Op 18 juli 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen de Natuur- en Landschapsvereniging als verzoekster en het college van gedeputeerde staten van de provincie Fryslân als verweerder. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een aanwijzingsbesluit voor snelvaargebieden, specifiek de pilot Burgumer Mar voor de periode 2019-2020. Het bestreden besluit, dat op 4 juni 2019 is genomen, werd door de verzoekster betwist, waarbij zij aanvoerde dat de effectuering van het besluit onomkeerbare gevolgen zou kunnen hebben.
De voorzieningenrechter overwoog dat, ondanks eerdere mededelingen dat het besluit niet zou worden uitgevoerd vanwege uitvoeringsproblemen, uit het verweerschrift van 16 juli 2019 bleek dat de pilot voor het snel varen op een deel van het Burgumer Mar reeds was gestart. Dit leidde tot de conclusie dat de verweerder niet bereid was om de uitvoering van het besluit op te schorten. Gezien de mogelijke onomkeerbare gevolgen voor de verzoekster, oordeelde de voorzieningenrechter dat de belangen van de verzoekster onevenredig benadeeld zouden worden als de effectuering van het besluit niet werd opgeschort.
Daarom besloot de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij het bestreden besluit werd geschorst tot de dag van de verzending van de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening. De partijen werden uitgenodigd om op 29 juli 2019 op een zitting te verschijnen, waar verder zou worden bekeken of de voorlopige voorziening moest worden opgeheven of gewijzigd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 juli 2019, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.