Uitspraak
vonnis
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[gedaagde],
1.1. De procedure
- het tussenvonnis van 10 april 2019;
- de aan de zijde van eiseressen bij brief van 17 juni 2019 in het geding gebrachte stukken;
- de aan de zijde van eiseressen bij brief van 18 juni 2019 in het geding gebrachte stukken;
- de aan de zijde van gedaagden bij brief van 25 juni 2019 in het geding gebrachte stukken;
- het proces-verbaal van comparitie van 2 juli 2019.
proces-verbaal gehecht.
2.De feiten
7 juli 2017 een optieovereenkomst gesloten waarin is vastgelegd dat Strohallen gedurende drie maanden de tijd kreeg om de door Schuur gehouden aandelen in het kapitaal van Kolham Holding te kopen en geleverd te krijgen en dat, indien zij niet binnen die termijn de financiering rond had, de omgekeerde situatie zou gelden. De koopprijs bedroeg
€ 3.100.000,00. Voorts is overeengekomen dat Strohallen over de koopsom een rente over de periode gelegen tussen 1 januari 2017 tot en met de datum van overdracht van de aandelen is verschuldigd van 12,4%.
3.Het geschil
Kolham Holding zijn door Edge Holding gekocht. Daarvoor is een bedrag van
€ 3.404.360,55 betaald. Als onderdeel van de koopprijs heeft Edge Holding € 1.150.000,00 aan goodwill betaald. Tijdens de onderhandelingen heeft [gedaagde] meerdere malen aangegeven dat hij vanwege zijn leeftijd en slechte gezondheid geen nieuwe meubelzaak zou gaan starten. [gedaagde] was niet bereid akkoord te gaan met een non-concurrentiebeding, maar gezien de duidelijke toezeggingen van [gedaagde] , achtte Edge Holding dit niet bezwaarlijk. Edge Holding heeft echter geconstateerd dat [gedaagde] vanaf september 2018 onder de naam Meubelhallen Veendam in Veendam een meubel- en beddenzaak exploiteert, althans daarin een zeer belangrijke rol vervult.
1 juli 1997 (ECLI:NL:HR:1997:AG1569) is overwogen dat een overeenkomst, waarbij iemand een handelsonderneming aan een ander overdraagt, zich in de regel verzet tegen een handelwijze die erop neerkomt dat de overdrager zijn rechtsopvolger concurrentie aandoet door in de directe omgeving van de overgedragen onderneming dezelfde werkzaamheden te blijven verrichten, die hij voor de overdracht in de onderneming ook reeds verrichtte. Het niet aangaan van een concurrentiebeding betekent geen vrijbrief om in strijd met een overeenkomst, of de in artikel 6:248 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bedoelde eisen van redelijkheid en billijkheid, de wederpartij concurrentie aan te doen. Volgens
Edge Holding is in casu aan de vereisten van dit arrest voldaan zodat gedaagden tekort zijn geschoten in de nakoming van de overeenkomst waarbij de aandelen aan Edge Holding zijn overgedragen.
Edge Holding (i) dat uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat
gevolmachtigde is van Meubelhuis Veendam, (ii) dat [gedaagde] in een telefoongesprek van 18 januari 2018 met een werknemer van Meubelhallen Kolham heeft aangegeven dat [gedaagde] bezig is met meubels in Veendam en dat hij een bedrijfspand in Veendam heeft gehuurd, (iii) dat [gedaagde] in een telefoongesprek met een werknemer van Meubelhallen Kolham van 25 mei 2018 heeft aangegeven dat hij de zaak op naam van zijn dochters heeft laten zetten, (iv) dat de dochters van [gedaagde] in het geheel geen ervaring hebben in de meubelbranche, (v) dat [gedaagde] leveranciers benadert om meubels aan Meubelhuis Veendam te leveren, die hij persoonlijk in ontvangst neemt, (vi) dat [gedaagde] opdracht aan een derde heeft gegeven om een laminaatvloer te leggen in het bedrijfspand van Meubelhuis Veendam, (vii) dat [gedaagde] betrokken is bij de verkoop van meubels aan klanten en (viii) dat op de website 112wagenborgen.eu een bericht is geplaatst over de opening van Meubelhuis Veendam en [gedaagde] daarop prominent in beeld is te zien.
Meubelhallen Kolham in de regio bekendheid geniet als gerenommeerde meubelzaak. Volgens Edge Holding is [gedaagde] plaatselijk bekend omdat hij 25 jaar werkzaam is geweest voor Meubelhallen Kolham. [gedaagde] heeft volgens Edge Holding in de media ook ruchtbaarheid gegeven aan zijn plannen via de regionale krant '
't Bokkeblad' en Facebook. Daarnaast wordt volgens Edge Holding regelmatig door Meubelhuis Veendam in de regiokrant geadverteerd, waarbij bij de advertenties ook een foto van [gedaagde] is te zien. Edge Holding stelt verder dat [gedaagde] meerdere medewerkers van Meubelhallen Kolham heeft geronseld om te komen werken voor Meubelhuis Veendam. Daarbij heeft [gedaagde] volgens Edge Holding gebruik gemaakt van hem bekende bedrijfsinformatie zoals verkoopcijfers en de arbeidsvoorwaarden van de betreffende werknemers. Edge Holding wijst er tot slot op dat [gedaagde] ook aandeelhouder is van Meubelhuis Veendam terwijl dit in eerdere correspondentie door de advocaat van [gedaagde] nog werd ontkend. Volgens Edge Holding heeft [gedaagde] als aandeelhouder ook een bijzondere status binnen Meubelhuis Veendam.
