ECLI:NL:RBNNE:2019:3361

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 juli 2019
Publicatiedatum
1 augustus 2019
Zaaknummer
18/730196-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling in Drachten met alcoholinbreng

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 23 juli 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 2 september 2018 onder invloed van alcohol een poging tot doodslag heeft gepleegd op een jongeman in Drachten. De verdachte heeft het slachtoffer meermalen tegen het hoofd geslagen en, terwijl het slachtoffer op de grond lag, tegen zijn hoofd geschopt. Daarnaast heeft hij de vriendin van het slachtoffer mishandeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. De verdachte moet ook schadevergoeding betalen aan de slachtoffers, te weten € 1.325,30 aan het slachtoffer en € 702,57 aan de vriendin. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag en mishandeling, en dat er geen sprake was van noodweer. De rechtbank heeft de impact van de feiten op de slachtoffers en de omgeving meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730196-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 juli 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 februari 2019 en 9 juli 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.J. de Vries, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
hij in of omstreeks de nacht van 1 op 2 september 2018, te Drachten, gemeente Smallingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 1] , van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] , meerdere malen, althans eenmaal, (een) (vuist)slag(en) tegen het hoofd heeft gegeven en/of tegen het hoofd heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij in of omstreeks de nacht van 1 op 2 september 2018, te Drachten, gemeente
Smallingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] , meerdere malen, althans eenmaal, (een) (vuist)slag(en) tegen het hoofd heeft gegeven en/of tegen het hoofd heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij in of omstreeks de nacht van 1 op 2 september 2018, te Drachten, gemeente
Smallingerland, een persoon, genaamd [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] , meerdere malen, althans eenmaal, (een) (vuist)slag(en) tegen het hoofd te geven en/of tegen het hoofd te schoppen;
2.
hij in of omstreeks de nacht van 1 op 2 september 2018 te Drachten, gemeente
Smallingerland, een persoon, genaamd, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door haar krachtig opzij te duwen en/of een (vuist)slag tegen het hoofd te geven.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1. primair heeft de officier van justitie aangevoerd dat op basis van de camerabeelden en de verklaringen van de getuigen [slachtoffer 2] , [getuige 1] en [getuige 2] vastgesteld kan worden dat verdachte aangever meermalen met de vuist tegen het hoofd heeft geslagen waardoor aangever op de grond is gevallen. Uit de verklaringen van [slachtoffer 2] en [getuige 1] blijkt dat verdachte daarna aangever twee keer tegen zijn hoofd heeft getrapt. Vol opzet op de dood volgt niet uit de verklaring van verdachte, maar het handelen van verdachte kan, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm, worden aangemerkt als zo zeer gericht op de dood, dat hij die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. De officier van justitie heeft daarom veroordeling voor het primair ten laste gelegde gevorderd.
Ten aanzien van feit 2. heeft de officier van justitie eveneens veroordeling gevorderd. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat uit de aangifte van [slachtoffer 2] , de camerabeelden en de letselverklaring blijkt dat sprake is geweest van het duwen en slaan van [slachtoffer 2] tegen het lichaam en hoofd waardoor pijn en letsel is ontstaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van onder 1. primair, 1. subsidiair en 2. ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1. meer subsidiair ten laste gelegde heeft hij zich gerefereerd.
Ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde heeft de raadsman gemotiveerd aangevoerd dat verdachte niet de intentie heeft gehad aangever opzettelijk van het leven te beroven. Verdachte voelde zich aangevallen en heeft zich verweerd door een klap uit te delen. Over en weer is geslagen, en het is dom geweest dat verdachte met zijn voet het hoofd van aangever heeft geraakt, maar dit betekent niet dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn handelen de dood tot gevolg kon hebben. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen in het dossier op dit punt uiteenlopen. De getuige [getuige 3] heeft niet gezien dat verdachte aangever met zijn voet heeft geraakt, terwijl hij wel vlakbij was.
Ten aanzien van het onder 1. subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake is van zwaar letsel nu het letsel na twee weken vrijwel over was en dus geen sprake is van blijvend letsel.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte aangeefster heeft geduwd om haar van zich af te houden. Dit kan niet worden beschouwd als eenvoudige mishandeling. Nu verdachte ontkent dat hij aangeefster heeft geslagen, ontbreekt hiervoor het bewijs.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 13 februari 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
In de nacht van 1 september 2018 op 2 september 2018 heb ik in Drachten [slachtoffer 1] meermalen geslagen, onder meer op zijn kaak. Ook heb ik hem eenmaal geschopt.
Ik heb [slachtoffer 2] van me afgeduwd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 september 2018, opgenomen op pagina 80 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018232042 d.d. 8 oktober 2018, inhoudend als verklaring van verdachte:
Er kwam een jongeman van ongeveer 30 jaar op mij af. Direct pakte hij mij bij mijn keel beet. Ik was boos en verweerde mij. Ik gaf deze jongen direct met kracht een vuistslag in het gezicht. Over en weer zijn er toen klappen gevallen. Ik heb toen 1 klap van diezelfde jongen gehad. Ik heb 2 à 3 keer die jongen een vuistslag gegeven. Op een gegeven moment zag ik dat die jongen struikelde en op de grond terecht kwam. Ik heb gezien dat hij zijn bewustzijn was verloren. De kans acht ik wel aanwezig dat hij knock-out is gegaan. Ik ben toen dom geweest en heb toen deze jongen een schop tegen zijn hoofd gegeven. Ik heb hem met kracht met mijn rechterbeen een schop tegen de zijkant van zijn hoofd gegeven. Tijdens de worsteling, kwam dat meisje er wel telkens tussen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte met bijlagen d.d. 2 september 2018, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte van zware mishandeling/poging doodslag gepleegd op 2 september 2018 te Drachten.
