers] , ieder hoofdelijk, althans de eerste verweerster in reconventie: mevrouw [eiseres 1] in haar hoedanigheid van executeur, te gelasten en te bevelen binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, aan [verweerder] af te (doen) geven de in hun/haar bezit zijnde (door de Rijksdienst voor het Wegverkeer afgegeven vervangende) kentekenbewijzen voor de Porsche 911 met het kenteken [nummer] en daarbij behorende kopie deel III althans het huidige overschrijfbewijs, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per dag voor iedere dag of deel van een dag dat zij nala(a)t(en) aan die veroordeling te voldoen, met veroordeling van de erven [naam 1] c.q. de executeur q.q. in de proceskosten.
4.2.
[eisers] voert verweer strekkende tot afwijzing van de vordering.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

In conventie

5.1.
In het onderhavige geschil staat tussen partijen ter discussie aan wie de eigendom van het voertuig toebehoort.
5.2.
Tussen partijen staat vast dat erflater het voertuig in het verleden aan [verweerder] in bruikleen heeft gegeven, zodat [verweerder] hiermee deel kon nemen aan autorally's voor oldtimers. [verweerder] stelt dat hij eind 2001 van bruiklener tot eigenaar van het voertuig is geworden toen erflater besloot het voertuig aan hem in eigendom over te dragen, als dank voor de door hem aan erflater verleende diensten. Daarbij zou hij aan erflater een bedrag van € 1.000,- hebben betaald.
[verweerder] stelt voorts dat als in deze procedure niet vast komt te staan dat de eigendom van het voertuig op de hiervoor omschreven wijze op hem is overgegaan, hij door voltooiing van de verjaringstermijn tot teruggave van het in bruikleen gegeven voertuig de eigendom van het voertuig heeft verkregen. Deze termijn is volgens hem in 2007 aangevangen toen hij het voertuig niet meer gebruikte voor het doel waarvoor hij het van erflater in bruikleen had gekregen danwel in 2010 toen erflater de bruikleenovereenkomst schriftelijk opzegde en het voertuig van [verweerder] terugvorderde. De verjaringstermijn is volgens [verweerder] vijf jaar nadien voltooid.
5.3.
De voorzieningenrechter overweegt dat [verweerder] zijn stelling dat erflater in 2001 de eigendom van de auto aan hem heeft overgedragen op geen enkele manier heeft onderbouwd. Het voertuig staat tot op heden op naam van erflater in het kentekenregister van de RDW geregistreerd en is nooit op naam van [verweerder] overgezet. Het daarvoor benodigde document (deel III van het kentekenbewijs) is ook niet door erflater aan [verweerder] overgedragen, hetgeen wel gebruikelijk is bij de eigendomsoverdracht van een voertuig. Dit deel is altijd in het bezit gebleven van erflater. Dat [verweerder] wel over deel I en deel II van het kentekenbewijs beschikt is onvoldoende om op voorhand aan te nemen dat de eigendom van het voertuig op [verweerder] is overgegaan, nu een bestuurder van een voertuig deze onderdelen van het kentekenbewijs moet kunnen tonen. Hoewel [verweerder] aangeeft dat er getuigen zijn van de eigendomsoverdracht, heeft hij tijdens de procedure geen verklaringen van deze mogelijke getuigen overgelegd. Gebleken is evenmin dat [verweerder] aan erflater een (symbolisch) bedrag van ongeveer € 1.000,- aan erflater voor het voertuig heeft betaald. [verweerder] heeft dan ook niet voldoende aannemelijk gemaakt dat hij in 2001 eigenaar is geworden van het voertuig, zodat dit verweer van [verweerder] wordt gepasseerd.
5.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is evenmin sprake van eigendomsverkrijging door verjaring. [verweerder] heeft gesteld dat hij reeds in 2007 is gestopt met het rijden van autorally's. In dit licht kan de brief van erflater van 1 september 2010 naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter worden aangemerkt als een opzegging van de bruikleenovereenkomst. [verweerder] heeft het voertuig vervolgens niet binnen een redelijke termijn aan erflater teruggegeven en hield derhalve het voertuig na het verstrijken van deze termijn zonder recht onder zich. [eisers] zijn dan ook, als executeur en deelgenoten in de nalatenschap, bevoegd het voertuig onder [verweerder] op te eisen (artikel 5:2 van het Burgerlijk Wetboek). Anders dan door [verweerder] is gesteld verjaart deze vordering tot revindicatie niet na een termijn van vijf jaren, maar na het verstrijken van een termijn van twintig jaren, hetgeen betekent dat de vordering tot revindicatie op zijn vroegst pas op 2 september 2020 is verjaard.
5.5.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat [verweerder] het voertuig zonder recht of titel onder zich houdt en aan [eisers] moet overdragen. De vordering van [eisers] tot afgifte van het voertuig, waarbij voldoende spoedeisend belang bestaat in verband met de afwikkeling van de nalatenschap, zal dan ook worden toegewezen.
5.6.
De gevorderde dwangsom zal eveneens worden toegewezen.
5.7.
[verweerder] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van [eisers] begroot op een bedrag van:
€ 297,- aan griffierechten,
€ 980,-aan salaris advocaat
€ 1.277,- totaal
In voorwaardelijke reconventie
5.8.
Met de beslissing dat de vordering in conventie toewijsbaar is, komt de voorzieningenrechter aan de beoordeling van de vordering in reconventie niet toe, aangezien door die beslissing de voorwaarde waaronder de reconventionele vordering was ingesteld, niet wordt vervuld.
5.9.
[verweerder] zal worden veroordeeld in de proceskosten. Nu de vordering in voorwaardelijke reconventie rechtstreeks voortvloeit uit het verweer in conventie en [verweerder] in conventie in de proceskosten zal worden veroordeeld, zullen de kosten in (voorwaardelijke) reconventie worden begroot op nihil.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt [verweerder] tot afgifte van de Porsche met het kenteken [nummer] , aan [naam 2] in haar kwaliteit van executeur in de nalatenschap van [naam 1] binnen 7 dagen na de datum van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per week of gedeelte daarvan in geval [verweerder] na betekening niet aan dit vonnis voldoet, tot een maximum van € 100.000,-;
6.2.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] vastgesteld op een bedrag van € 1.277,-
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
in (voorwaardelijke) reconventie
6.4.
wijst de vordering van [verweerder] af;
6.5.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Vroome en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2019. [1]

Voetnoten

1.type: 508/md