ECLI:NL:RBNNE:2019:3559

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 juli 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
18/730067-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor bedreigingen, mishandeling, vernieling en wederspannigheid met bijzondere voorwaarden

Op 26 juli 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreigingen, mishandeling, vernieling en wederspannigheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte op 5 april 2019 in De Westereen met een mes heeft gedreigd naar [slachtoffer 1] en meerdere deuren van appartementen heeft vernield. Verdachte was ten tijde van de feiten onder invloed van alcohol en medicatie en had een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken, wat zijn toerekeningsvatbaarheid beïnvloedde. De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 158 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering, een klinische opname en een alcoholverbod. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij [slachtoffer 5] een schadevergoeding van €122,03 kreeg toegewezen, terwijl de vordering van [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft de feiten niet bewezen verklaard waaruit de schade zou zijn ontstaan voor [slachtoffer 6].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730067-19
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/243448-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 juli 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte 1] ,

geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 juli 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.C.L. Crozier, advocaat te Sneek.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Klooster, officier van justitie.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
(parketnummer 18/730067-19)
1. hij op of omstreeks 5 april 2019 te De Westereen, in elk geval in de gemeente
Dantumadiel, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht en/of met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend - met een mes in verdachtes hand op die [slachtoffer 1] af te lopen en/of (vervolgens) - in het bijzijn van die [slachtoffer 1] dat/een mes op die [slachtoffer 1] te richten, althans met een mes in de richting van die [slachtoffer 1] te wijzen, in elk geval die [slachtoffer 1] opzettelijk dreigend een mes te tonen en/of (daarbij) - die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: "Inside, Go Inside.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2. hij op of omstreeks 5 april 2019 te De Westereen, in elk geval in de gemeente Dantumadiel, in een appartementencomplex, gelegen aan of bij [adres] , aldaar, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer toegansdeuren van appartementen ( [adres] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt (door meermalen, althans eenmaal, met een mes in die deur(en) te steken);
3. hij in of omstreeks de periode van 5 april 2019 tot en met 7 april 2019 te De Westereen, in elk geval in de gemeente Dantumadiel, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door in voornoemde periode (in een wooncomplex) opzettelijk dreigend met een mes meermalen in de toegangsdeur van woning nummer 5 (gelegen aan of bij [adres] , zijnde tot voor kort de woning van die
[slachtoffer 2] ) te steken en/of [slachtoffer 3] (beheerder van dat wooncomplex) een (mail/sms/app) bericht te sturen met daarin de tekst/woorden: "Waar is [slachtoffer 2] , ik steek hem dood.", en van welk steken in die toegangsdeur en/of sturen van een bericht met daarin de tekst/woorden: "Waar is [slachtoffer 2] , ik steek hem dood." die [slachtoffer 2] in voornoemde periode (door de politie) op de hoogte is gebracht;
4. hij op of omstreeks 5 april 2019 te Leeuwarden, (in het cellencomplex van het bureau van politie) zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 7] , hoofdagent van politie en/of een of meer medewerker(s) van de arrestantenzorg van de politie, werkzaam in de rechtmatige oefening van zijn/hun bediening, te weten gedurende het overbrengen van verdachte naar een arrestantencel en/of een plaats van verhoor, door - (met kracht) (toen verdachte kort voor die [slachtoffer 7] stond) zijn, verdachtes, hoofd achterwaart te bewegen, kennelijk met het doel die [slachtoffer 7] een zogenoemde kopstoot te geven en/of - te trappen en/of te schoppen in de richting van die die [slachtoffer 7] , hoofdagent van politie en/of een of meer medewerker(s) van de arrestantenzorg van de politie en/of - te rukken en/of te trekken in een andere richting dan die waarin die [slachtoffer 7] , hoofdagent van politie en/of een of meer medewerker(s) van de arrestantenzorg van de politie hem, verdachte, wilde(n) geleiden/brengen;
5. hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 16 februari 2019 en/of
