Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor feiten 2., 3., en 4. onder parketnummer 18/243448-18. Zij heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1., 2., 3., 4. en 5. onder parketnummer 18/730067-19 en feit 1. onder parketnummer 18/243448-18.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feiten 1. en 3. onder parketnummer 18/730067-19 en van feiten 2., 3., en 4. onder parketnummer 18/243448-18.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/730067-19 feit 1. ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat in de beschrijving van de camerabeelden wordt gezegd dat verdachte het mes in zijn broeksband heeft en met zijn vinger wijzend iets zegt. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte met een mes heeft gewezen. De raadsman acht bedreiging met een mes dan ook niet wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/730067-19 feit 3. ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende wettig bewijs is dat verdachte een bericht heeft gestuurd met bedreigende tekst. In het dossier zit enkel het proces-verbaal van bevindingen, waarin de verklaring van [slachtoffer 3] is weergegeven die zegt dat verdachte het bericht aan hem zou hebben gezonden. Dit bericht zit echter niet in het dossier en de verbalisanten hebben niet gerelateerd dat zij het bericht zelf hebben gezien. Nu verdachte zich niet kan herinneren dat hij het bericht heeft gezonden, is hiervoor onvoldoende bewijs geleverd.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/243448-18 onder 2., en 4. ten laste gelegde, heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte een steen op de weg heeft gelegd om, in afwachting van de politie, te verhinderen dat aangevers [slachtoffers 5 en 6] weg zouden rijden. De aangevers besloten echter zelf om over de steen heen te rijden, zodat niet gesteld kan worden dat de schade door verdachte is veroorzaakt.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/243448-18 onder 3. ten laste gelegde kan de raadsman zich niet aan de indruk onttrekken dat de verklaringen van [slachtoffers 5 en 6] op elkaar zijn afgestemd. Dit blijkt niet alleen uit de inhoud van hun verklaringen, maar ook uit de ruime periode tussen het incident en de dag waarop zij aangifte deden. Getuige [getuige 1] , een bekende van de heer [slachtoffer 5] , komt ook pas na een maand met zijn verklaring op de proppen. Opvallend is dat hij het in zijn verklaring doet voorkomen alsof hij verdachte niet kent, terwijl zij elkaar van naam kennen.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/243448-18 onder feit 1. ten laste gelegde doet de raadsman een beroep op noodweer. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zich terug wilde trekken op zijn boot. Hoewel verdachte aan aangever [slachtoffer 5] de toegang tot zijn erf had ontzegd, kwam [slachtoffer 5] hem toch achterna. Verdachte heeft toen de pikhaak gepakt om [slachtoffer 5] op afstand te houden. Dit lukte niet en verdachte heeft toen met de pikhaak eenmaal geslagen, omdat hij zich bedreigd voelde. Deze angst van verdachte was terecht, gelet op de daaropvolgende mishandeling van verdachte door [slachtoffer 5] .
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/730067-19 feit 2., 4. en 5. ten laste gelegde heeft de raadsman aangegeven dat deze feiten door verdachte zijn erkend en bewezen kunnen worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
vrijspraak
De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten 2., 3. en 4. onder parketnummer 18/243448-18 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten 2. en 4. onder parketnummer 18/243448-18 overweegt de rechtbank als volgt.
Volgens aangevers is er sprake van schade aan hun auto's. Verdachte ontkent niet dat die auto’s schade hebben, maar stelt dat dit het gevolg is van het eigen handelen van aangevers omdat zij over de steen hebben gereden die hij op de weg had gelegd.
De rechtbank stelt vast dat het dossier geen onderbouwing bevat voor de schade aan de beide auto's. Aangever [slachtoffer 5] stelt in zijn aangifte weliswaar dat er schade aan zijn motorkap is ontstaan doordat verdachte op zijn motorkap zou zijn gesprongen, maar van deze schade zijn geen foto’s in het dossier gevoegd en evenmin blijkt uit het dossier dat verbalisanten deze schade hebben gezien. Uit de offerte van het schadeherstelbedrijf, die aangever bij zijn vordering tot schadevergoeding heeft ingediend, blijkt evenmin van schade aan de motorkap.
Aangever [slachtoffer 6] zegt in zijn aangifte dat hij schade heeft aan de steunbalk onder zijn auto. Ook van deze schade zijn geen foto’s in het dossier gevoegd en ook hier blijkt niet uit het dossier dat de verbalisanten de schade hebben gezien. Uit de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 6] blijkt wel van schade onder de auto, maar deze lijkt, gelet op de plaats van de schade, veroorzaakt te zijn doordat hij zelf over de steen is gereden. Bij de rechtbank is daarom twijfel gerezen aan de juistheid van de verklaringen van aangevers. Om die reden heeft de rechtbank niet de overtuiging bekomen dat verdachte de onder 2. en 4. ten laste gelegde vernieling heeft begaan.
