ECLI:NL:RBNNE:2019:3213

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2019
Publicatiedatum
23 juli 2019
Zaaknummer
LEE 19-2208
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake aanwijzingsbesluit pilot snel varen Burgumer Mar

Op 18 juli 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen de Natuur- en Landschapsvereniging als verzoekster en het college van gedeputeerde staten van de provincie Fryslân als verweerder. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een aanwijzingsbesluit voor snelvaargebieden, specifiek de pilot Burgumer Mar voor de periode 2019-2020. Het bestreden besluit, dat op 4 juni 2019 is genomen, werd door de verzoekster betwist, waarbij zij aanvoerde dat de effectuering van het besluit onomkeerbare gevolgen zou kunnen hebben.

De voorzieningenrechter overwoog dat, ondanks eerdere mededelingen dat het besluit niet zou worden uitgevoerd vanwege uitvoeringsproblemen, uit het verweerschrift van 16 juli 2019 bleek dat de pilot voor het snel varen op een deel van het Burgumer Mar reeds was gestart. Dit leidde tot de conclusie dat de verweerder niet bereid was om de uitvoering van het besluit op te schorten. Gezien de mogelijke onomkeerbare gevolgen voor de verzoekster, oordeelde de voorzieningenrechter dat de belangen van de verzoekster onevenredig benadeeld zouden worden als de effectuering van het besluit niet werd opgeschort.

Daarom besloot de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij het bestreden besluit werd geschorst tot de dag van de verzending van de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening. De partijen werden uitgenodigd om op 29 juli 2019 op een zitting te verschijnen, waar verder zou worden bekeken of de voorlopige voorziening moest worden opgeheven of gewijzigd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 juli 2019, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Bestuursrecht
locatie Groningen
zaaknummers: LEE 19/2208

uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 juli 2019 in de zaak tussen

de Natuur- en Landschapsvereniging [verzoekster]gevestigd te [plaats] ([plaats]), verzoekster,
(gemachtigde: [naam]),
en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Fryslân, verweerder,

(gemachtigde: mr. I.J. Wind-Middel).
Als
derde-partijheeft aan het geding deel genomen: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tytsjerksteradiel, derde-belanghebbende.

Procesverloop

Bij besluit van 4 juni 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder, onder weerlegging van de zienswijze van verzoekster, het aanwijzingsbesluit betreffende de aanwijzing van snelvaargebieden pilot Burgumer Mar 2019-2020 vastgesteld.
Tegen het bestreden besluit heeft verzoekster beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder het procedurenummer LEE 19/2209. Tevens heeft verzoekster bij brief van 13 juni 2019 de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 8:83 van de Awb.
Overwegingen
1. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter als kennelijk gegrond te worden toegewezen.
2. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat, in tegenstelling tot de telefonische uitlatingen van vrijdag 12 juli 2019, waarin te kennen is gegeven dat het bestreden besluit niet zal worden geëffectueerd in verband met uitvoeringsproblemen, uit het op 16 juli 2019 ingediende verweerschrift blijkt dat de pilot voor wat betreft het snel varen op een deel van het Burgumer Mar daadwerkelijk is gestart. Dit brengt met zich dat verweerder niet bereid is om de effectuering van het bestreden besluit dan wel de uitvoering van de werkzaamheden op te schorten, totdat op het aanhangige verzoek is beslist. Gelet op het feit dat een afwijzing van het verzoek mogelijk tot onomkeerbare gevolgen zal leiden, voordat een voorlopig oordeel kan worden gegeven over de rechtmatigheid van het besluit, moet onder deze omstandigheden worden geoordeeld dat de belangen van verzoekster onevenredig kunnen worden benadeeld indien de effectuering van het bestreden besluit dan wel de uitvoering van de werkzaamheden niet wordt opgeschort.
3. Voorts is hierbij in aanmerking genomen dat partijen zullen worden uitgenodigd om op 29 juli 2019 op een zitting bij de voorzieningenrechter te verschijnen. Vervolgens zal worden bezien of aanleiding bestaat tot het opheffen dan wel het wijzigen van de thans te treffen voorlopige voorziening.
4. Gelet op de voorgaande overwegingen bestaat er aanleiding een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat het bestreden besluit wordt geschorst tot en met dag van de verzending van de uitspraak van de voorzieningenrechter op het aanhangige verzoek om voorlopige voorziening.
Beslist wordt als volgt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van 4 juni 2019 van verweerder tot en met de dag van de verzending van de uitspraak van de voorzieningenrechter op het aanhangige verzoek om voorlopige voorziening
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.F. Bruinenberg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.L.A. van Kats als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2019.
De griffier De voorzieningenrechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.