17 februari 2019, in elk geval in de maand februari 2019, te De Westereen en/of te Broeksterwâld, in elk geval binnen de gemeente Noardeast-Fryslân, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 4] via Facebook Messenger dreigend de woorden toe te voegen "Je springt niet lang meer." en/of "Even afspreken zo, dan loop jij niet weer." en/of "Mooi doe je aangifte in Dokkum? dan sla ik je daar dood" en/of berichten te zenden met de navolgende woorden/teksten: "Mooi dokkum? Hoelet? Dan sla ik der dea." en/of "Die mother fucker die!!!", althans woorden/teksten/berichten van gelijke dreigende aard en/of strekking (en welke teksten/berichten vervolgens door die [slachtoffer 4] in voornoemde periode zijn
ontvangen);
(parketnummer 18/243448-18)
1. hij op of omstreeks 18 september 2018 te De Westereen, in de gemeente Dantumadiel
[slachtoffer 5] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, met een pikhaak te slaan;
2. hij op of omstreeks 18 september 2018 te De Westereen, in de gemeente Dantumadiel
opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 5] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3. hij op of omstreeks 18 september 2018 te De Westereen, in de gemeente Dantumadiel
[slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een kei boven zijn hoofd vast te houden en/of daarbij die [slachtoffer 6] aan te kijken en/of (vervolgens) voornoemde kei naar, althans in de richting van, de auto waarin die [slachtoffer 6] zich bevond te gooien;
4. hij op of omstreeks 18 september 2018 te De Westereen, in de gemeente Dantumadiel
opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 6] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor feiten 2., 3., en 4. onder parketnummer 18/243448-18. Zij heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1., 2., 3., 4. en 5. onder parketnummer 18/730067-19 en feit 1. onder parketnummer 18/243448-18.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feiten 1. en 3. onder parketnummer 18/730067-19 en van feiten 2., 3., en 4. onder parketnummer 18/243448-18.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/730067-19 feit 1. ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat in de beschrijving van de camerabeelden wordt gezegd dat verdachte het mes in zijn broeksband heeft en met zijn vinger wijzend iets zegt. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte met een mes heeft gewezen. De raadsman acht bedreiging met een mes dan ook niet wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/730067-19 feit 3. ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende wettig bewijs is dat verdachte een bericht heeft gestuurd met bedreigende tekst. In het dossier zit enkel het proces-verbaal van bevindingen, waarin de verklaring van [slachtoffer 3] is weergegeven die zegt dat verdachte het bericht aan hem zou hebben gezonden. Dit bericht zit echter niet in het dossier en de verbalisanten hebben niet gerelateerd dat zij het bericht zelf hebben gezien. Nu verdachte zich niet kan herinneren dat hij het bericht heeft gezonden, is hiervoor onvoldoende bewijs geleverd.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/243448-18 onder 2., en 4. ten laste gelegde, heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte een steen op de weg heeft gelegd om, in afwachting van de politie, te verhinderen dat aangevers [slachtoffers 5 en 6] weg zouden rijden. De aangevers besloten echter zelf om over de steen heen te rijden, zodat niet gesteld kan worden dat de schade door verdachte is veroorzaakt.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/243448-18 onder 3. ten laste gelegde kan de raadsman zich niet aan de indruk onttrekken dat de verklaringen van [slachtoffers 5 en 6] op elkaar zijn afgestemd. Dit blijkt niet alleen uit de inhoud van hun verklaringen, maar ook uit de ruime periode tussen het incident en de dag waarop zij aangifte deden. Getuige [getuige 1] , een bekende van de heer [slachtoffer 5] , komt ook pas na een maand met zijn verklaring op de proppen. Opvallend is dat hij het in zijn verklaring doet voorkomen alsof hij verdachte niet kent, terwijl zij elkaar van naam kennen.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/243448-18 onder feit 1. ten laste gelegde doet de raadsman een beroep op noodweer. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zich terug wilde trekken op zijn boot. Hoewel verdachte aan aangever [slachtoffer 5] de toegang tot zijn erf had ontzegd, kwam [slachtoffer 5] hem toch achterna. Verdachte heeft toen de pikhaak gepakt om [slachtoffer 5] op afstand te houden. Dit lukte niet en verdachte heeft toen met de pikhaak eenmaal geslagen, omdat hij zich bedreigd voelde. Deze angst van verdachte was terecht, gelet op de daaropvolgende mishandeling van verdachte door [slachtoffer 5] .