Edge Holding en Meubelhallen Kolham moeten worden begrepen. De dagvaarding is daarmee volgens Schuur en [gedaagde] een obscuur libel. Schuur en Laan voeren verder aan dat het onduidelijk is waarom Meubelhallen Kolham optreedt als eiseres, nu zij geen vordering(en) heeft ingesteld. Meubelhallen Kolham dient daarom sowieso niet-ontvankelijk te worden verklaard, aldus Schuur en [gedaagde] .
dat [gedaagde] zijn opties open wilde houden, zonder daar op enigerlei wijze in belemmerd te worden. Schuur en [gedaagde] betwisten dan ook dat er sprake is van wanprestatie. Volgens Schuur en [gedaagde] is tussen Schuur en Edge Holding niet afgesproken dat Schuur niet zou mogen concurreren. Onder verwijzing naar de e-mail van 30 augustus 2017 wijzen Schuur en [gedaagde] erop dat [gedaagde] de mogelijkheid open wilde houden om zijn dochters te helpen. Daar waar geen verplichting is om zich te onthouden van concurrentie, is geen sprake van tekortkoming in de nakoming, aldus Schuur en [gedaagde] . Schuur en [gedaagde] merken in dat verband nog op dat Schuur niet concurreert met
Edge Holding, maar dat hooguit Meubelhuis Veendam concurreert met Meubelhallen Kolham. Schuur en/of [gedaagde] drijven geen meubelwinkel.
erop dat er geen verband is te leggen tussen de gestelde tekortkoming en de mate van ontbinding. Er wordt volgens Schuur en [gedaagde] niet aangetoond waarom de gestelde wanprestatie zonder meer een vermindering van de kooprijs met zich zou moeten brengen van € 1.150.000,00. Over goodwill is nooit gesproken. Verder wijzen Schuur en [gedaagde] er in dit verband nog op dat [gedaagde] geen enkele overeenkomst met Edge Holding heeft gesloten en het hen onduidelijk is in welk opzicht [gedaagde] tekort zou zijn geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. Voorts betwisten Schuur en [gedaagde] dat er sprake is van schade. Schuur en [gedaagde] wijzen erop dat uit het arrest van de Hoge Raad van 2 december 1994 (ECLI:NL:HR:1994:ZC1564) volgt dat aandeelhouders van een vennootschap in beginsel geen rechtstreekse aanspraak hebben jegens een derde die een onrechtmatige daad heeft gepleegd of toerekenbaar tekort is geschoten jegens deze vennootschap, ingeval de aandeelhouder als gevolg van een verslechterde vermogenspositie van die vennootschap uiteindelijk schade zou hebben geleden ("afgeleide schade"). Schuur en [gedaagde] voeren aan dat Edge Holding niet duidelijk heeft gemaakt waarom deze regel in casu enige uitzondering zou vormen.
4.De beoordeling
Obscuur libel?
Edge Holding en Meubelhallen Kolham is. Ten aanzien van de dagvaarding kan niet gezegd kan worden dat Schuur en [gedaagde] zich daartegen onvoldoende hebben kunnen verdedigen. Dat Schuur en [gedaagde] het met de inhoud van de dagvaarding niet eens zijn of van mening is dat Edge Holding en Meubelhallen Kolham onvoldoende hebben gesteld, maakt de dagvaarding naar het oordeel van de rechtbank nog geen obscuur libel.
Strohallen en later (bij het aangaan van de aanvullende overeenkomst) Edge Holding er vóór het sluiten van de overeenkomsten van 7 juli en 16 oktober 2017 terdege van op de hoogte waren dat Schuur mogelijk bezig zou willen blijven binnen de meubelbranche.
30 augustus 2017 de optieovereenkomst en aanvullende overeenkomst hebben gesloten zonder daarin ook een non-concurrentiebeding overeen te komen, kan Edge Holding naar het oordeel van de rechtbank niet na het sluiten daarvan alsnog aanspraak daarop maken.
Voor zover daar behoefte aan bestaat wil cliënte overigens wel bevestigen dat zij zich niet onrechtmatig jegens uw cliënten zal gedragen",in de brief zoals genoemd in rov. 2.9, kan naar het oordeel van de rechtbank ook niet als toezegging om zich te onthouden van concurrentie in de meubelbranche worden aangemerkt.
€ 1.150.000,-- hetzelfde lot.
Ten slotte is niet gesteld of gebleken dat Schuur/ [gedaagde] actief klanten heeft benaderd die (voorheen) bij Meubelhallen Kolham kochten. Gelet op het voorgaande is onvoldoende gesteld en gebleken dat sprake is van een onrechtmatige gedraging zijdens Schuur/ [gedaagde] jegens Edge Holding. In zijn algemeenheid is het verrichten van concurrerende werkzaamheden immers toegestaan.
7.712,00(2 punt × tarief € 3.856,00)