Ten aanzien van het ten laste gelegde feit 3. onder parketnummer 18/243448-18 overweegt de rechtbank als volgt:
Volgens aangever [slachtoffer 6] heeft verdachte hem bedreigd doordat verdachte een kei boven zijn hoofd vasthield en vervolgens die kei gooide in de richting van zijn auto. De aangifte van [slachtoffer 5] wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1] . Verdachte ontkent. Hij verklaart dat deze kei te zwaar was om boven zijn hoofd te tillen en dat hij de kei op de weg voor de auto’s heeft gegooid om aangevers te verhinderen weg te rijden. Zijn verklaring wordt bevestigd door de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] . Nu de rechtbank geen zwaarwegende redenen ziet om aan de ene verklaring meer gewicht toe te kennen dan aan de andere verklaring, heeft de rechtbank niet de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 3. ten laste gelegde heeft begaan.
parketnummer 18/730067-19 feit 1. en 3
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 6 april 2019, opgenomen op pagina 50A e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019091686Z d.d. 12 april 2019 inhoudend als verklaring van verdachte:
Op 5 april 2019 heb ik een mes gepakt en ben ik naar het appartementencomplex gegaan waar [slachtoffer 2] woonachtig zou zijn. Ik ben naar de deur gelopen van [adres] . Ik heb toen [slachtoffer 2] een paar keer geroepen en met het mes in de deur gestoken. Het klopt dat ik tegen de hulpverlening heb gezegd dat ik mijn buurman dood wilde maken.
Toen ik weer weg ging stonden er twee buitenlanders buiten het appartementencomplex. Ik wees met het mes richting de deur bij de jongens en zei: "inside, go inside". Ik kan mij voorstellen dat zij zich bedreigd voelden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 april 2019, opgenomen op pagina 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
Op 5 april 2019 stond ik buiten bij mijn woning in De Westereen. Ik zag dat er een meneer met een mes in zijn hand naar mij toe kwam lopen. Deze man schreeuwde tegen mij dat ik naar binnen moest gaan. De man stond heel erg dicht op mij en wees met dat mes in mijn richting. Ik voelde mij bedreigd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met fotobijlage d.d. 7 april 2019, opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Ik zag dat op 5 april 2019 om 18.39 uur [ex-vriendin] nog een bericht ontving van [verdachte 1] met daarin de tekst (vertaald naar het Nederlands): "Bel je oke, heb alle deuren stuk gestoken en iedereen bedreigd….".
4. Een afbeelding, als bijlage bij een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal, opgenomen op fotoblad 2, fotonummer 4, inhoudende:
Een afbeelding waarop verdachte is te zien die wegloopt met een mes achter zijn rug met het punt naar boven in zijn linkerhand.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 april 2019, opgenomen op pagina 28 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 2] :
Ik doe aangifte van bedreiging door [verdachte 1] , gepleegd op 5 april 2019 te De Westereen. Ik begrijp van jullie dat [verdachte 1] afgelopen vrijdag is aangehouden voor bedreiging. Ik heb van jullie gehoord dat hij vrijdag naar het wooncomplex aan [adres] in De Westereen is gegaan en deuren heeft vernield en dat hij op zoek was naar mij om mij dood te maken. Sinds twee weken ben ik niet meer woonachtig in [adres] van voornoemd wooncomplex.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 april 2019, opgenomen op pagina 37 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
[slachtoffer 3] , beheerder van het wooncomplex aan [adres] in Westerein bevestigde mij dat [verdachte 1] hem berichtjes had gestuurd. Daarin liet [verdachte 1] weten dat hij deuren in het wooncomplex had vernield en de schade wilde vergoeden. Tevens verklaarde [slachtoffer 3] dat hij een bericht kreeg van [verdachte 1] met daarin de vraag: "waar is [slachtoffer 2] , ik steek hem dood".
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met fotobijlage d.d. 7 april 2019, opgenomen op pagina 41 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] :
Wij gingen ter plaatse naar de deur van [adres] . Verdachte verklaarde tijdens het verhoor dat hij in die deur meerdere messteken had gezet. Bij de deur van perceel
5 aangekomen zagen wij vijf gaten in de deur zitten.
parketnummer 18/730067-19 feit 1.
