ECLI:NL:RBNNE:2019:3325

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 april 2019
Publicatiedatum
29 juli 2019
Zaaknummer
18/720280-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling, diefstal en vernielingen door ex-vriend

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 25 april 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van zijn ex-vriendin en haar vader, diefstal van 20 euro en twee vernielingen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 dagen en een contactverbod met zijn ex-vriendin en haar ouders voor de duur van drie jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de mishandeling van zijn ex-vriendin door haar bij de keel vast te pakken en haar een knietje in de buik te geven. Daarnaast heeft hij haar vader meermalen met kracht tegen het hoofd geslagen. De diefstal van 20 euro vond plaats op 4 augustus 2018, waarbij de verdachte de ex-vriendin bedreigde en het geld uit haar hand pakte. Ook heeft hij opzettelijk de auto van de vader van zijn ex-vriendin beschadigd en een koel/vriescombinatie van zijn moeder vernield. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720280-18
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/110316-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 april 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 april 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N. Hendriksen, advocaat te Hoorn. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. van 't Oever-Grootkarzijn.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 18/720280-18
1.
hij in of omstreeks de periode van 16 juni 2018 tot en met 5 augustus 2018, te Oosterwolde, in de gemeente Ooststellingwerf, meermalen, althans eenmaal, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
- ( met kracht) bij de keel vast te pakken en/of (vervolgens) de keel enige tijd dicht te knijpen en/of haar een knietje in de lies/buik, althans tegen het lichaam, te geven en/of
- ( met kracht) tegen de rechterzijde van het hoofd (ter hoogte van haar oor) te slaan en/of te stompen en/of
- ( met kracht) tegen de linkerzijde van haar hoofd te slaan en/of te stompen;
2.
hij op of omstreeks 4 augustus 2018 te Oosterwolde, in de gemeente Ooststellingwerf, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door deze meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft geslagen en/of gestompt;
3.
hij op of omstreeks 4 augustus 2018 te Oosterwolde, in de gemeente Ooststellingwerf, (onder meer) een hoeveelheid geld (te weten: 20 euro), althans enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op of omstreeks 13 juni 2018 te Oosterwolde, in de gemeente Ooststellingwerf, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk Suzuki, voorzien van het kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
5.
hij op of omstreeks 10 april 2018 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, opzettelijk en wederrechtelijk (onder meer) een bloempot en/of een sieradenkistje en/of een koel/vriescombinatie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
parketnummer 18/110316-18
hij op of omstreeks 23 mei 2018 te Oosterwolde, in de gemeente Ooststellingwerf opzettelijk en wederrechtelijk een fiets (merk Gazelle), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720280-18 onder 1. tweede en derde gedachtestreepje.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de in de zaak met parketnummer 18/720280-18 onder 1. eerste gedachtestreepje, 2., 3., 4. en 5 ten aanzien van de koel/vriescombinatie ten laste gelegde feiten en het in de zaak met parketnummer 18.110316-18 ten laste gelegde feit
Standpunt van de verdediging
parketnummer 18/720280-18
feit 1.
De raadsman heeft ten aanzien van het eerste gedachtestreepje vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van de getuige, zijnde de moeder van aangeefster, van dezelfde bron afkomstig is, namelijk van aangeefster. De getuige heeft verklaard dat ze letsel bij aangeefster heeft gezien en dat aangeefster haar heeft verteld dat verdachte haar had mishandeld. Het letsel is geen onderdeel van de tenlastelegging en de verklaring van de getuige kan dan ook niet als steunbewijs worden gebruikt. Er moet, aldus de raadsman, prudent worden omgegaan met aangiftes binnen relaties.
Met de officier van justitie is de raadsman van oordeel dat verdachte van het tweede en derde gedachtestreepje dient te worden vrijgesproken.
feit 2.