Er kwam ineens een jongen achter mijn vriendin aan. Die jongen kwam er rennend, schreeuwend aan. Die jongen wou mijn vriendin slaan. Ik kwam ertussen. Het enige wat ik weet is dat ik een klap op mijn achterhoofd kreeg. Vanaf dat moment weet ik helemaal niks.
Ik kan het letsel als volgt omschrijven: links op mijn achterhoofd een bult/ schaafplek, rechterkaak zwaar gekneusd, schaafplekken op knieën en ellenbogen, lip is stuk aan de binnenkant, rechterkant hals doet mij zeer. De foto's die van mij zijn gemaakt mogen bij de aangifte worden gevoegd.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 september 2018, opgenomen op pagina 90 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als aangifte van [slachtoffer 2] :
Ik zag dat die jongen ineens achter [slachtoffer 1] stond. Ik zag dat hij om [slachtoffer 1] heen liep en naar mij toe kwam. Ik voelde dat hij mij met twee handen op mijn borst weg duwde. Ik hoorde hem zeggen: "Nog een keer over mijn moeder praten". Ik hoorde dat [slachtoffer 1] hem in de reden viel en zei: "Er heeft niemand over jouw moeder gepraat". Ik zag dat hij mij weer aankeek en hij zei toen: "Ik heb jouw wel gehoord kankerhoer" toen kreeg ik een mep. Ik werd door die jongen geslagen op mijn rib aan de rechterzijde van mijn lichaam. Het deed pijn. Vervolgens ging [slachtoffer 1] voor mij staan. Ik zag dat die jongen [slachtoffer 1] sloeg. Hij sloeg [slachtoffer 1] met zijn vuist in zijn gezicht, op zijn kaak. Ik zag dat [slachtoffer 1] door de klap met zijn hoofd tegen een paal aan knalde. Het was een paal met een soort van geel bord die best wel laag stond. [slachtoffer 1] bleef staan, ik ben tussen [slachtoffer 1] en die jongen in gaan staan. Ik zag dat die jongen weer met zijn vuist uit wilde halen naar [slachtoffer 1] . Ik zag toen dat [slachtoffer 1] die jongen met zijn vuist sloeg ter hoogte van zijn schouder of borst. Ik zag dat die jongen [slachtoffer 1] weer wilde slaan maar ik stond er tussen. Ik voelde dat die jongen mij weg duwde en de bedoeling had om [slachtoffer 1] te kunnen slaan. Zo hebben we meerdere rondjes gedraaid op de straat. Toen sloeg die jongen mij tegen mijn hoofd. Dit was hard en met zijn vuist. Hij raakte mij recht op mijn hoofd/schedel, gelukkig niet op mijn gezicht anders had ik er nu net zo uitgezien als [slachtoffer 1] . Het deed mij pijn. Ik heb mij omgedraaid en ben door die klap gehurkt op de grond gaan zitten. Ik voelde mij door die klap duizelig. Ik heb daarna even niet meegekregen wat er verder gebeurde. Vervolgens zag ik [slachtoffer 1] op de grond liggen, ik zag dat hij op de rijbaan lag en zijn benen nog op het fietspad lagen. Toen ben ik opgestaan en naar [slachtoffer 1] toe gelopen. Ik heb hem overeind geholpen.
Ik zag dat die jongen zijn shirt uitdeed en in zijn blote barst stond en weer naar [slachtoffer 1] toe liep. Ik zag dat [slachtoffer 1] naar de stoep toe liep en dat die jongen achter hem aan liep. Ik zag dat die jongen [slachtoffer 1] weer sloeg, ik zag dat [slachtoffer 1] probeerde die jongen te ontwijken. Ik zag niet hoe die jongen [slachtoffer 1] sloeg want die jongen stond met de rug naar mij toe. Ik zag dat [slachtoffer 1] op de grond viel dit was bij de Bowlingbaan die zit vlakbij bij " [naam 1] ". Ik zag dat [slachtoffer 1] probeerde overeind te komen maar ik zag dat die jongen hem meteen weer naar de grond toe sloeg. Ik zag dat die jongen op het hoofd van [slachtoffer 1] sloeg. Ik zag dat [slachtoffer 1] met zijn bovenlichaam tegen de voorzijde van de bowlingbaan lag. Ik zag dat die jongen [slachtoffer 1] twee keer tegen zijn hoofd aan trapte. [slachtoffer 1] lag terwijl die jongen schopte op de grond. Die jongen schopte ter hoogte van [slachtoffer 1] zijn wang. Het leek net of [slachtoffer 1] een lappenpop was. Eén keer hoorde ik zelfs het geluid van het schoppen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 3 september 2018, opgenomen op pagina 35 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik ben gisteravond nog naar de Dokterswacht in Drachten geweest, omdat ik toen last kreeg van pijn aan mijn ribben. De arts heeft mij onderzocht en die constateerde dat ik één gekneusde rib aan mijn rechterzijde had.