Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juli 2019 in de zaken tussen
[eiser 1] en [eiser 2] , woonachtig aan [adres 1] ,
en
(gemachtigde van alle eisers: mr. W.R. van der Velde),
het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân, verweerder
Groen Gas Marrum BV, te Marrum
RSD Vastgoed BV, te Marrum
Procesverloop
van 1 februari 2018 ingetrokken en het intrekkingsverzoek afgewezen.
[eiser 34] heeft beroep ingesteld tegen bestreden besluit 2, bekend onder zaaknummer LEE 18/2067.
[eiser 1] en [eiser 34] zijn verschenen. Namens de [de stichting] is [gemachtigde van de stichting] verschenen. Die eisers zijn bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De derde-partij RSD Vastgoed BV heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en [bestuurder van de vergunninghouder] . Namens derde-partij Groen Gas Marrum BV is niemand verschenen.
Overwegingen
23 juni 2008, 7 april 2011 en 23 augustus 2011 zijn overgedragen aan RSD Vastgoed BV ( RSD ) en dat RSD thans eigenaar van het perceel is. Ook is van belang dat Groen Gas noch haar gemachtigde gemotiveerd heeft betwist hetgeen eisers hebben aangevoerd over het ontbreken van procesbelang van Groen Gas .
(co-)vergisting van mest van september 2010 (de Handreiking). De vergunning van
25 augustus 2011 is dat niet, omdat het een milieuneutrale aanvraag betreft. In de verwijzingen van eisers naar het toetsingsadvies en de brochure ziet verweerder geen aanleiding om tot intrekking van de vergunningen over te gaan, nu in de onderhavige procedure niet de besluitvorming omtrent de vergunning van 7 april 2011 ter discussie staat en de brochure geen aangewezen informatiedocument over BBT is. Verweerder heeft aangevoerd dat hem geen concrete plannen bekend zijn van de vergunninghouder om de installatie anders uit te voeren dan vergund. Als die plannen er wel zijn, volgt daaruit niet dat in de huidige vergunning geen BBT is voorgeschreven. Het enkele feit dat er andere of nieuwe technieken zijn, betekent naar verweerders visie nog niet dat oudere technieken niet langer als BBT kunnen worden aangemerkt. Verweerder acht zich niet gehouden doorlopend verleende vergunningen aan niet gewijzigde BBT-documenten te toetsen. Uit de stellingen van eisers volgt niet een relevante wijziging van BBT-documenten. Verweerder is er niet mee bekend dat geen sprake is van BBT als binnen een inrichting restwarmte en CO² niet wordt hergebruikt, een hydrolysetank wordt gebruikt en geen luchtwasser wordt toegepast bij het indikken van digestaat. Als wordt vastgesteld dat op punten geen sprake is van BBT, kunnen voorschriften op deze punten worden gewijzigd, aldus verweerder.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Beslissing
mr. R.A. Schaapsmeerders, griffier.