De raadsman heeft betoogd dat er voldoende wettig bewijs is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
feit 3
Er is, gelet op de verklaringen, gerede twijfel over wat is gebeurd. Aangeefster heeft verklaard dat de € 20,00 is gestolen, terwijl verdachte heeft verklaard dat hij het geld heeft gekregen en zich heeft toegeëigend. Er zou sprake kunnen zijn van verduistering, maar dat is niet tenlastegelegd. Zowel de verklaring van aangeefster als de verklaring van verdachte passen prima bij de whatsapp berichten in het procesdossier. Nu sprake is van gerede twijfel dient verdachte te worden vrijgesproken.
feit 4.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte ontkent het feit te hebben gepleegd. Uit het procesdossier blijkt alleen dat er klappen gehoord zijn en de vraag is waarop is geslagen. Getuigen ontbreken. Verbalisanten hebben verdachte in de omgeving van de woning aangetroffen maar dat is evenmin bewijs. Er is een foto van een schoenafdruk maar een deskundigenrapport ontbreekt. Verbalisanten gaan er van uit dat verdachte met zijn voet de vernieling heeft gepleegd, maar ook die veronderstelling wordt niet ondersteund door ander bewijs. Ook van dit feit dient verdachte wegens het ontbreken van voldoende wettig bewijs te worden vrijgesproken.
feit 5.
Verdachtes moeder heeft aangifte gedaan van de vernieling van een aantal goederen. Bij haar aangifte heeft ze foto's overgelegd. Uit die foto's blijkt niet dat de bloempot en het sieradenkistje zijn vernield. Dat er schade aan de koelkasten is ontstaan blijkt uit de foto's, maar de vraag is of verdachte die vernielingen heeft aangericht. Aangeefster is daar ook niet duidelijk over nu zij de koelkasten heeft aangetroffen nadat ze omgegooid waren.
parketnummer 18/110316-18
Ten aanzien van dit feit heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
parketnummer 18/720280-19
feit 1
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 18/720280-18 onder 1. tweede en derde gedachtestreepje ten laste gelegde.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van feit 1, eerste gedachtestreepje, redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 augustus 2018, opgenomen op pagina 60 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018206420 d.d. 16 augustus 2018, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik wil aangifte doen van mishandeling. Ik was vannacht tussen 00.00 uur en 01.00 uur bij [naam college] Oosterwolde. Ik had daar met vriendinnen afgesproken. Ik besloot op een gegeven moment weg te gaan richting mijn huis. Op een hoek van het gebouw zag ik [verdachte] staan. [verdachte] is een ex-vriendje van mij. Hij stond vlak voor mij. Ik wilde om hem heen lopen. Hij liep echter op mij af en pakte mij met een hand vast. Hij greep mij met die hand om mijn keel. Hij kneep mijn keel ook dicht. [verdachte] zei niets. Ik zei tegen hem: "Loslaten". Hij deed dat niet. Hij hield mij zo een tijdje vast. Ik raakte op een gegeven moment in paniek. Ik begon ook te schreeuwen. Ik zei steeds: "Los los los". Hij bleef mij echter vasthouden. Toen ik begon te schreeuwen kreeg ik van hem een knietje. Hij raakte mij met zijn knie vlak bij mijn lies en buik. Dat deed zeer. Ik ben veertien dagen geleden geopereerd via mijn lies. Deze plek is daarom nog erg gevoelig. Toen [verdachte] daar tegen aan schopte, had ik pijn. Nadat hij mij een knietje had gegeven ging hij zonder wat te zeggen weg.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 6 augustus 2018, opgenomen op pagina 40 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
In de nacht van zaterdag 4 augustus 2018 op zondag 5 augustus 2018, kwam [slachtoffer 1] onze dochter thuis en ze vertelde dat ze was mishandeld door [verdachte] . Ik hoorde dat [slachtoffer 1] vertelde dat [verdachte] haar bij [naam college] bij haar keel had gegrepen en haar een knietje net onder haar ribben had gegeven. Dat had ergens rond middernacht plaatsgevonden. Ik zag toen dat [slachtoffer 1] zichtbaar een rode striem in haar hals had en een rode plek onder haar ribben aan de rechterzijde van haar lichaam. [slachtoffer 1] deed daar later die dag aangifte van bij de politie.