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 2 september 2018, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Ik zag dat 1 van de jongens, degene die de klappen gaf, zijn shirt uittrok en in blote bast stond. Ik heb gehoord dat de jongen die de klappen uitdeelde, [verdachte] heet. Ik zag dat [verdachte] om de meid heen kwam, ik zag dat hij haar drukte. Deze meid hoorde bij het slachtoffer. Hij drukte haar aan de kant. Ik zag dat hij daarna gelijk uithaalde naar de jongen waar mee hij ruzie had. Ik zag dat de jongen die werd geslagen gelijk op de grond viel. Ik zag dat deze klap met kracht werd gegeven, hij haalde zijn arm en hand naar achteren. De jongen die geslagen was bleef heel kort even liggen, hij was wel bij bewustzijn. Hij ging vervolgens weer staan, ik zag dat hij bloed bij zijn mond had aan de rechterkant van zijn mond. Dezelfde meid die hun probeerde uit elkaar te houden, probeerde [verdachte] tegen te houden. Op het moment dat de jongen die geslagen was, weer opstond, leek het klaar maar kort daarop begonnen de twee jongens weer wat te duwen en te trekken. Ze stonden eerst op de weg en later stonden ze op de stoep naar het bowlingcentrum. Op een gegeven zag ik dat [verdachte] dezelfde jongen meerdere klappen op zijn gezicht gaf. Ik zag dat alle klappen met kracht waren gegeven. Ik zag dat hij zijn forse lichaam goed inzette op het moment dat hij klappen gaf. Na meerdere klappen viel de jongen weer op de grond. Op het moment dat de jongen op de grond lag zag ik dat [verdachte] ging knielen naast de jongen. Ik zag dat hij twee klappen gaf met zijn linker- en rechterhand. Ik zag dat hij met kracht sloeg, hij haalde zijn arm en hand naar achteren om met kracht te slaan. Ik zag dat hij zijn gezicht raakte. Gelijk daarna zag ik dat [verdachte] weer ging staan, zich vervolgens omdraaide en twee keer op het gezicht van de jongen stampte. Ik zag dat hij dit met kracht deed. Op het moment dat het slachtoffer de twee klappen kreeg lag de jongen op zijn linker zijkant. Op het moment dat hij de twee stampen kreeg lag het slachtoffer op zijn rug. Nadat hij deze stampen had gegeven zag ik dat er bij de jongen weinig beweging meer in zat, ik had het idee dat hij buiten bewustzijn was. [verdachte] is samen met nog een jongen er vandoor gegaan.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 2 september 2018, opgenomen op pagina 43 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Ik zag dat mijn buurman meteen een vuistslag in het gezicht kreeg. Ik zag dat dat gedaan werd met de rechtervuist. Ik zag dat de buurman in totaal vier keer geslagen werd in zijn gezicht. Na deze klappen zag ik dat mijn buurman op de grond viel en knock-out bleef liggen. Ik zag dat de dader toen nog een trap in zijn gezicht gaf terwijl de buurman al hulpeloos op de grond lag. Ik zag dat op dat moment er al bloed uit zijn mond kwam.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 september 2018, opgenomen op pagina 54 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Naar aanleiding van een poging doodslag en eenvoudige mishandeling, die plaatsvonden op 2 september 2018, omstreeks 03:50 uur, op de openbaren weg Zuidkade te Drachten, ter hoogte van de panden tussen snackbar " [naam 1] " en Bowling-zaak " [bowlingzaak] " heb ik onderzoek verricht aan camerabeelden, die door de eigenaar van genoemde snackbar voor het onderzoek ter beschikking werden gesteld. Ik heb het volgende bevonden.
• Omstreeks 03:52:56 uur.
Verdachte wijst met rechterarm en -wijsvinger ogenschijnlijk richting [slachtoffer 2] en loopt ogenschijnlijk opgewonden/opgefokt naar haar toe. (Screenshot 20).
• Omstreeks 03:52:59 uur en 03:53:00 uur.
[slachtoffer 1] gaat tussen [slachtoffer 2] en verdachte [verdachte] in staan en [slachtoffer 1] houdt [verdachte] met beide handen tegen. [slachtoffer 1] duwt [verdachte] met z'n rechterarm en -hand krachtig achteruit. (Screenshots 21 en 22).
• Omstreeks 03:53:01 uur.
(1e keer verdachte [verdachte] slaat aangever [slachtoffer 1] ).
Verdachte [verdachte] duwt [slachtoffer 1] krachtig van zich af met beide handen en slaat meteen met z'n linkervuist krachtig tegen de voorzijde van het hoofd van [slachtoffer 1] . Hierdoor slaat [slachtoffer 1] met zijn lichaam krachtig achterover -en ogenschijnlijk om z'n evenwicht te houden- loopt [slachtoffer 1] over het fietspad wankelend naar de straatkant. (Screenshots 23 en 24).
• Omstreeks 03:53:02 uur.
Verdachte [verdachte] stormt meteen op [slachtoffer 1] af, maar wordt door [slachtoffer 2] tegengehouden. (Screenshot 25).
• Omstreeks 03:53:04 uur.
Terwijl [slachtoffer 2] de verdachte [verdachte] tegenhoudt en achteruit duwt, staat [slachtoffer 1] op en loopt hij op [verdachte] af. (Screenshot 26).
• Omstreeks 03:53:05 uur.
[slachtoffer 2] tracht [verdachte] tegen te houden die op [slachtoffer 1] afloopt. (Screenshot 27).
• Omstreeks 03:53:05 uur.
(1e keer aangever [slachtoffer 1] slaat verdachte [verdachte] ).
[slachtoffer 1] slaat -vanuit zijn positie achter [slachtoffer 2] - met zijn rechtervuist krachtig tegen verdachte [verdachte] en raakt hij met zijn vuistslag ogenschijnlijk de linkerschouder van [verdachte] . (Screenshot 28).
