ECLI:NL:RBNNE:2019:3063

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 juli 2019
Publicatiedatum
15 juli 2019
Zaaknummer
18/830054-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Behandeling van brandstichting door verdachte met geestelijke stoornis en oplegging van psychiatrische maatregel

Op 9 juli 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 april 2019 in Groningen brand heeft gesticht in haar woning. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, geboren in 1962 en thans gedetineerd in Zwolle, lijdt aan een ziekelijke stoornis van haar geestvermogens, waardoor het bewezen verklaarde feit niet aan haar kan worden toegerekend. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat zij een einde aan haar leven wilde maken, wat de rechtbank als een indicatie van haar geestelijke toestand beschouwde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met brandbare materialen, wat gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omwonenden met zich meebracht. Ondanks de bewezenverklaring van de brandstichting, heeft de rechtbank geconcludeerd dat de verdachte niet strafbaar is, gezien haar geestelijke toestand. De rechtbank heeft de maatregel opgelegd dat de verdachte voor een termijn van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis moet worden geplaatst, op basis van de adviezen van gedragsdeskundigen die de psychische toestand van de verdachte hebben beoordeeld.

De rechtbank heeft de artikelen 37 en 157 van het Wetboek van Strafrecht toegepast en heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, maar gelast dat zij in een psychiatrisch ziekenhuis wordt behandeld. De beslissing is genomen na zorgvuldige overweging van de rapportages van de psychiater en psycholoog, die hebben geadviseerd om de verdachte een gedwongen klinische behandeling op te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830054-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 juli 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in Zwolle PPC te Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 juli 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Huistra, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 03 april 2019 te Groningen opzettelijk, in/aan de (boven)woning [straatnaam], brand heeft gesticht door achter/tegen de voordeur en/of in woonkamer, in elk geval op meerdere plekken, open vuur in aanraking te brengen met papier, hout/(voor)deur, vloerbedekking, gordijn(en) en/of met een brandbare stof, en/of (daarbij) de gaskra(a)n(en) open te draaien, ten gevolge waarvan dat/die papier, hout/deur, vloerbedekking, gordijnen, en/of woninginventaris geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die woning(inventaris) en/of belendende percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor in die belendende percelen aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in die belendende percelen aanwezige perso(o)n(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het feit kan worden bewezen. Ten aanzien van de strafbaarheid daarvan heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat
de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 4 april 2019, opgenomen op pagina 18 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019083494 d.d. 24 april 2019, inhoudend de verklaring van [getuige];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek woning
d.d. 21 april 2019, opgenomen op pagina 51 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij op 3 april 2019 te Groningen opzettelijk in de bovenwoning [straatnaam], brand heeft gesticht door achter/tegen de voordeur en in de woonkamer open vuur in aanraking te brengen met papier, ten gevolge waarvan dat papier gedeeltelijk is verbrand en daarvan gemeen gevaar voor die woning(inventaris) en belendende percelen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in die belendende percelen aanwezige personen te duchten was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage van 6 juni 2019, opgemaakt door drs. A.W.M.M. Stevens, psychiater en op de psychologische onderzoeksrapportage van 29 mei 2019, opgemaakt door
drs. A.J. Klumpenaar, psycholoog.
De conclusies van deze rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een ongespecificeerde schizofreniespectrum of ander psychotische stoornis en, naar het oordeel van de psycholoog, een stoornis in het gebruik van cannabis (licht). Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. Zij was dusdanig psychotisch dat zij niet meer in staat was helder te denken en de consequenties van haar handelen te overzien. Beide gedragsdeskundigen hebben de rechtbank geadviseerd het tenlastegelegde niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte niet kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve niet strafbaar en zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

Motivering van de maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor een termijn van een jaar.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet tegen plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis verzet.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft 's avonds laat brand gesticht in haar woning door een stapel papier bij haar voordeur aan te steken. Door haar handelen heeft zij schade aan de deur veroorzaakt en een gevaarlijke situatie in het leven geroepen, niet alleen voor zichzelf, maar ook voor omwonenden. Haar buren lagen op dat moment te slapen in hun slaapkamer direct naast de voordeur van verdachte. Verdachte is door de brandweer uit haar huis gehaald. Ter zitting heeft zij verklaard dat zij een einde aan haar leven wilde maken.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat het bewezen verklaarde niet aan verdachte kan worden toegerekend wegens de ziekelijke stoornis van haar geestvermogens. Aan haar kan dan ook geen straf worden opgelegd. Omdat verdachte gevaarlijk is voor de algemene veiligheid van personen of goederen, zal de rechtbank de maatregel als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) opleggen en gelasten dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst voor de termijn van een jaar.
De rechtbank heeft haar oordeel gegrond op het advies van de gedragsdeskundigen Stevens en Klumpenaar, voornoemd. Beide deskundigen hebben de rechtbank geadviseerd om verdachte een gedwongen klinische behandeling in een psychiatrisch ziekenhuis op te leggen.
De deskundige Klumpenaar heeft het advies als volgt in het rapport toegelicht, zakelijk weergegeven:
Op de dag van het tenlastegelegde is het aannemelijk dat verdachte psychotisch is geweest. Op het moment dat verdachte psychisch stabiel functioneert, is de kans op recidive laag. Ten tijde van een psychotische ontregeling neemt het risico toe tot matig.
Het is van belang dat de psychische toestand van verdachte gestabiliseerd wordt en medicatie lijkt daarin een basisvoorwaarde. Daarnaast is psycho-educatie over de stoornis van belang aangezien er nog weinig sprake is van ziekte-inzicht. Ook moet er aandacht zijn voor het middelengebruik en voor de sociaal-maatschappelijke inbedding. Geadviseerd wordt om de behandeling te starten in een kliniek en verdachte na een relatief korte klinische periode ambulant verder te behandelen en te begeleiden.
Ook de reclassering heeft in haar rapport d.d. 26 juni 2019 geadviseerd verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen conform artikel 37 Sr.
De rechtbank kan zich met de inhoud en de conclusies van de adviezen verenigen en neemt deze over.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 37 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld, maar verdachte daarvoor niet strafbaar.
Ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de termijn van één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. O.J. Bosker en
mr. M.B.W. Venema, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 juli 2019.