Op grond van de aangifte en de getuigenverklaring is de rechtbank van oordeel dat verdachte het onder 1., eerste gedachtestreepje, ten laste gelegde heeft begaan.
feit 2.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van feit 2. redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 11 april 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 4 augustus 2018 ben ik [slachtoffer 1] haar ouders op het bruggetje in Oosterwolde tegengekomen. Ik ben voorbij haar moeder gelopen. Toen kwam ik haar vader tegen. Er gebeurde iets in mijn hoofd. Mijn arm is tegen zijn gezicht gekomen. Daarna ben ik weggerend.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte met bijlage d.d. 4 augustus 2018, opgenomen op pagina 36 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik doe aangifte van mishandeling, gepleegd op 4 augustus 2018 te Oosterwolde, door [verdachte] .
Ik zag dat hij mijn vrouw voorbij liep. Hij kwam toen in mijn richting. Hij herkende mij wel. Ik probeerde hem tegen te houden. Ik wilde hem met mijn handen vastpakken. Hij glipte uit mijn handen. Voordat ik het in de gaten had, sloeg hij twee maal met zijn vuist hard tegen mijn gezicht. Hij raakte mij twee maal aan de linker zijde van mijn hoofd. Dat deed best zeer. Nadat hij mij twee maal had geslagen, rende hij snel bij mij vandaan in de richting van de Albert Heijn.
Ik heb er geen bezwaar tegen dat u de foto, welke u zojuist van mijn linker gezichtshelft heeft gemaakt, voegt bij het proces-verbaal.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 6 augustus 2018, opgenomen op pagina 40 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Op 4 augustus 2018 zagen wij dat [verdachte] op het bruggetje bij [naam college] was. Dat bruggetje is gelegen tussen de Nanningaweg en de Quadoelenweg ter hoogte van de Hoogengaardelaan. Ik zag dat hij om mij heen liep. Mijn man liep achter mij. Ik keek in hun richting en zag toen dat mijn man [verdachte] probeerde tegen te houden. Ik zag toen dat [verdachte] mijn man twee vuistslagen tegen diens hoofd gaf. Dat was nog voor mijn man hem vast had. [verdachte] wist echter toch door te lopen. Dat ging rennend.
Op het advies van de politie is mijn man nog bij de dokterswacht in Drachten geweest. Mijn man kreeg daar het advies om aspirines te nemen, wanneer hij hoofdpijn zou rijgen.
Direct nadat mijn man de klappen van [verdachte] had gekregen had ik gezien dat mijn man een behoorlijke zwelling had aan de linkerkant van zijn hoofd en het was behoorlijk rood.
Daar zijn door de politie foto's van gemaakt.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 4 augustus 2018, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Op zaterdag 4 augustus 2018 omstreeks 14:30 uur stond ik op de oever van de Compagnonsvaart te Oosterwolde aan de Quadoelenweg ter hoogte van [naam college] . Ik lig daar met een boot. Ik zag dat een jongen met een wit T-shirt over de brug die een verbinding vormt met de Quadoelenweg en de Nanningaweg, rennen. Ik zag dat die jongen bijna aan de overzijde van de brug, aan de zijde van de Nanningaweg, voorbij een vrouw liep en een daarachter lopende man meerder keren tegen zijn gezicht sloeg. Ik zag die dat jongen die man zeker twee keer sloeg. Verder zag ik dat die jongen, rechtdoor rende in de richting van de Hoogaardenlaan te Oosterwolde. Ik ben naar geslagen man gelopen en zag dat de linkerzijde van zijn gezicht rood gekleurd was en hoorde dat van die man dat hij pijn had op de plek waar de huid rood gekleurd was.
Op grond van de aangifte, de getuigenverklaringen en verdachtes verklaring is de rechtbank van oordeel dat het onder 2. ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden.
feit 3
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 11 april 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 4 augustus 2018 had ik in Oosterwolde € 20,00 in mijn bezit. Dat geld was afkomstig van [slachtoffer 1] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 augustus 2018, opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op zaterdag 4 augustus 2018 kreeg ik van de visite 20 euro, die ik achter mijn mobile telefoon in het hoesje heb gedaan, omdat ik geen portemonnee heb. Ik ben naar het centrum van Oosterwolde gefietst. Nadat ik mijn fiets had gestald bij de [snackbar] aan de Brinkstraat te Oosterwolde ben ik op een bankje gaan zitten. Op een gegeven moment zag ik de mij bekende [verdachte] aan komen lopen. Ik zag dat hij naar mij toeliep. ik zag dat hij dicht voor mij kwam staan. Op het moment dat Erwin zag dat ik mijn mobiele telefoon pakte, hoorde ik dat hij zei: "Hé niet bellen, ik sla je ik maak je dood". Op het moment dat ik mijn mobiele telefoon pakte zag en voelde ik dat [verdachte] de telefoon van mij af wilde pakken. Omdat ik mijn telefoon goed vast hield kon hij de telefoon niet uit mijn hand pakken. Wel zag ik dat het hoesje los raakte. Ik zag verder dat [verdachte] de 20 euro die ik daarin had gedaan pakte. Ik zag nadat hij die 20 euro had gepakt weg rende in de richting van het bruggetje naar de Quadoelenweg.