• Omstreeks 03:53:07 uur.
(2e keer verdachte [verdachte] slaat aangever [slachtoffer 1] ).
Verdachte [verdachte] slaat daarop met zijn linkervuist krachtig tegen het gezicht van [slachtoffer 1] , waardoor [slachtoffer 1] krachtig achterover slaat en hard op de grond belandt. (Screenshot 29).
• Omstreeks 03:53:08 uur.
Verdachte [verdachte] loopt op de liggende [slachtoffer 1] af, maar wordt tegengehouden door [slachtoffer 2] .
(Screenshot 30).
• Omstreeks 03:53:09 uur.
[getuige 2] loopt naar [slachtoffer 1] , die enkele seconden vrijwel roerloos op de grond ligt. (Screenshot 31 ).
• Omstreeks 03:53:12 uur.
[slachtoffer 2] trekt de verdachte [verdachte] weg bij [slachtoffer 1] vandaan en zij houdt met haar beide handen de verdachte [verdachte] bij diens trui vast. [slachtoffer 1] richt zich op en gaat even zitten. [getuige 2] loopt dan naar [verdachte] en [slachtoffer 2] . (Screenshot 32).
• Omstreeks 03:53:15 uur.
[slachtoffer 1] staat -ogenschijnlijk moeizaam- op en daarop rukt verdachte [verdachte] zich krachtig los uit de greep van [slachtoffer 2] en gaat op [slachtoffer 1] af. [slachtoffer 2] grijpt verdachte [verdachte] weer krachtig vast en duwt hem achteruit het fietspad op. (Screenshot 33).
• Omstreeks 03:53:18 uur.
[slachtoffer 1] staat dan op en kijkt richting [slachtoffer 2] en [verdachte] . (Screenshot 34).
• Omstreeks 03:53:18 uur, 03:53:19 uur en 03:53:20 uur.
(1e keer duwen/stompen van verdachte [verdachte] tegen [slachtoffer 2] ).
Verdachte [verdachte] duwt/stompt met beide handen [slachtoffer 2] krachtig opzij en loopt op [slachtoffer 1] af.
[slachtoffer 2] komt weer tussenbeide en duwt verdachte [verdachte] achteruit. (Screenshots 35, 36 en 37).
• Omstreeks 03:53:23 uur.
Verdachte [verdachte] doet nogal opgewonden en trekt dan zijn trui uit en doet zijn pet af, waarop hij deze kledingstukken keihard op de grond smijt. [slachtoffer 2] is op dat moment met haar rug vóór [slachtoffer 1] gaan staan en met haar gezicht naar [verdachte] gericht. (Screenshot 38).
• Omstreeks 03:53:28 uur.
Verdachte [verdachte] stormt op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] af. [slachtoffer 2] staat vóór [slachtoffer 1] en zij houdt verdachte [verdachte] tegen. [getuige 2] en [naam 2] lopen naar hen toe. Verdachte [verdachte] doet enkele stappen richting [slachtoffer 1] en tracht langs [slachtoffer 2] bij [slachtoffer 1] te komen, maar [slachtoffer 2] stapt er telkens tussen in.
(2e keer duwen/stompen van verdachte [verdachte] tegen [slachtoffer 2] ).
Verdachte [verdachte] duwt/stompt dan [slachtoffer 2] krachtig met z'n beide armen en handen opzij, waarbij zij met haar hoofd krachtig achterover slaat. [naam 2] duwt de verdachte [verdachte] achteruit, bij de anderen vandaan. (Screenshot 39).
• Omstreeks 03:53:34 uur.
Verdachte [verdachte] rukt zich los van [naam 2] en stapt weer op [slachtoffer 1] af, maar wordt weer tegengehouden door [slachtoffer 2] en nu ook door [getuige 2] . Daarop loopt [naam 2] bij hen vandaan.
(Screenshot 40).
• Omstreeks 03:53:38 uur.
Verdachte [verdachte] wordt dan door [slachtoffer 2] weggeduwd de stoep op en door haar tegengehouden, terwijl [slachtoffer 1] door [getuige 2] eveneens wordt tegengehouden, op het moment dat [slachtoffer 1] telkens richting [slachtoffer 2] en [verdachte] loopt. (Screenshot 41).
• Omstreeks 03:53:39 uur.
Hierop trekt verdachte [verdachte] ook zijn T-shirt uit en stapt met ontbloot bovenlichaam op [slachtoffer 1] af, maar hij wordt tegengehouden door [slachtoffer 2] , die vóór [slachtoffer 1] op het fietspad staat.
Verdachte [verdachte] blijft even op de stoep staan en wijst met zijn linkerarm en -vinger naar [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , die achter haar bij [getuige 2] staat. (Screenshot 42).
• Omstreeks 03:53:49 uur.
(3e keer duwen/stompen van verdachte [verdachte] tegen [slachtoffer 2] ).
Verdachte [verdachte] stormt dan op [slachtoffer 1] af en duwt/stompt daarbij met beide handen [slachtoffer 2] krachtig opzij. [verdachte] duwt/stompt haar ter hoogte van haar borsten. (Screenshot 43).
• Omstreeks 03:53:51 uur.
(3e keer verdachte [verdachte] slaat aangever [slachtoffer 1] ).
Meteen daarop stormt verdachte [verdachte] naar voren langs [slachtoffer 2] en slaat met zijn linkervuist, krachtig tegen de rechterkant van het gezicht van aangever [slachtoffer 1] , die door de klap met z'n hoofd krachtig zijwaarts achterover slaat. (Screenshot 44).
