Op 20 juli 2017, was ik, verbalisant [verbalisant 1] , op de [straatnaam] te Leeuwarden voor een gesprek met [getuige 1] . [getuige 1] zou mogelijk in het bezit zijn van het telefoonnummer van de broer van de verdachte, welke verdacht werd van diens betrokkenheid bij de zware mishandeling, gebeurd op zaterdag 8 juli 2017.
[getuige 1] overhandigde het telefoonnummer van de broer van de verdachte aan mij. Het opgegeven telefoonnummer betrof: [telefoonnummer] . Tijdens mijn gesprek met [getuige 1] , kwam er een manspersoon de horecagelegenheid binnen lopen. Deze manspersoon zou volgens [getuige 1] , [naam 3] zijn genaamd. [naam 3] zou de buurman zijn van de verdachte vertelde [getuige 1] mij. [getuige 1] vertelde mij, dat hij herhaaldelijk gevraagd had aan [naam 3] om het adres te geven van de verdachte, zodat de zaak volgens zijn zeggen opgelost kon worden. De manspersoon [naam 3] zou telkens aangeven hebben, niets met de zaak te maken willen hebben.
[getuige 1] verklaarde mij vervolgens dat hij wederom het gesprek met [naam 3] aan wilde gaan, om het adres van de verdachte te achter halen. Hierop ben ik teruggegaan naar verbalisant [verbalisant 2] , welke op mij aan het wachten was in het dienstvoertuig. Wij hebben in ons dienstvoertuig overleg gehad over de ontstane situatie. Wij hebben hierop besloten terug te gaan naar het [naam café] . Wij wilden de manspersoon [naam 3] aanspreken en zodoende het adres van de verdachte proberen te achterhalen.
[getuige 1] gaf aan dat [naam 3] net was vertrokken. Op dat moment zagen wij dat een persoon, welke later op gaf te zijn genaamd: [getuige 4] , kwam binnen lopen. [getuige 1] vroeg direct aan [getuige 4] of hij wist waar [naam 3] woonachtig was. [getuige 4] begon hierop bellen met zijn mobiele telefoon. Wij hoorden dat [getuige 4] een gesprek had met een voor ons onbekende derde. Kort hierop hoorden wij [getuige 4] ons verbalisanten verklaren dat [naam 3] woonachtig moest zijn op [straatnaam] te Leeuwarden.
[getuige 1] en [getuige 4] verklaarden ons dat de verdachte naast de verdachte (de rechtbank leest hier in de plaats van 'verdachte' ' [naam 3] ') woonde met 1 perceel er tussen. [getuige 4] gaf hierop tevens aan dat hij het telefoonnummer had van de betrokken verdachte. [getuige 4] overhandigde diens mobiele telefoon, na het plegen van enkele handelingen. Wij zagen dat het een telefoonnummer uit de gemeente Leeuwarden betrof, namelijk het telefoonnummer [telefoonnummer] . Hierop zocht verbalisant [verbalisant 2] in het politiesysteem BVI-IB. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat het telefoonnummer was gekoppeld aan een manspersoon, genaamd [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] , woonachtig op [straatnaam] te Leeuwarden. Ik toonde hierop de opgeslagen politiefoto uit 2012 aan verbalisant [verbalisant 1] . Op verzoek van [getuige 1] toonde ik de foto aan [getuige 1] . Hierop zagen wij dat [getuige 1] , [getuige 4] en mevrouw [getuige 3] de betrokken politiefoto bekeken. Wij hoorden dat deze drie personen verklaren dat dat dit de verdachte voor 100 procent was.