Tijdens deze aangifte zie ik op mijn telefoon dat [verdachte] mij berichten stuurt die luiden: "Lekker al, die money/ Wie is hier nou het botje dan?/ Vieze Litteken/ Kanker wijf/ Dus jij vind het dit allemaal waard/ En met je ouders mij tegenhouden pfoe klootzak ben je/ Hahahahaha". [verdachte] heeft veel meer berichtjes naar mij gestuurd daar heb van allemaal een screenshot van gemaakt op aanraden dan de politie, Ik weet dat [verdachte] die berichten altijd binnen 7 minuten verwijderd. Deze berichten verstuurd hij via whattsapp.
Zijn telefoonnummer is [mobielnummer] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal getuigenverhoor d.d. 4 augustus 2018, opgenomen op pagina 36 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik werd gebeld door mijn dochter genaamd [slachtoffer 1] . Ze vertelde mij dat [verdachte] 20 Euro van haar had afgepakt. [verdachte] heeft een relatie gehad met [slachtoffer 1] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 6 augustus 2018, opgenomen op pagina 40 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Op 4 augustus 2018 ergens rond 14.15 uur en 14.30 uur belde onze dochter [slachtoffer 1] naar mij. Ik hoorde dat ze door de telefoon vertelde dat haar ex vriend [verdachte] 20 euro van haar had gestolen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met bijlagen d.d. 6 augustus 2018, opgenomen op pagina 48 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op maandag 6 augustus 2018 omstreeks 14.15 uur hoorde ik in het bureau van politie te
Oosterwolde de getuige [slachtoffer 3] , later nader genoemd. Zij verklaarde onder andere dat ze van haar dochter [slachtoffer 1] 4 WhatsAppberichten en 1 SMS bericht doorgestuurd had gekregen. Haar dochter [slachtoffer 1] had die berichten ontvangen van [verdachte] . Op mijn verzoek stuurde ze mij genoemde berichten, welke waren vastgelegd op screenshots (JPG bestanden), door. Afdrukken van deze screenshots zijn als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
De rechtbank is van oordeel dat het onder feit 3. ten laste gelegde gelet op verdachtes verklaring dat hij € 20,00 in zijn bezit had, de aangifte, de verklaringen van de getuigen en de whatsapp berichten wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Dat sprake zou zijn geweest van een eventuele verduistering is de rechtbank niet gebleken.
feit 4.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 11 april 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 13 juni 2018 ben ik bij de woning van [slachtoffer 1] en haar ouders aan het [straatnaam] in Oosterwolde geweest. Ik had onmin met [slachtoffer 1] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte met bijlagen d.d. 14 juni 2018, opgenomen op pagina 75 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik wil aangifte doen van vernieling van mijn auto. De auto betreft een groene Suzuki Alto voorzien van het kenteken [kenteken] . De auto is mijn eigendom. De auto staat op mijn naam. Mijn vrouw, [slachtoffer 3] , heeft deze auto in gebruik. De auto is beschadigd aan beide spiegels. Deze zijn er helemaal af. Ook zit er een deuk in de rechter zijkant van de auto. Ik wil verder het volgende verklaren; Op woensdag 13 juni 2018, omstreeks 12:15 uur, werd ik gebeld door mijn dochter, [slachtoffer 1] . Zij was thuis in onze woning aan de [straatnaam] te Oosterwolde fr. Mijn vrouw en ik zaten op dat moment in Oostenrijk.