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/730067-19 feit 2., 4. en 5. ten laste gelegde heeft de raadsman aangegeven dat deze feiten door verdachte zijn erkend en bewezen kunnen worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
vrijspraak
De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten 2., 3. en 4. onder parketnummer 18/243448-18 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten 2. en 4. onder parketnummer 18/243448-18 overweegt de rechtbank als volgt.
Volgens aangevers is er sprake van schade aan hun auto's. Verdachte ontkent niet dat die auto’s schade hebben, maar stelt dat dit het gevolg is van het eigen handelen van aangevers omdat zij over de steen hebben gereden die hij op de weg had gelegd.
De rechtbank stelt vast dat het dossier geen onderbouwing bevat voor de schade aan de beide auto's. Aangever [slachtoffer 5] stelt in zijn aangifte weliswaar dat er schade aan zijn motorkap is ontstaan doordat verdachte op zijn motorkap zou zijn gesprongen, maar van deze schade zijn geen foto’s in het dossier gevoegd en evenmin blijkt uit het dossier dat verbalisanten deze schade hebben gezien. Uit de offerte van het schadeherstelbedrijf, die aangever bij zijn vordering tot schadevergoeding heeft ingediend, blijkt evenmin van schade aan de motorkap.
Aangever [slachtoffer 6] zegt in zijn aangifte dat hij schade heeft aan de steunbalk onder zijn auto. Ook van deze schade zijn geen foto’s in het dossier gevoegd en ook hier blijkt niet uit het dossier dat de verbalisanten de schade hebben gezien. Uit de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 6] blijkt wel van schade onder de auto, maar deze lijkt, gelet op de plaats van de schade, veroorzaakt te zijn doordat hij zelf over de steen is gereden. Bij de rechtbank is daarom twijfel gerezen aan de juistheid van de verklaringen van aangevers. Om die reden heeft de rechtbank niet de overtuiging bekomen dat verdachte de onder 2. en 4. ten laste gelegde vernieling heeft begaan.
Ten aanzien van het ten laste gelegde feit 3. onder parketnummer 18/243448-18 overweegt de rechtbank als volgt:
Volgens aangever [slachtoffer 6] heeft verdachte hem bedreigd doordat verdachte een kei boven zijn hoofd vasthield en vervolgens die kei gooide in de richting van zijn auto. De aangifte van [slachtoffer 5] wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1] . Verdachte ontkent. Hij verklaart dat deze kei te zwaar was om boven zijn hoofd te tillen en dat hij de kei op de weg voor de auto’s heeft gegooid om aangevers te verhinderen weg te rijden. Zijn verklaring wordt bevestigd door de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] . Nu de rechtbank geen zwaarwegende redenen ziet om aan de ene verklaring meer gewicht toe te kennen dan aan de andere verklaring, heeft de rechtbank niet de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 3. ten laste gelegde heeft begaan.
parketnummer 18/730067-19 feit 1. en 3
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 6 april 2019, opgenomen op pagina 50A e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019091686Z d.d. 12 april 2019 inhoudend als verklaring van verdachte:
Op 5 april 2019 heb ik een mes gepakt en ben ik naar het appartementencomplex gegaan waar [slachtoffer 2] woonachtig zou zijn. Ik ben naar de deur gelopen van [adres] . Ik heb toen [slachtoffer 2] een paar keer geroepen en met het mes in de deur gestoken. Het klopt dat ik tegen de hulpverlening heb gezegd dat ik mijn buurman dood wilde maken.