Met betrekking tot feit 1. onder parketnummer 18/730067-19 overweegt de rechtbank als volgt. De raadsman heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte met een mes in zijn hand naar aangever heeft gewezen. Verdachte heeft op 6 april 2019 bij de politie erkend dat hij heeft gewezen met een mes in zijn hand. Deze verklaring heeft verdachte een dag na het plegen van het strafbare feit afgelegd. Dat verdachte met een mes in zijn hand door het pand heeft gelopen, blijkt ook uit de foto die als bewijsmiddel is opgenomen. Hierop is te zien dat verdachte in het pand loopt met een mes in zijn hand, die hij achter zijn rug houdt. Daarnaast heeft verdachte op de betreffende dag zijn (ex-)vriendin [ex-vriendin] een bericht gestuurd, inhoudend dat hij alle deuren stuk had gestoken en iedereen had bedreigd. De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer 1] voldoende wordt ondersteund door deze andere bewijsmiddelen en acht bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling dan ook wettig en overtuigend bewezen.
parketnummer 18/730067-19 feit 3.
Met betrekking tot feit 3. onder parketnummer 18/730067-19 overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte is onder invloed van alcohol en medicatie met een mes naar het appartement van [slachtoffer 2] gegaan om verhaal te halen. Toen verdachte [slachtoffer 2] niet aantrof, heeft hij bij de deur van [adres] staan roepen en meerdere malen in de deur gestoken. Verdachte kon [slachtoffer 2] echter niet vinden, omdat deze inmiddels verhuisd was. Vervolgens heeft verdachte contact opgenomen met [slachtoffer 3] , beheerder van het wooncomplex. De beheerder verklaart tegen de politie dat aangever daarbij niet alleen heeft gesproken over het steken in de deur(en) en de afhandeling van de schade, maar aan hem ook een bericht heeft gestuurd met de tekst: "Waar is [slachtoffer 2] , ik steek hem dood". De raadsman heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte dit bericht heeft gestuurd, omdat dit bericht niet in het dossier zit en verbalisanten het niet hebben gezien. De rechtbank is echter van oordeel dat de bedreiging past bij de voorafgaande gedragingen van verdachte en dat de verklaring van de beheerder voldoende ondersteuning vindt in andere bewijsmiddelen. Verdachte was zwaar onder invloed van alcohol en medicatie en weet zich daardoor wellicht niet alles meer te herinneren. De rechtbank is om deze redenen van oordeel dat verdachte [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
parketnummer 18/730067-19 feit 2., 4. en 5
De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten 2., 4. en 5 onder parketnummer 18/730067-19 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 juli 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 37 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019091686Z van 12 april 2019, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 1] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met fotobijlage d.d. 7 april 2019, opgenomen op pagina 41 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1]
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 6 april 2019, opgenomen op pagina 10 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten [slachtoffer 7] en [verbalisant 3].
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte, opgenomen op pagina 7 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019042566 d.d. 15 november 2018, inhoudende de aangifte van [slachtoffer 4] .
6. Een fotobijlage, opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de weergave van een Facebook Messenger gesprek van verdachte [verdachte 1] .
Parketnummer 18/243448-18 feit 1.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 12 juli 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb op 18 september te De Westereen [slachtoffer 5] eenmaal met een pikhaak geslagen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 april 2019, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018247142 d.d. 11 december 2018 inhoudend als verklaring van aangever [slachtoffer 5] :
Op 18 september 2018 te De Westereen zag ik dat [verdachte 1] op mij af kwam lopen en mij met een pikhaak op mijn linkerarm raakte. Ik voelde pijn.
Met betrekking tot feit 1. onder parketnummer 18/243448-18 overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte is er heel helder over dat hij aangever [slachtoffer 5] met de stok van een pikhaak éénmaal heeft geslagen tegen zijn arm. Verdachte legt hierover vrij kort na het incident een verklaring af. Aangever [slachtoffer 5] en zijn zoon stellen dat [slachtoffer 5] meermalen door verdachte is geslagen, tegen zijn hand, arm en hoofd. Zij leggen ruim een maand na het incident hierover een verklaring af. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat aangevers hun verklaringen mogelijk op elkaar hebben afgestemd en het verhaal enigszins hebben aangedikt. Aangever [slachtoffer 5] stelt door verdachte op zijn hoofd te zijn geslagen. De rechtbank heeft echter geen objectief bewijs in het dossier aangetroffen, waaruit blijkt dat aangever enig letsel aan zijn hoofd had. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever [slachtoffer 5] éénmaal met een pikhaak heeft geslagen.