In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 24 juli 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om vervangende toestemming voor het verlenen van een Nederlands reisdocument aan twee minderjarige kinderen, Kind 1 en Kind 2. De ouders van de kinderen zijn verwikkeld in een langdurige vechtscheiding, waarbij de moeder en vader niet in staat zijn om samen te werken aan de aanvraag van de paspoorten. De Gecertificeerde Instelling (GI) heeft het verzoek ingediend, omdat de vader weigerde om samen met de moeder de aanvraag te doen, ondanks dat de moeder bereid was om dit te regelen. De vader eiste dat de GI de paspoorten zou regelen, wat leidde tot een conflict over de verantwoordelijkheden van de ouders en de GI.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie tussen de ouders niet is verbeterd en dat de vader, ondanks zijn klachten over de GI, geen actieve rol wilde spelen in het verkrijgen van de paspoorten. De kinderrechter heeft de Paspoortwet in overweging genomen, die bepaalt dat de rechter kan ingrijpen als een ouder met gezag weigert toestemming te geven voor de afgifte van een paspoort. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het afgeven van een beschikking niet in het belang van de kinderen zou zijn, omdat het de strijd tussen de ouders zou verergeren en niet zou bijdragen aan een oplossing. Daarom heeft de kinderrechter het verzoek om vervangende toestemming afgewezen.
De beslissing is openbaar uitgesproken en de mogelijkheid tot hoger beroep is aangegeven. De kinderrechter heeft benadrukt dat de ouders hun eigen verantwoordelijkheden moeten nemen en dat de GI niet de rol van de ouders kan overnemen in deze kwestie.