Toen ik weer weg ging stonden er twee buitenlanders buiten het appartementencomplex. Ik wees met het mes richting de deur bij de jongens en zei: "inside, go inside". Ik kan mij voorstellen dat zij zich bedreigd voelden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 april 2019, opgenomen op pagina 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
Op 5 april 2019 stond ik buiten bij mijn woning in De Westereen. Ik zag dat er een meneer met een mes in zijn hand naar mij toe kwam lopen. Deze man schreeuwde tegen mij dat ik naar binnen moest gaan. De man stond heel erg dicht op mij en wees met dat mes in mijn richting. Ik voelde mij bedreigd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met fotobijlage d.d. 7 april 2019, opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Ik zag dat op 5 april 2019 om 18.39 uur [ex-vriendin] nog een bericht ontving van [verdachte 1] met daarin de tekst (vertaald naar het Nederlands): "Bel je oke, heb alle deuren stuk gestoken en iedereen bedreigd….".
4. Een afbeelding, als bijlage bij een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal, opgenomen op fotoblad 2, fotonummer 4, inhoudende:
Een afbeelding waarop verdachte is te zien die wegloopt met een mes achter zijn rug met het punt naar boven in zijn linkerhand.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 april 2019, opgenomen op pagina 28 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 2] :
Ik doe aangifte van bedreiging door [verdachte 1] , gepleegd op 5 april 2019 te De Westereen. Ik begrijp van jullie dat [verdachte 1] afgelopen vrijdag is aangehouden voor bedreiging. Ik heb van jullie gehoord dat hij vrijdag naar het wooncomplex aan [adres] in De Westereen is gegaan en deuren heeft vernield en dat hij op zoek was naar mij om mij dood te maken. Sinds twee weken ben ik niet meer woonachtig in [adres] van voornoemd wooncomplex.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 april 2019, opgenomen op pagina 37 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
[slachtoffer 3] , beheerder van het wooncomplex aan [adres] in Westerein bevestigde mij dat [verdachte 1] hem berichtjes had gestuurd. Daarin liet [verdachte 1] weten dat hij deuren in het wooncomplex had vernield en de schade wilde vergoeden. Tevens verklaarde [slachtoffer 3] dat hij een bericht kreeg van [verdachte 1] met daarin de vraag: "waar is [slachtoffer 2] , ik steek hem dood".
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met fotobijlage d.d. 7 april 2019, opgenomen op pagina 41 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] :
Wij gingen ter plaatse naar de deur van [adres] . Verdachte verklaarde tijdens het verhoor dat hij in die deur meerdere messteken had gezet. Bij de deur van perceel
5 aangekomen zagen wij vijf gaten in de deur zitten.
parketnummer 18/730067-19 feit 1.
Met betrekking tot feit 1. onder parketnummer 18/730067-19 overweegt de rechtbank als volgt. De raadsman heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte met een mes in zijn hand naar aangever heeft gewezen. Verdachte heeft op 6 april 2019 bij de politie erkend dat hij heeft gewezen met een mes in zijn hand. Deze verklaring heeft verdachte een dag na het plegen van het strafbare feit afgelegd. Dat verdachte met een mes in zijn hand door het pand heeft gelopen, blijkt ook uit de foto die als bewijsmiddel is opgenomen. Hierop is te zien dat verdachte in het pand loopt met een mes in zijn hand, die hij achter zijn rug houdt. Daarnaast heeft verdachte op de betreffende dag zijn (ex-)vriendin [ex-vriendin] een bericht gestuurd, inhoudend dat hij alle deuren stuk had gestoken en iedereen had bedreigd. De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer 1] voldoende wordt ondersteund door deze andere bewijsmiddelen en acht bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling dan ook wettig en overtuigend bewezen.
parketnummer 18/730067-19 feit 3.