Mijn dochter vertelde mij dat haar ex-vriend bij onze woning was geweest. Deze ex-vriend betreft [verdachte] . Hier heeft mijn dochter een kortstondige relatie mee gehad. [verdachte] zou mijn dochter bedreigd hebben en [verdachte] zou onze auto vernield hebben. Hierop hebben wij onze spullen gepakt en zijn we naar huis gereden. Eenmaal thuis hebben wij het verhaal van onze dochter verder aangehoord. Zij gaf aan dat zij op de genoemde data 's ochtends thuis was. Omstreeks 10:00 uur hoorde ze de deurbel meerdere malen. Ze is vervolgens door het slaapkamerraam van de bovenverdieping gaan kijken. Ze zag vervolgens [verdachte] voor de woning staan. Ze hoorde [verdachte] vervolgens roepen; "Ik krijg je nog wel". Vervolgens zag ze dat [verdachte] naar de zijkant van de woning liep, de oprit op. [verdachte] verdween uit het zicht. Vervolgens hoorde [slachtoffer 1] een paar harde klappen. Hierna zag ze dat [verdachte] weer van de oprit afliep de straat op. [slachtoffer 1] heeft hierop even gewacht en is vervolgens buiten gaan kijken. Ze zag vervolgens dat de beide buitenspiegels van onze auto er af lagen. Tevens zag ze dat er een deuk in de rechter zijkant van de auto zat. [slachtoffer 1] gaf aan dat de auto eerder op de genoemde ochtend nog onbeschadigd was. Collega's van u hebben foto's van de schade gemaakt. Toen ik vervolgens in de avond/nacht thuiskwam zag ik de genoemde schade ook. Ik heb ook foto's gemaakt van de schade. Deze mogen ook bij het proces-verbaal gevoegd worden. Onze woning betreft een hoekwoning met aan de westelijke zijde een oprit. De genoemd auto stond op onze oprit direct naast onze woning. De auto stond geparkeerd met de achterzijde richting de straat. Ik ben vandaag bij [schadebedrijf] geweest. Zij gaven aan dat de totale schade aan mijn auto 2500 euro is.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met bijlagen d.d. 13 juni 2018, opgenomen op pagina 85 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op woensdag 13 juni 2018, omstreeks 12:10 uur, kwamen wij ter plaatse op bovengenoemde locatie. Wij spraken hier met meldster [slachtoffer 1] . Zij gaf aan dat haar ex-partner, genaamd [verdachte] , vanochtend meerdere malen bij de woning was geweest. Omstreeks 10:00 uur hoorde [slachtoffer 1] de deurbel, vervolgens omstreeks 10:15 uur had [slachtoffer 1] lawaai gehoord en naar buiten gekeken. [slachtoffer 1] zag toen dat [verdachte] van de oprit van de woning af kwam lopen. [slachtoffer 1] is even later buiten gaan kijken en zag dat de personenauto van haar moeder een groene Suzuki Alto, voorzien van het kenteken [kenteken] , vernield was. [slachtoffer 1] is vervolgens weer naar binnen gegaan omdat zij bang was dat [verdachte] terug zou komen. Zij zag vervolgens dat [verdachte] weer door de straat liep en belde de politie. Wij zagen het omschreven voertuig op de oprit naast de woning staan. Wij zagen dat beide buitenspiegels volledig van het voertuig af waren. Wij zagen aan de rechterzijde van het voertuig een deuk in het achterste paneel onder het raam. Wij zagen in de deuk een schoenafdruk staan. De vernielde auto en schoenafdruk is fotografisch vastgelegd en zijn bij het proces-verbaal gevoegd.
Op woensdag 13 juni 2018 omstreeks 12:15 uur, bevonden wij ons op bovengenoemd adres en zagen wij dat de ons ambtshalve bekende [verdachte] kwam aanlopen. Ik, [verbalisant] , sprak [verdachte] aan en vroeg hem wat hij in de buurt deed. Ik hoorde dat hij zei dat hij gewoon wat rond hing in de buurt. Ik heb [verdachte] vervolgens nadrukkelijk verzocht niet meer in de buurt van de woning te komen of contact te zoeken met [slachtoffer 1] . Ik zag dat [verdachte] Nike schoenen droeg en vermoedde dat het profiel mogelijk overeen zou komen met het profiel zichtbaar in de deuk op de rechterzijde van het voertuig. Ik heb vervolgens een foto gemaakt van de schoenzool van [verdachte] en zal deze foto bij dit proces-verbaal voegen.