• Omstreeks 03:53:55 uur en 03:54 uur
[slachtoffer 2] springt weer tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] in en [verdachte] loopt dan enkele meters bij hen vandaan en stopt. (Screenshots 45 en 46).
• Omstreeks 03:54:04 uur.
Verdachte [verdachte] draait zich dan om en loopt bij hen vandaan. Na enkele meters weggelopen te zijn, draait [verdachte] zich naar hen om en spreidt z'n armen. (Screenshot 50).
• Omstreeks 03:54:08 uur.
[verdachte] duwt [getuige 2] en [slachtoffer 2] opzij, die vóór [slachtoffer 1] stonden. (Screenshot 51 ).
• Omstreeks 03:54:10 uur.
(4e keer [verdachte] slaat [slachtoffer 1] ).
[verdachte] loopt op [slachtoffer 1] af en haalt met zijn rechterarm en -vuist krachtig uit naar [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] deinst hierdoor achteruit, maar het is niet zichtbaar óf en wáár [verdachte] hem geraakt heeft. Inmiddels belanden zij op de straat. (Screenshot 52).
• Omstreeks 03:53:13 uur.
(2e keer [slachtoffer 1] slaat [verdachte] ).
[slachtoffer 1] haalt met zijn rechtervuist krachtig uit naar het hoofd van [verdachte] , maar ogenschijnlijk draait [verdachte] zijn hoofd net op tijd opzij, waarop de vuist van [slachtoffer 1] de linkerkant van [verdachte] 's hoofd schampt. (Screenshot 53).
• Omstreeks 03:53:14 uur.
[verdachte] duwt met beide handen [slachtoffer 1] krachtig naar achteren en [slachtoffer 2] springt tussenbeide.
(Screenshot 54).
• Omstreeks 03:54:19 uur.
[verdachte] stormt telkens op [slachtoffer 1] af, waarbij [slachtoffer 1] terugdeinst naar het midden van de straat waarop [slachtoffer 2] en [getuige 2] tussenbeide trachten te komen. Het is niet zichtbaar of [slachtoffer 1] door [verdachte] wordt geslagen, omdat een verkeersbord het zicht op nét dat ene gedeelte van het camerabeeld, ontneemt. Wèl is te zien dat [verdachte] enkele keren naar voren schiet, waarbij de anderen naar achteren deinzen. (Screenshot 55).
• Omstreeks 03:54:22 uur.
[slachtoffer 1] wordt door [getuige 2] achteruit weggeduwd richting de stoep, gevolgd door [verdachte] , bij wie [slachtoffer 2] verwoede pogingen doet om hem tegen te houden, maar dat lukt haar niet. (Screenshot 56).
• Omstreeks 03:54:26 uur.
(5e keer [verdachte] slaat [slachtoffer 1] ).
Hier draait [slachtoffer 1] al weglopend, z'n rug naar [verdachte] en de anderen toe. [verdachte] schiet naar voren, langs [getuige 2] en [slachtoffer 2] en slaat met z'n rechtervuist krachtig tegen het hoofd van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] belandt door de klap krachtig tegen de muur aan van -wat later bleek- de bowlingzaak verderop. (Screenshot 57).
• Omstreeks 03:54:30 uur.
[slachtoffer 1] zakt door z'n benen en belandt op de grond, waarop hij ogenschijnlijk stil blijft liggen. Het is niét zichtbaar of [slachtoffer 1] krachtig door [verdachte] wordt geslagen of dat [verdachte] hem één of meerdere keren krachtig tegen het hoofd schopt. [verdachte] stapt wèl over het onderlichaam van [slachtoffer 1] heen, waarop hij zich buigt over [slachtoffer 1] . (Screenshot 58).
• Omstreeks 03:54:53 uur en 03:55:02 uur.
[verdachte] loopt dan weg bij [slachtoffer 1] vandaan, gevolgd door [naam 2] met de fiets.
9. Een letselverklaring, op 5 september 2018 opgemaakt en ondertekend door mevr. A.E. Westerveld, forensisch arts KNMG, opgenomen op pagina 90 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend als haar verklaring:
Medische informatie betreffende [slachtoffer 1]
Datum incident : 02-09-2018
Datum onderzoek : 03-09-2018
Omschrijving van de toedracht: Is meerdere malen geslagen en geschopt ook toen hij al op de grond lag. Is achterover tegen een paal gevallen en bewusteloos geraakt. Kwam weer bij op de spoedeisende hulp van het ziekenhuis.
Aanvullende informatie met betrekking tot het incident: Moest een aantal uren ter observatie in het ziekenhuis blijven. Bij ontslag werd hem geadviseerd rust te houden vanwege een hersenschudding.
Subjectieve klachten: Meneer heeft overal pijn, vooral in zijn hals en nek en de rug, het lopen gaat moeizaam en hij kan de rechter ellenboog niet bewegen. Ook kauwen lukt niet. Hij kan zijn werk nu niet doen.
Letselbeschrijving: Huid onder rechteroog blauw verkleurd, op de rechterslaap en wang diverse rode krassen in de huid. Er is een wondje rechts tussen neus en bovenlip waarbij zowel de huid als het slijmvlies in de mond beschadigd zijn. Ook het slijmvlies van de onderlip is beschadigd. Aan de achterzijde van de rechter onderarm een huiddefect van 2 bij 1,5 cm met zwelling van de onderhuidse weefsels. Aan de binnenzijde van de rechter bovenarm een drietal blauwe plekken in een gebied van 3 x4 cm. Aan de voorzijde van de rechterknie een tweetal rode huiddefecten.