Met betrekking tot feit 3. onder parketnummer 18/730067-19 overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte is onder invloed van alcohol en medicatie met een mes naar het appartement van [slachtoffer 2] gegaan om verhaal te halen. Toen verdachte [slachtoffer 2] niet aantrof, heeft hij bij de deur van [adres] staan roepen en meerdere malen in de deur gestoken. Verdachte kon [slachtoffer 2] echter niet vinden, omdat deze inmiddels verhuisd was. Vervolgens heeft verdachte contact opgenomen met [slachtoffer 3] , beheerder van het wooncomplex. De beheerder verklaart tegen de politie dat aangever daarbij niet alleen heeft gesproken over het steken in de deur(en) en de afhandeling van de schade, maar aan hem ook een bericht heeft gestuurd met de tekst: "Waar is [slachtoffer 2] , ik steek hem dood". De raadsman heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte dit bericht heeft gestuurd, omdat dit bericht niet in het dossier zit en verbalisanten het niet hebben gezien. De rechtbank is echter van oordeel dat de bedreiging past bij de voorafgaande gedragingen van verdachte en dat de verklaring van de beheerder voldoende ondersteuning vindt in andere bewijsmiddelen. Verdachte was zwaar onder invloed van alcohol en medicatie en weet zich daardoor wellicht niet alles meer te herinneren. De rechtbank is om deze redenen van oordeel dat verdachte [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
parketnummer 18/730067-19 feit 2., 4. en 5
De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten 2., 4. en 5 onder parketnummer 18/730067-19 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 juli 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 37 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019091686Z van 12 april 2019, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 1] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met fotobijlage d.d. 7 april 2019, opgenomen op pagina 41 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1]
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 6 april 2019, opgenomen op pagina 10 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten [slachtoffer 7] en [verbalisant 3].
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte, opgenomen op pagina 7 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019042566 d.d. 15 november 2018, inhoudende de aangifte van [slachtoffer 4] .
6. Een fotobijlage, opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de weergave van een Facebook Messenger gesprek van verdachte [verdachte 1] .
Parketnummer 18/243448-18 feit 1.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 12 juli 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb op 18 september te De Westereen [slachtoffer 5] eenmaal met een pikhaak geslagen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 april 2019, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018247142 d.d. 11 december 2018 inhoudend als verklaring van aangever [slachtoffer 5] :
Op 18 september 2018 te De Westereen zag ik dat [verdachte 1] op mij af kwam lopen en mij met een pikhaak op mijn linkerarm raakte. Ik voelde pijn.
Met betrekking tot feit 1. onder parketnummer 18/243448-18 overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte is er heel helder over dat hij aangever [slachtoffer 5] met de stok van een pikhaak éénmaal heeft geslagen tegen zijn arm. Verdachte legt hierover vrij kort na het incident een verklaring af. Aangever [slachtoffer 5] en zijn zoon stellen dat [slachtoffer 5] meermalen door verdachte is geslagen, tegen zijn hand, arm en hoofd. Zij leggen ruim een maand na het incident hierover een verklaring af. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat aangevers hun verklaringen mogelijk op elkaar hebben afgestemd en het verhaal enigszins hebben aangedikt. Aangever [slachtoffer 5] stelt door verdachte op zijn hoofd te zijn geslagen. De rechtbank heeft echter geen objectief bewijs in het dossier aangetroffen, waaruit blijkt dat aangever enig letsel aan zijn hoofd had. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever [slachtoffer 5] éénmaal met een pikhaak heeft geslagen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht parketnummer 18/730067-19 feiten 1. 2., 3., 4. en 5., en parketnummer 18/ 243448-18 feit 1. wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij op 5 april 2019 te De Westereen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven en met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend
- met een mes in verdachtes hand op die [slachtoffer 1] af te lopen en vervolgens
- met een mes in de richting van die [slachtoffer 1] te wijzen, en daarbij
- die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: "Inside, go inside.";
2. hij op 5 april 2019 te De Westereen, in een appartementencomplex, gelegen aan of bij [adres] , aldaar, opzettelijk en wederrechtelijk toegangsdeuren van