Bijlage Foto 5 met onderschrift: Afbeelding schoen van [verdachte] . Druk komt overeen met afdruk deuk voertuig.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 9 juli 2018, opgenomen op pagina 113 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Wie wonen op het adres de [straatnaam] te Oosterwolde?
A: [slachtoffer 1] en haar ouders.
V: Wat heb jij op woensdag 13 juni 2018 rond 10:00 uur gedaan?
A: Ik wilde mijn spullen ophalen bij [slachtoffer 1] rond 10:00 uur. Ik zag dat ze boven bij de slaapkamer met mijn spullen stond te zwaaien, maar ze wilde mij die spullen niet geven. [slachtoffer 1] heeft uiteindelijk de spullen naar beneden gegooid.
V: Welke auto stond op de oprit bij de woning op de [straatnaam] ?
A: Ik weet dat er een groene auto stond.
V: [slachtoffer 1] heeft jou gezien en jij hebt iets tegen haar geroepen nadat je op de deurbel had gedrukt. Wat heb jij tegen haar geroepen?
A: Niet iets liefs denk ik, ik weet het niet meer.
V: Waarom liep je naar de zijkant van de woning?
A: Geen idee, onmacht misschien.
V: Wat deed je toen?
A: Boos zijn en proberen af te koelen.
V: [slachtoffer 1] hoorde harde klappen. Weet jij wat dat geweest zou kunnen zijn?
A: Geen idee.
De rechtbank overweegt het volgende. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op 13 juni 2018 bij de woning aan de [straatnaam] in Oosterwolde is geweest en dat hij ruzie met [slachtoffer 1] had. Verdachte is naar de zijkant van het huis gelopen en heeft, volgens zijn eigen verklaring bij de politie, geprobeerd af te koelen. Uit de aangifte blijkt dat nadat verdachte naar de zijkant van de woning liep, [slachtoffer 1] harde klappen heeft gehoord. Kort daarna is ze naar buiten gelopen en heeft ze gezien dat van de auto die eerder onbeschadigd was, nu de spiegels op de grond lagen en een deuk in de zijkant zat. Voorts blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen dat het schoenspoor van verdachte past op de deuk van de auto.
Het verweer van de raadsman dat er een deskundigenrapport ontbreekt en dat daarom niet kan worden vastgesteld dat de schoenafdruk van verdachte is, verwerpt de rechtbank nu op grond van voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 4. ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
feit 5.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 11 april 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 10 april 2018 had ik ruzie met mijn moeder. Er zijn een aantal scheldwoorden gevallen. Ik ben naar de keuken gegaan. Er zijn misschien wat dingen gebeurd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte met bijlagen d.d. 11 april 2018, opgenomen op pagina 93 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4] :
Hierbij doe ik aangifte van vernieling. Ik doe deze aangifte tegen mijn zoon, [verdachte] .
Gisteravond, 10 april 2018 had [verdachte] bij mij gegeten. Na het eten vroeg [verdachte] mij om geld. Nadat ik [verdachte] had gezegd dat ik hem geen geld kon geven flipte hij helemaal. [verdachte] heeft mij uitgescholden voor van alles en nog wat.
In de keuken heeft [verdachte] twee grote koel/vriescombinaties omgegooid. Dit betreft een grijze koel/vries combinatie van mij, van het merk Samsung. En een wit exemplaar was van [verdachte] zelf van het merk Indesit. Beide koelkasten zijn hierbij beschadigd geraakt. Mijn koelkast is aan de voorkant helemaal gedeukt en de planken in de koelkast zijn grotendeels kapot. Ook is de groentelade kapot en de deur sluit niet goed. Deze heb ik nu met tape dichtgeplakt omdat er ook nog etenswaar in lag. Dit lag overigens ook helemaal door de keuken heen. Nadat hij deze koelkasten heeft omgegooid in [verdachte] weggegaan.
Bij deze aangifte worden foto's gevoegd van de schade in mijn huis.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal ontvangst van klacht d.d. 11 april 2018, opgenomen op pagina 96 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
De klacht werd gedaan door [slachtoffer 4] , [woonplaats] , [straatnaam] .