Conclusie:
Ontstaan : de letsels zijn recent ontstaan.
Herstel : zal nog zeker een week in beslag nemen.
Blijvend letsel : valt niet te verwachten.
Letsel past bij : de toedracht zoals aangegeven.
10. Een letselverklaring, op 5 september 2018 opgemaakt en ondertekend door mevr. A.E. Westerveld, forensisch arts KNMG, opgenomen op pagina 101 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend als haar verklaring:
Medische informatie betreffende [slachtoffer 2]
Datum incident : 02-09-2018
Datum onderzoek : 03-09-2018
Omschrijving van de toedracht: Is op haar hoofd tegen de rechter flank en rechts tegen haar nek geslagen. Werd tegens tegen haar borstbeen geduwd waarbij ze zich 'verstapt' heeft.
Aanvullende informatie met betrekking tot het incident: Mevrouw is niet gevallen en niet bewusteloos geweest. Vanwege aanhoudend braken is mevrouw op de avond van 2 september bij de huisartsenpost geweest. Daar werd een hersenschudding geconstateerd en gekneusde ribben. Mevrouw kreeg pijnstilling voorgeschreven.
Subjectieve klachten: Mevrouw kan vanwege de pijn haar éénjarig kind niet optillen of verzorgen. Ook de stage die ze zou moeten lopen, lukt niet. De rechter knie was dik na het incident en de rechter enkel is nog steeds dik.
Letselbeschrijving: Mevrouw loopt met een stijf rechter been en gebruikt een elleboog kruk bij het lopen. Er zijn verder geen letsels zichtbaar.
Conclusie:
Ontstaan : de letsels zijn recent ontstaan.
Herstel : zal nog ongeveer een week in beslag nemen.
Blijvend letsel : valt niet te verwachten.
De klachten kunnen passen bij de toedracht zoals aangegeven.
Overweging ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte geen 'vol' opzet heeft gehad op het intreden van de dood van aangever. Daarom moet worden beoordeeld of verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van aangever.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg -zoals hier de dood van aangever- aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het strafdossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat verdachte aangever [slachtoffer 1] meermalen tegen het hoofd heeft geslagen en geschopt. De getuige [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte tweemaal hard op de zijkant van aangevers hoofd heeft getrapt. De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat aangever met kracht twee keer op het gezicht van aangever heeft gestampt en de getuige [getuige 2] heeft gezien dat verdachte aangever een trap in zijn gezicht gaf, terwijl aangever al hulpeloos op de grond lag. Dat de getuige [getuige 3] niet heeft gezien dat aangever tegen zijn hoofd is geschopt, betekent niet zonder meer dat dat niet gebeurd kan zijn, maar kan worden verklaard doordat er mensen omheen kwamen te staan, hij een paar biertjes had gedronken en er niet constant op gericht was wat er gebeurde. Daarbij komt dat de GGD-arts vindt dat de verwondingen van aangever goed kunnen passen bij de door hem beschreven toedracht.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuigen [slachtoffer 2] , [getuige 1] en [getuige 2] . Dat deze verklaringen op detail verschillen vertonen, doet daaraan geen afbreuk. Dergelijke verschillen kunnen voortkomen uit een verschil in waarneming vanuit verschillende posities. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte aangever meermalen vuistslagen tegen het hoofd heeft gegeven en tegen het hoofd heeft geschopt. Verdachte heeft ook toegegeven dat hij aangever [slachtoffer 1] tegen het hoofd heeft geslagen en geschopt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte meermalen heeft geschopt tegen en/of op het hoofd van aangever, die op de grond lag. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een zo kwetsbaar deel is van het menselijk lichaam dat, indien daartegen wordt geschopt, de aanmerkelijke kans bestaat dat dit de dood van het slachtoffer tot gevolg kan hebben. Door meermalen op of tegen het hoofd van aangever te schoppen heeft verdachte dus de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn handelen tot de dood van aangever zou kunnen leiden. Nu dit algemeen bekend is, moet ook verdachte geacht worden daarvan op de hoogte te zijn geweest. Door niettemin te handelen zoals hij heeft gedaan, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zou kunnen overlijden. De rechtbank acht daarom de onder 1. primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Overweging ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
Verdachte heeft erkend dat hij aangeefster [slachtoffer 2] heeft geduwd, maar heeft ontkend dat hij haar heeft geslagen. Uit de aangifte blijkt dat aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar geduwd en geslagen heeft. In het proces-verbaal van bevindingen op pagina 48 e.v. staat beschreven dat één van der verbalisanten direct na het gebeuren aangeefster kort heeft gehoord en dat zij verklaard heeft dat ze twee klappen met de vuist in haar buik, een klap in de nek en een klap op haar hoofd heeft gekregen.
Voorts blijkt uit de beschrijving van de camerabeelden dat vanaf omstreeks 03:53:18 uur verdachte aangeefster meermalen met beide handen krachtig opzij duwt/stompt, waarbij zij de tweede keer met haar hoofd krachtig achterover slaat. De derde keer raakt verdachte aangeefster ter hoogte van haar borsten. Tot slot heeft de GGD-arts aangeefster onderzocht en aangegeven dat haar verwondingen goed kunnen passen bij de gebeurtenissen zoals omschreven in de toedracht. Op grond van de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen, de beschrijving van de camerabeelden en de letselverklaring acht de rechtbank ook het onder 2. ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1. primair en 2. wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij in de nacht van 1 op 2 september 2018 te Drachten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 1] , van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] meerdere malen vuistslagen tegen het hoofd heeft gegeven en tegen het hoofd heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in de nacht van 1 op 2 september 2018 te Drachten, een persoon, genaamd, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door haar krachtig opzij te duwen en een slag tegen het hoofd te geven.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair Poging tot doodslag.
2. Mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat voor feit 1. primair vrijspraak dient te volgen nu verdachte nimmer de intentie heeft gehad iemand van het leven te beroven. Subsidiair heeft de raadsman ontslag van alle rechtsvervolging bepleit omdat verdachte heeft gehandeld uit noodweer(-exces). De raadsman heeft hiertoe gesteld dat de opmerking over verdachtes moeder een zodanige hevige gemoedsbeweging heeft veroorzaakt dat hij de grenzen van de noodzakelijke zelfverdediging heeft overschreden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is geweest van een wederrechtelijke aanranding. Verdachte is steeds op de slachtoffers afgelopen, is daarna weggelopen en steeds teruggekomen. Verdachte heeft dus tijd gehad om weg te lopen. Nu er geen noodweersituatie is geweest, kan het beroep op noodweerexces niet slagen. Tot slot heeft de raadsman de hevige gemoedsbeweging onvoldoende toegelicht.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt mede aan de hand van de camerabeelden (p. 54 e.v.) het volgende vast. Omstreeks 03:52:51 uur staan [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] , [getuige 2] en [naam 3] voor het pand naast snackbar [naam 1] . Verdachte loopt met zijn armen en handen gebarend naar hen toe. Hij wijst ogenschijnlijk naar [slachtoffer 2] en loopt op haar af. [slachtoffer 1] gaat tussen [slachtoffer 2] en verdachte staan en duwt verdachte krachtig achteruit. Vervolgens duwt verdachte [slachtoffer 1] van zich af en slaat hem tegen zijn hoofd. [slachtoffer 1] loopt daarna wankelend naar de straatkant. Verdachte stormt op [slachtoffer 1] af, maar wordt door [slachtoffer 2] tegengehouden. Daarna loopt [slachtoffer 1] op verdachte af en hij slaat verdachte op zijn schouder. Verdachte slaat [slachtoffer 1] nogmaals, waardoor deze op de grond belandt. Wederom loopt verdachte op [slachtoffer 1] af en hij wordt weer door [slachtoffer 2] tegengehouden. [slachtoffer 1] richt zich op, gaat even zitten en staat op. Verdachte rukt zich weer los en loopt op [slachtoffer 1] af. [slachtoffer 2] duwt hem achteruit, hij duwt haar van zich af en loopt weer op [slachtoffer 1] af. [slachtoffer 2] komt weer tussenbeide en duwt verdachte achteruit. Verdachte trekt zijn trui uit, doet zijn pet af en stormt op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] af. [slachtoffer 2] houdt hem weer tegen waarop verdachte richting [slachtoffer 1] stapt en langs [slachtoffer 2] probeert bij [slachtoffer 1] te komen. [slachtoffer 2] staat er steeds tussenin. Zij wordt weer door verdachte geduwd/gestompt. [getuige 3] duwt dan verdachte achteruit, bij de anderen vandaan. Verdachte rukt zich echter los en stapt weer op [slachtoffer 1] af. [slachtoffer 2] en [getuige 2] houden verdachte tegen. [slachtoffer 2] duwt verdachte weer aan de kant en houdt hem tegen, terwijl [slachtoffer 1] door [getuige 2] wordt tegengehouden. Verdachte trekt dan zijn T-shirt uit en stapt op [slachtoffer 1] af. [slachtoffer 2] houdt verdachte tegen. Verdachtes stormt op [slachtoffer 1] af en duwt/stompt [slachtoffer 2] weer van zich af. Hij slaat met zijn linkervuist tegen de rechterkant van het gezicht van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 2] springt ertussen. Verdachte loopt enkele meters bij hen vandaan. Even later draait hij zich om, spreidt zijn armen, loopt op [slachtoffer 1] af en haalt weer met zijn arm en vuist krachtig uit naar [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] haalt daarop uit en schampt met zijn vuist verdachtes hoofd. Verdachte duwt [slachtoffer 1] krachtig naar achteren en [slachtoffer 2] springt ertussen. Verdachte stormt steeds op [slachtoffer 1] af. [slachtoffer 1] wordt door [getuige 2] weggeduwd en [slachtoffer 2] probeert verdachte tegen te houden. Omstreeks 03:54:26 uur draait [slachtoffer 1] , al weglopend, zijn rug naar verdachte en de anderen toe. Verdachte schiet naar voren en slaat krachtig tegen het hoofd van [slachtoffer 1] . Deze belandt door de klap tegen de muur van de bowlingzaak. Hij blijft ogenschijnlijk stil liggen.
Uit voornoemde beschrijving van de camerabeelden en de overige bewijsmiddelen is de rechtbank gebleken dat verdachte zelf meermalen de confrontatie heeft opgezocht, zelfs nadat hij was weggelopen. De rechtbank is daarom van oordeel dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie, zodat het beroep op noodweer(-exces) reeds daarom niet slaagt. Het verweer wordt verworpen.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1. primair en 2. wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, zulks onder aftrek van het voorarrest, met oplegging van de algemene en bijzondere voorwaarden, opgenomen in het rapport van de reclassering d.d. 5 februari 2019.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor algehele vrijspraak. Voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring mocht komen, heeft de raadsman gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en oplegging van de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en een ambulante behandeling.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter zitting, de rapportage van de Reclassering Nederland van 5 februari 2019, de psychiatrische rapportage van [naam 4] van 24 april 2019, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de vroege ochtend van 2 september 2018 onder invloed van alcohol schuldig gemaakt aan het plegen van een poging tot doodslag op een jongeman. Verdachte heeft het slachtoffer meermalen op en tegen zijn hoofd geslagen en, terwijl het slachtoffer op de grond lag, tegen zijn hoofd geschopt. Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan een mishandeling.