appartementen [adres], geheel toebehorende aan een ander, heeft beschadigd door meermalen met een mes in die deuren te steken;
3. hij in de periode van 5 april 2019 tot en met 7 april 2019 te De Westereen, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door in voornoemde periode in een wooncomplex opzettelijk dreigend met een mes meermalen te steken in de toegangsdeur van woning [adres], gelegen aan [adres] , zijnde tot voor kort de woning van die [slachtoffer 2] , en [slachtoffer 3] , beheerder van dat wooncomplex, een bericht te sturen met daarin de tekst: "Waar is [slachtoffer 2] , ik steek hem dood", en van welk steken in die toegangsdeur en sturen van een bericht met daarin de woorden: "Waar is [slachtoffer 2] , ik steek hem dood" die [slachtoffer 2] in voornoemde periode door de politie op de hoogte is gebracht;
4. hij op 5 april 2019 te Leeuwarden, in het cellencomplex van het bureau van politie zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, te weten [slachtoffer 7] , hoofdagent van
politie en medewerkers van de arrestantenzorg van de politie, werkzaam in de rechtmatige oefening van hun bediening, te weten gedurende het overbrengen van verdachte naar een arrestantencel of een plaats van verhoor, door
- met kracht toen verdachte kort voor die [slachtoffer 7] stond zijn, verdachtes, hoofd achterwaarts te bewegen, kennelijk met het doel die [slachtoffer 7] een kopstoot te geven en
- te trappen in de richting van die [slachtoffer 7] , hoofdagent van politie en medewerkers van de arrestantenzorg van de politie en
- te rukken en te trekken in een andere richting dan die waarin die [slachtoffer 7] , hoofdagent van politie en medewerkers van de arrestantenzorg van de politie hem, verdachte, wilden geleiden;
5. hij in de periode omvattende de dagen 16 februari 2019 en 17 februari 2019 te
De Westereen en/of te Broeksterwâld, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer 4] via Facebook Messenger dreigend de woorden toe te voegen "Je springt niet lang meer" en "Even afspreken zo, dan loop jij niet weer" en "Mooi doe je aangifte in Dokkum? dan sla ik je daar dood" en berichten te zenden met de navolgende teksten: "Mooi dokkum? Hoelet? Dan sla ik der dea." en "Die mother fucker die!!!", en welke berichten vervolgens door die [slachtoffer 4] in voornoemde periode zijn ontvangen;
parketnummer 18/243448-18
1. hij op of omstreeks 18 september 2018 te De Westereen, [slachtoffer 5] heeft mishandeld door hem met een pikhaak te slaan;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18/730067-19
1. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
2. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort beschadigen, meermalen gepleegd;
3. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
4. Wederspannigheid;
5. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
parketnummer 18/243448-18
1. Mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

De raadsman heeft zich ten aanzien van parketnummer 18/243448-18 feit 1. op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij heeft gehandeld uit noodweer. Daartoe is aangevoerd dat verdachte de aangever heeft geslagen, omdat aangever niet van zijn erf af wilde gaan en verdachte zich bedreigd voelde. Verder heeft de verdediging aangevoerd dat de angst van verdachte ook terecht was, omdat aangever verdachte daarna heeft mishandeld.
De rechtbank overweegt naar aanleiding van dit verweer het volgende.
Van noodweer is sprake indien een feit is begaan, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. De rechtbank acht op basis van de verklaringen in het dossier aannemelijk dat het verdachte is geweest die als eerste geweld heeft gebruikt. Hij heeft de confrontatie opgezocht door aangever te duwen en vervolgens met een pikhaak op diens arm te slaan. Dat er op dat moment van aangever [slachtoffer 5] zo’n dreiging uitging dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, is de rechtbank uit de verschillende verklaringen niet gebleken. Dat aangever vervolgens verdachte heeft teruggeslagen ziet de rechtbank, anders dan de raadsman, niet als bevestiging van een onmiddellijk dreigend gevaar voor een wederrechtelijke aanranding, maar als een verdediging zijdens aangever tegen het slaan door verdachte.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet aannemelijk dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Dit betekent dat het beroep op noodweer niet slaagt. Het verweer wordt dan ook verworpen.

Strafbaarheid van verdachte

Standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de raadsman hebben gesteld dat verdachte, gelet op de conclusies van de psycholoog en de psychiater, verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de rapportages van psychiater A. Banaei Kashani en psycholoog M. H. de Groot.