De klaagster verklaarde tegenover mij het volgende: Ik doe deze klacht in verband met de vernielingen welke mijn zoon bij mij thuis heeft aangericht. Ik verwijs voor mijn verklaring naar de aangifte welke ik heb gedaan onder nummer 2018087058. Ik vraag u bij deze om tot vervolging van mijn zoon over te gaan.
3. Een viertal fotobladen, weergegeven op pagina 98 tot en met 102.
De rechtbank is op grond van de aangifte, de fotobladen en verdachtes verklaring van oordeel dat het onder 5. ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden.
parketnummer 18/110316-18
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte met bijlage d.d. 23 mei 2018, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018128190 d.d. 16 juni 2018, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte van vernieling van mijn fiets door mijn ex-vriend [verdachte] .
Op 23 mei 2018 pakte [verdachte] in de steeg achter onze woning aan de [straatnaam] mijn fiets vast. Ik zag dat hij de fiets een trap gaf. Ik zag dat hij de fiets optilde en deze op de grond gooide. Een buurvrouw, [getuige 2] , heeft alles zien gebeuren en kwam onze kant op. Ze sprak [verdachte] aan op zijn gedrag. Hij is toen weggegaan.
Ik stuur u via de mail nog foto's van de vernielde fiets.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 23 mei 2018, opgenomen op pagina 9 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Ik zag dat [verdachte] de fiets van [slachtoffer 1] weggooide en dat hij [slachtoffer 1] wilde slaan. Ik zag dat hij zijn vuist naar achteren bewoog. Hij zag mij en bedacht zich denk ik. Ik zag toen dat hij de fiets van [slachtoffer 1] weer oppakte en in een tuin gooide en erop ging springen en trappen. Ik ben naar ze toe gegaan en heb [slachtoffer 1] en haar fiets meegenomen. Ik zag en hoorde dat [verdachte] achter ons aan kwam.
Hij pakte de fiets van on af en tilde deze boven zijn hoofd en gooide de fiets op de grond. Wederom ging hij erop springen en trappen.
De rechtbank is op grond van de aangifte, de bijgevoegde foto's en de verklaring van de getuige van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/720280-18 onder 1. eerste gedachtestreepje, 2., 3., 4. en 5 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18.110316-18 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18/720280-18
1.
hij op 5 augustus 2018, te Oosterwolde, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] bij de keel vast te pakken en haar een knietje in de buik te geven;
2
hij op 4 augustus 2018 te Oosterwolde, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door deze meermalen met kracht tegen het hoofd te stompen;
3.
hij op 4 augustus 2018 te Oosterwolde, een hoeveelheid geld, te weten: 20 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op 13 juni 2018 te Oosterwolde, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk Suzuki, voorzien van het kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [slachtoffer 2] , heeft beschadigd;
5.
hij op 10 april 2018 te Drachten, opzettelijk en wederrechtelijk een koel/vriescombinatie, toebehorende aan [slachtoffer 4] , heeft beschadigd;
parketnummer 18/110316-18
hij op 23 mei 2018 te Oosterwolde, opzettelijk en wederrechtelijk een fiets (merk Gazelle), die aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18/720280-18
1. Mishandeling.
2. Mishandeling.
3. Diefstal.
4. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
5. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
parketnummer 18/110316-18
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het in de zaak met parketnummer 18/720280-18 onder 1. eerste gedachtestreepje, 2., 3., 4. en 5 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18.110316-18 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, zijnde 48 dagen. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v, tweede lid, sub a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen in de vorm van een contactverbod met zowel [slachtoffer 1] als haar ouders, voor de duur van drie jaren. Zij heeft gevorderd deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren en te bepalen dat bij iedere overtreding van deze maatregel één week vervangende hechtenis wordt toegepast.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat hij ten aanzien van de gevangenisstraf de officier van justitie in haar eis kan volgen, maar dat oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel niet binnen de wettelijke kaders past.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland d.d. 15 januari 2019 en de rapportage van J.M. de Jonge, GZ-psycholoog d.d. 5 april 2019, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks van strafbare feiten. Hij heeft zijn ex-vriendin en haar vader mishandeld, geld van de ex-vriendin gestolen en haar fiets beschadigd. Ook heeft verdachte de auto van de vader van zijn ex-vriendin beschadigd. Daarbij heeft verdachte op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-vriendin en haar ouders. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Tot slot heeft hij een koel-vriescombinatie van zijn moeder beschadigd.