Deze feiten hebben grote impact gehad op de slachtoffers; verdachte heeft door deze ernstige feiten inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit. De rechtbank weegt in het nadeel van verdachte mee dat de feiten hebben plaatsgevonden in een uitgaansgebied, waardoor veel mensen getuige zijn geweest van het geweld. Daardoor heeft verdachte niet alleen de slachtoffers pijn en letsel toegebracht, maar heeft hij ook het gevoel van veiligheid van het uitgaanspubliek ernstig aangetast. De rechtbank is van oordeel dat voor dergelijke feiten een gevangenisstraf het uitgangspunt dient te zijn.
Uit het reclasseringsadvies blijkt niet van problemen op verschillende leefgebieden. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. De reclassering heeft geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling op te leggen.
Uit de psychiatrische rapportage blijkt dat verdachte een gemiddeld intelligente man is die voorheen zijn leven behoorlijk goed op de rails had. Verdachte staat bekend als vriendelijk en behulpzaam en hij had een uitgebreide vrienden- en kennissenkring. Hoewel verdachte veel vaker uitging en dan veel alcohol nuttigde, is er nooit eerder dergelijk agressief geweld geweest. De deskundige heeft verder aangegeven dat verdachte ongeveer anderhalve maand voor het geweldsdelict is gestopt met duloxetine, een antidepressivum, en met gabapentine, een anti-epileptisch middel . Voordat verdachte met deze medicatie stopte, nam hij deze onregelmatig in, soms dagenlang niet, en merkte hij geen verschil in hoe hij zich voelde.
Er lijkt dus, volgens de deskundige, geen enkel verband te bestaan tussen het staken van de medicatie en het geweldsdelict. De directe oorzaak van het agressieve gedrag komt voort uit overmatig alcoholgebruik. Naast een (deels) voorwaardelijk strafdeel adviseert de deskundige oplegging van een alcoholverbod tijdens het uitgaan en psycho-educatie over de effecten van alcohol. Dit kan worden gedaan bij een FPA-polikliniek.
De rechtbank zal, alles afwegend, de officier van justitie volgen in haar eis en aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. Ook zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden van een meldplicht en een ambulante behandeling opleggen.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 575,30 ter zake van materiële schade (bestaande uit € 162,00 kosten huishoudelijke hulp, € 386,50 eigen risico en € 26,80 reiskosten) en € 1.300,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente;
2. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 202,57 ter vergoeding van materiële schade (bestaande uit € 162,00 kosten huishoudelijke hulp, € 2,01 eigen risico en € 38,56 reiskosten) en € 775,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van beide vorderingen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit beide vorderingen af te wijzen. Subsidiair heeft de raadsman gepleit voor toekenning van een voorschot aan beide benadeelde partijen, te weten € 500,00 aan [slachtoffer 1] en € 250,00 aan [slachtoffer 2] . De raadsman heeft hierbij aangegeven dat nu nog niet vast te stellen is hoe hoog de schade is. Verder zijn de kosten voor de huishoudelijke hulp twee keer gevorderd terwijl deze kosten maar één keer gemaakt zijn.
Oordeel van de rechtbank
ten aanzien van [slachtoffer 1]
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1. primair bewezen verklaarde. Dat deel van de vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Hoewel er nog geen eindtoestand bekend is, laat dit onverlet dat de rechtbank de schade geleden tot op dit moment kan vaststellen. Op grond van de aard en ernst van de psychische schade alsmede de gevolgen ervan voor de benadeelde partij, zal de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid vaststellen op € 750,00.
De vordering zal derhalve worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 1.325,30, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 september 2018.

ten aanzien van [slachtoffer 2]

Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1. primair en 2. bewezen verklaarde. Dat deel van de vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Hoewel er nog geen eindtoestand bekend is, laat dit onverlet dat de rechtbank de schade geleden tot op dit moment kan vaststellen. Op grond van de aard en ernst van de psychische schade alsmede de gevolgen ervan voor de benadeelde partij, zal de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid vaststellen op € 500,00.
De vordering zal derhalve worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 702,57, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 september 2018.

ten aanzien van beide benadeelde partijen

De benadeelde partijen zullen voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering. Desgewenst kan de overige schade aan de burgerlijke rechter worden voorgelegd.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 57, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 5 dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1 te Leeuwarden en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode, die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd en op door de reclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang die instelling dat noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van de forensische polikliniek GGZ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn behandeling.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
1.325,30(zegge: dertienhonderdvijfentwintig euro en dertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 september 2018.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 1.325,30 (zegge: dertienhonderdvijfentwintig euro en dertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 september 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 23 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 575,30 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
702,57(zegge: zevenhonderdtwee euro en zevenenvijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 september 2018.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 702,57 (zegge: zevenhonderdtwee euro en zevenenvijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 september 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 24 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 202,57 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Post, voorzitter, mr A.H.M. Dölle, en mr. J.Y.B. Jansen , rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 juli 2019.
Mr. Jansen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.