De psychiater komt tot de conclusie dat verdachte had moeten weten dat zijn gedrag ontoelaatbaar was, maar dat hij niet in staat was om de volledige controle te houden op zijn gedrag, omdat hij werd overspoeld door negatieve emoties en ontremd was door het gebruik van alcohol. Verdachte heeft zijn boosheid en frustraties vanwege zijn gebrek aan coping (door zijn persoonlijkheidsstoornis en posttraumatisch stressstoornis (hierna: PTSS) niet voldoende kunnen beheersen. Hoewel verdachte had moeten weten wat de negatieve effecten van alcohol zijn, stelt de deskundige dat verdachte al zo lang alcohol gebruikt om zijn emoties onder controle te houden, dat het alcoholgebruik gezien dient te worden als een ziekte en niet als een keuze. Dit leidt tot het advies om bij bewezenverklaring de vernieling in verminderde mate toe te rekenen.
De psycholoog komt tot de conclusie dat verdachte ontregeld is geraakt, nadat hij is verlaten door zijn vriendin. Hij ging meer en meer alcohol drinken. Daarbij speelde ook zijn persoonlijkheidsstoornis een rol. Hij wilde genoegdoening, kon dit niet krijgen en gaf uiting aan zijn boosheid, hetgeen het ten laste gelegde tot gevolg had. Dit leidt tot het advies om bij bewezenverklaring het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusies van de deskundigen, neemt deze over en concludeert dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. Het advies van de deskundigen is opgemaakt met betrekking tot de ten laste gelegde feiten 1. en 2. onder parketnummer 18/730067-19. Nu de overige ten laste gelegde feiten in dezelfde periode zijn gepleegd, zal de rechtbank deze ook in verminderde mate aan verdachte toerekenen.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 140 dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een klinische opname gevolgd door ambulante behandeling, en een alcoholverbod met alcoholcontroles.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De raadsman heeft zich verzet tegen een klinische opname.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de over hem opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks strafbare feiten: mishandeling, meerdere bedreigingen, vernieling en wederspannigheid. Verdachte was ten tijde van een deel van de gepleegde feiten ontregeld door het vertrek van zijn vriendin en is in die periode steeds meer alcohol gaan drinken. Tijdens het plegen van de feiten was hij steeds onder invloed van alcohol en medicatie. Verdachte heeft na een woordenwisseling een goede kennis geslagen met een pikhaak. Hij heeft daardoor een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze man. Daarnaast heeft hij een man, met wie hij een conflict had, ernstig bedreigd via Facebook Messenger. Verdachte raakte steeds meer ontregeld en in april 2019 is verdachte onder invloed van alcohol en medicatie met een mes naar een wooncomplex gegaan om bij een bewoner verhaal te halen. Toen deze man daar niet meer bleek te wonen, heeft verdachte met zijn mes twee deuren van een appartement beschadigd, een andere bewoner bedreigd en, via de beheerder van het wooncomplex, de voormalige bewoner met de dood bedreigd. Dergelijk gewelddadig gedrag is zeer bedreigend en heeft grote impact op de betrokkenen. Na zijn aanhouding door de politie heeft verdachte zich verzet en daarbij geprobeerd een hoofdagent een kopstoot te geven. Met zijn handelen heeft verdachte deze politiemedewerkers op ontoelaatbare wijze belemmerd in hun werkzaamheden.
Zowel de reclassering als de psychiater en de psycholoog hebben over verdachte gerapporteerd; uit deze rapportages blijkt onder meer het volgende. Bij verdachte is sprake van een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een stoornis in het gebruik van alcohol en PTSS. Hiervan was ook sprake ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Geadviseerd wordt om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een klinische opname met aansluitend een ambulante behandeling en een alcoholverbod met controlemiddelen.
Gelet op de persoonlijkheidsstoornis, de stoornis in het gebruik van alcohol en de PTSS acht de rechtbank behandeling en begeleiding van verdachte nodig ter voorkoming van recidive. In beginsel acht de rechtbank, gezien de ernst van de feiten en de persoon van verdachte, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op zijn plaats.