Uit de rapportage van Reclassering Nederland blijkt dat verdachte alle aangeboden hulp van de hand heeft gewezen. De toezichtopdracht is geretourneerd omdat het gebrek aan motivatie en inzicht het onmogelijk maken om verdachte te begeleiden in een reclasseringstoezicht.
De GZ-psycholoog heeft zeer kort en eenmalig telefonisch met verdacht gesproken. In dat korte gesprek liet verdachte direct veel weerstand horen tegen alles en iedereen, en met name naar justitie en alle mensen die daar direct en indirect bij betrokken zijn, zo ook de deskundige. Verdachte heeft aangegeven dat hij geen onderzoek nodig had. De deskundige heeft geen onderzoek kunnen verrichten omdat verdachte geen afspraak met hem wilde maken.
De rechtbank zal, alles afwegende, de officier van justitie volgen in haar eis en aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 48 dagen, zulks met aftrek van het voorarrest. Gelet op de reeks van strafbare feiten, de mutaties uit het proces-verbaal van politie en verdachtes houding ter terechtzitting is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid zoals bedoeld in artikel 38v Sr noodzakelijk is om te voorkomen dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen jegens [slachtoffer 1] en haar ouders. De rechtbank zal daarom aan verdachte een contactverbod met [slachtoffer 1] en haar ouders opleggen. De maatregel zal worden opgelegd voor de duur van drie jaren. De rechtbank zal bepalen dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van één week, met een totale duur van ten hoogste zes maanden. De rechtbank zal de dadelijke uitvoerbaarheid van voornoemde maatregel bevelen, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens aangeefster en haar ouders.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 120,00 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 3] , tot een bedrag van € 2.500,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 350,00 ter vergoeding van materiële, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
1. De officier van justitie heeft gevorderd dat een bedrag van € 20,00 dient te worden toegewezen, nu dit bedrag op de tenlastelegging staat vermeld. Voor het overige vordert de officier van justitie de vordering af te wijzen.
2. De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd.
3. De officier van justitie heeft gevorderd dat een bedrag van € 275,00 dient te worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
1. De raadsman heeft aangevoerd dat in verband met de door hem bepleitte vrijspraak, de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
2. De raadsman heeft aangevoerd dat hij het standpunt van de officier van justitie deelt.
3. Ook ten aanzien van deze vordering heeft de raadsman het standpunt van de officier van justitie gedeeld.
Oordeel van de rechtbank
1. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade tot een bedrag van € 20,00 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/720280-18 onder 3. bewezen verklaarde. Dat deel van de vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 4 augustus 2018.
Voor het overige zal de rechtbank de vordering afwijzen.
2. Hoewel voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/720280-18 onder 4. bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade tot een bedrag van € 275,00 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/110316-18 bewezen verklaarde. Dat deel van de vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 23 mei 2018.
Voor het overige zal de rechtbank de vordering afwijzen.
ten aanzien van 1. en 3.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 300, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/720280-18 onder het tweede en derde gedachtestreepje is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/720280-18 onder 1. eerste gedachtestreepje, 2., 3., 4. en 5 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18.110316-18 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 48 dagen.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Legt aan de veroordeelde op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, zoals bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, en beveelt dat de veroordeelde voor de duur van drie jaren zich onthoudt van direct en indirect contact met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1999, [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 1971 en [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 1975.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt één week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Ten aanzien van parketnummer 18/720280-18, feit 3:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 20,00 (zegge: twintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2018.
Wijst de vordering voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 20,00 (zegge: twintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van parketnummer 18/720280-18, feit 4:
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet ontvankelijk. Deze vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Ten aanzien van parketnummer 18/110316-18
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 275,00 (zegge: tweehonderd vijfenzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2018.
Wijst de vordering voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 275,00 (zegge: tweehonderd vijfenzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. de Wit, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 april 2019.
Mrs. De Wit en Blom zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.