In verband met de noodzakelijke behandeling en begeleiding zal de rechtbank daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Teneinde verdachte voldoende justitiële druk te laten ervaren om zijn behandeling en begeleiding voort te zetten en geen strafbare feiten meer te plegen, ziet de rechtbank aanleiding een langere proeftijd en een groter deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen dan de officier van justitie heeft gevorderd.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank opleggen een gevangenisstraf van 158 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De rechtbank zal tevens de geadviseerde klinische opname voor de duur van maximaal drie maanden opleggen, nu dit door de deskundigen vanwege de complexe persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek van verdachte noodzakelijk wordt geacht om te komen tot een juiste behandeling.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 5] , tot een bedrag van € 1.632,69 ter zake van materiële schade en € 300,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 6] , tot een bedrag van € 394,93 ter vergoeding van materiële schade en € 375,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn in hun vordering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 5] heeft de raadsman aangevoerd dat uit de schadecalculatie niet blijkt van schade aan de motorkap en dat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 6] heeft de raadsman aangevoerd dat de schade is veroorzaakt doordat de benadeelde partij er bewust voor heeft gekozen om over de kei heen te rijden. Voor deze schade kan verdachte dan ook niet verantwoordelijk worden gehouden.
Oordeel van de rechtbank

1. [slachtoffer 5]

Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat [slachtoffer 5] de gestelde materiële schade van € 22.03 voor reiskosten heeft geleden als rechtstreeks gevolg van feit 1 onder parketnummer 18/243448-18. Voorts heeft de benadeelde partij materiële schadevergoeding gevorderd voor schade aan zijn auto. Nu de rechtbank echter feit 4 onder parketnummer 18/243448-18, waaruit die schade zou zijn ontstaan, niet bewezen acht, zal de vordering voor de overige materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard.
Daarnaast heeft [slachtoffer 5] een bedrag van € 300,00 gevorderd voor immateriële schade. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat [slachtoffer 5] immateriële schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van feit 1. onder parketnummer 18/243448-18. Nu de rechtbank echter eenmaal slaan bewezen acht, ziet de rechtbank aanleiding om deze immateriële schadevergoeding te matigen tot € 100,00.
Dit betekent dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 122,03, met wettelijke rente.
De rechtbank zal de vordering voor het overige niet ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.

2. [slachtoffer 6]

De rechtbank acht de feiten niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij [slachtoffer 6] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 55, 180, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/243448-18 feit 2., 3. en 4 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/730067-19 feit 1., 2., 3., 4 en 5 en het onder parketnummer 18/243448-18 feit 1. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 158 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 60 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich uiterlijk binnen veertien dagen na het onherroepelijk
worden van dit vonnis telefonisch zal melden bij de GGZ reclassering Fivoor
(088-3579484) en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen
tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang die
instelling dat noodzakelijk acht.
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd voor maximaal drie maanden zal
laten opnemen op de Forensische Psychiatrische Afdeling (FPA) te Franeker, althans
een soortgelijke instelling, waarbij de veroordeelde zal meewerken aan de
behandeling en zich zal houden aan de huisregels en aanwijzingen die hem voor die
behandeling worden gegeven, ook als dit inhoudt de inname van door de
behandelaars in het kader van de behandeling voorgeschreven medicatie op de
voorgeschreven wijze en de controle hierop;
3. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd, aansluitend aan de klinische
behandeling, dient mee te werken aan een aanmelding, intake en hieruit
voortvloeiend behandelaanbod bij een nader te bepalen instelling in het kader van
nazorg, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen
die de zorgverlener voor de behandeling zal geven, ook als dit inhoudt de inname
van door de behandelaars in het kader van de behandeling voorgeschreven medicatie
op de voorgeschreven wijze en de controle hierop;
4. dat veroordeelde zich, gedurende de proeftijd, zal onthouden van het gebruik van
alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken
aan urineonderzoek en/of ademonderzoek.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

Ten aanzien van 18/243448-18, feit 1.:

Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 5]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
122,03(zegge: honderdtweeëntwintig euro en drie eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 september 2018.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] te betalen een bedrag van € 122,03 (zegge: honderdtweeëntwintig euro en drie eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 september 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 22,03 aan materiële schade en € 100,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Ten aanzien van parketnummer 18/243448-18, feit 3. en 4.:

Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 6]in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. H. Beuker, voorzitter, mr. K. Post en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 juli 2019.
Mr. Van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.